41

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 12 | 2020 ACHTERGROND 41 in je nek zitten te hijgen, wat is dan je motivatie om te gaan werken en meer te verdienen?’ Divosa (de vereniging voor gemeentelijke directeuren in het sociaal domein) becijferde bovendien dat het saneringskrediet effectiever is: 75 procent van de uitstromers bij een schuldbemiddeling is aan het einde schuldenvrij tegenover 93 procent bij het saneringskrediet. Toch wordt volgens cijfers van de NVVK de schuldbemiddeling nog steeds ruim anderhalf keer zo vaak ingezet als het saneringskrediet. Bij de Kredietbank Nederland ligt de ratio anders, daar werd in 2018 dubbel zo vaak gekozen voor schuldsanering dan voor schuldbemiddeling. De Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam werkt zelfs alleen nog maar met saneringskredieten. Het saneringskrediet heeft dus voordelen ten opzichte van andere instrumenten, maar volgens Marco Florijn, voorzitter van de NVVK, kan het nog beter. ‘Het is nu zo ouderwets. We zeggen: bemiddelen of krediet, het ziet er zo uit en dat product moet je afnemen. Dat moet anders omdat maatwerk motiveert.’ Florijn stelt voor om de vorm variabel te maken. Nu duurt het afbetalen van het krediet altijd drie jaar, maar dat zou ook langer (met een lager aflosbedrag) of korter (om eerder klaar te zijn) moeten kunnen. Of met elk jaar een paar maanden aflossingspauze bijvoorbeeld. ‘Als wij er een toffer product van maken wordt het toegankelijker, en dan kloppen mensen eerder bij ons aan.’ CALVINISTISCHE INSLAG Schuldeisers gaan steeds vaker mee met een saneringskrediet, maar hebben ook bezwaren. Soms zijn die niet economisch maar moreel van aard. Sommige gemeenten vinden een saneringskrediet een ‘te makkelijke uitweg’, bleek uit onderzoek van adviesbureau KWINK Groep. Daarmee zouden schuldenaren niet voldoende ‘leren anders te budgetteren’. Daar staat tegenover dat er bij een saneringskrediet wel degelijk voorwaarden gesteld worden aan de schuldenaar. Bovendien zijn er ook in dat geval instrumenten vanuit de gemeentelijke schuldhulpverlening om mensen te trainen in financiële zelfredzaamheid en nazorg te bieden waardoor recidive wordt voorkomen. Ook een enkele schuldeiser geeft aan een minnelijke regeling te ‘makkelijk’ te vinden en liever op de strengere Wsnp aan te sturen – zelfs als dat betekent dat een kleiner deel van de vordering betaald kan worden. Hans van der Meulen herkent die ‘calvinistische inslag’ (‘Schuldenaren mogen wel even op de blaren zitten’), hoewel hij daarin wel een kentering ziet. ‘Er wordt ‘Er wordt steeds meer gedacht: hoe helpen we de klant doelmatig?’ ook steeds meer gedacht: hoe helpen we de klant doelmatig?’ Een schuldregelaar van de Kredietbank Nederland merkt op dat de overheid, naast banken, één van de meest starre schuldeisers kan zijn, vooral als er sprake lijkt te zijn van ‘kwade trouw’. Wie bijvoorbeeld niet aan de inlichtingenplicht van de sociale dienst voldoet, krijgt geen akkoord op een finale kwijting. ‘Banken halen wat er te halen valt, maar bij de overheid spelen er ook morele principes. Schulden maken, daar vinden ze nog wel eens wat van.’ Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VVD) heeft al laten weten dat ze ook de voordelen van het saneringskrediet inziet, maar is nog niet overtuigd dat financiële risico’s de grootste drempel vormen: ‘De vraag is of het ook nog binnen de bestaande mogelijkheden kan worden opgelost.’ Ze heeft toegezegd in gesprek te gaan met onder andere de NVVK om uit te zoeken of een landelijk garantiefonds inderdaad wenselijk is. Twee onderzoeken die tot nu toe uitgevoerd zijn (door KWINK Groep en door Schut), wijzen er voorlopig op dat het niet zozeer de daadwerkelijke financiële risico’s zijn die gemeenten ervan weerhouden het saneringskrediet vaker in te zetten, als wel de onbekendheid van die risico’s. Gebrekkige kennis over de voor- en nadelen van het instrument, en daarnaast morele argumenten, spelen ook een rol. Het informeren van gemeenten zou in dat opzicht al voldoende kunnen zijn. STEEDS MEER SANERINGSKREDIET Hoewel sommige gemeenten nog helemaal niet met het saneringskrediet werken, is er ook een aantal dat juist sterk inzet op dit instrument. De Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam, bijvoorbeeld, gebruikt de schuldbemiddeling alleen nog maar bij hoge uitzondering, wanneer het inkomen van een debiteur ‘aantoonbaar’ en ‘ingrijpend’ zal veranderen binnen drie jaar. Dat gebeurt in de praktijk in maximaal 1 procent van alle gevallen. De kredietbank noemt bekende redenen: het biedt de burger meer perspectief om te werken aan een schuldenvrije toekomst. Maar ook schuldeisers ‘juichen het saneringskrediet toe’, laat de kredietbank weten. Dit omdat de ervaring leert dat schuldbemiddeling in de praktijk helemaal niet (veel) meer oplevert: ‘Door de armoedeval leiden inkomstenverbeteringen vaak sneller tot lagere dan tot hogere aflossingsruimte.’ De Gemeentelijke Kredietbank Rotterdam werkt sinds halverwege 2019 volgens het mantra ‘saneringskrediet, tenzij…’. Ook de Kredietbank Limburg stapte per 1 oktober 2019 over op beleid waarbij zoveel mogelijk op het saneringskrediet wordt ingezet. De enige uitzondering is wanneer ‘echte inkomensverbetering’ binnen één jaar wordt verwacht. Uit data verzameld bij de leden van de NVVK blijkt dat het aandeel saneringskredieten ten opzichte van schuldbemiddeling de afgelopen jaren langzaam toeneemt. Wel zijn er geografische verschillen. In de vier grote steden bestaan de schuldregelingen voor ongeveer twee derde uit saneringskredieten en voor één derde uit schuldbemiddeling. Maar bij de landelijke cijfers is die verhouding precies andersom.

42 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication