29

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 12 | 2020 SERIE 29 voorziening in Oorlogstijd (RBVVO), en secretaris-generaal van Economische Zaken Hans Max Hirschfeld (departement van Landbouw en Visserij alsook Handel, Nijverheid en Scheepsvaart). Zij speelden de gehele oorlog een cruciale rol in de voedselvoorziening. TWINTIGDUIZEND AMBTENAREN Het voedselapparaat was grotendeels een voortzetting van de vooroorlogse organisatie, maar ondergeschikt aan de Duitse Hauptabteilung Ernährung und Landwirtschaft. Zo bleven de Provinciale Voedselcommissarissen, aangesteld in augustus 1939, verantwoordelijk voor de provinciale organisatie en inspectie van de landbouw, en behielden Plaatselijke Bureauhouders lokale verantwoordelijkheid voor ieder distributiedistrict. Het Centraal Distributiekantoor regelde alles wat met distributie te maken had. Het bureaucratische voedselsysteem groeide enorm. Landelijk waren, exclusief de duizenden medewerkers van lokale distributiekantoren, meer dan twintigduizend ambtenaren betrokken bij de voedselvoorziening. Onder leiding van Louwes namen de Nederlandse voedselambtenaren alle mogelijke maatregelen om de voedselvoorziening op een zo hoog mogelijk niveau te houden. De aangelegde reserves bleken hiervoor van onschatbare waarde. Een omvangrijke agrarische transitie naar zelfvoorziening was door het verlies van de import echter onvermijdelijk. Deze omschakeling hield een drastische vermindering in van de varkens- en pluimveestapel. Tegelijkertijd moest de verbouwing van gewassen toenemen, specifiek van voedsel dat veel koolhydraten bevat, zoals aardappelen en broodgraan. Louwes vatte deze transitie kernachtig samen: ‘De voeding van het Nederlandse volk moest kwalitatief worden verlaagd om kwantitatief eenigszins voldoende te blijven.’ De uitgebreide vooroorlogse voorbereidingen en het goed functionerende distributieapparaat, tezamen met de beperkte omvang van de zwarte markt en relatief lage exporteisen vanuit Duitsland, voorkwamen tot de herfst van 1944 ernstige voedseltekorten, met officiële rantsoenen die net iets onder het Duitse niveau lagen. De meeste andere bezette landen hadden het een stuk slechter. De levensstandaard in Nederland mocht niet beneden Duits niveau zakken HONGERWINTER In 1944 begon de geallieerde opmars steeds meer invloed te krijgen op het Nederlandse voedselsysteem. De Duitsers zetten grote delen landbouwgrond onder water, confisqueerden transportmiddelen en zware machines, en voerden de eisen voor de Arbeidsinzet op. Na 17 september 1944, het begin van de geallieerde Operatie Market Garden, dreigde ernstige schade voor de voedselvoorziening. Het offensief over de Rijn, bij Arnhem, bleek echter de spreekwoordelijke ‘brug te ver’. Een Duitse tegenaanval dwong de laatste geallieerde troepen al op 25 september terug te trekken. Operatie Market Garden was mislukt en de noordelijke provincies zouden tot het voorjaar van 1945 bezet blijven. Vaak wordt gedacht dat de Duitse bezetter vervolgens bewust hongersnood heeft gecreeerd, om zo het Nederlandse verzet te breken. In werkelijkheid was de hongersnood in stedelijk West-Nederland het gevolg van een opeenstapeling van verschillende transport- en distributieproblemen, waaronder de Nederlandse spoorwegstaking, een tijdelijk Duits verbod op scheepsvervoer en een hevige vorstperiode, gecombineerd met ernstige brandstofschaarste, Duitse inbeslagname van transportmiddelen en het langdurig uitblijven van geallieerde noodhulp. De belangrijkste taak van de Nederlandse voedselambtenaren tijdens de ‘Hongerwinter’ was hervatting van het gecentraliseerde distributiesysteem. De sleutel tot herstel was de mobilisatie van transport, maar dat ging door de Duitse inbeslagnames, ondergedoken vervoerders en groeiende brandstoftekorten uiterst moeizaam. Bovendien waren veel boeren het vertrouwen in het distributiesysteem verloren en hielden ze liever voedsel achter voor de

30 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication