23

e d BINNENLANDS BESTUUR -WEEK 22 | 2020 MICHEL KNAPEN JURIDISCH 23 Een ambtenaar van het ministerie van Justitie IN DE CLINCH en Veiligheid verrichtte tijdens haar arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden in een bedrijf. Háár bedrijf? Nee hoor, van haar zus. Waarom werd ze toch ontslagen? NEVENFUNCTIE STOND GEWOON OP FACEBOOK In de week dat Madina Ayoubh* haar tienjarig jubileum viert bij het ministerie van Justitie en Veiligheid, wordt ze op het matje geroepen. Er zijn aanwijzingen dat ze zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Dat zal ze weten: ze krijgt de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, maar ook wordt ontslag verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte – ze zit al enige tijd thuis. Het strafontslag krijgt ze omdat ze vakanties heeft gehouden zonder verlof te vragen aan haar leidinggevende. Verder voert Ayoubh, zo denkt de minister tenminste, een bedrijf in Marokkaanse gelegenheidskleding en zou ze zich bezighouden met andere bedrijfsactiviteiten zonder toestemming voor deze nevenfunctie te vragen. Tot slot handelt ze in strijd met de re-integratieverplichtingen. Er mocht van haar worden verwacht dat ze zich beschikbaar hield voor haar werk op het ministerie, en nu ze ‘ander werk’ deed schaadde dat mogelijk haar herstel. Dat zijn serieuze aantijgingen. Ayoubh zelf vat het allemaal lichter op. Neem dat kledingbedrijf – dat is niet van haar, maar van haar zus. Dat vertelt Ayoubh tenminste tegen de rechtbank Gelderland, waar ze in beroep gaat tegen het ontslagbesluit. Die vindt haar verhaal weinig geloofwaardig. De rechtbank heeft immers goed op Facebook gekeken. Op de accounts van Madina Ayoubh en het kledingbedrijf staan allerlei berichten en foto’s op basis waarvan de rechtbank concludeert dat Ayoubh ne‘Mijn zus deed dat’ – dát gelooft de rechtbank dus niet venwerkzaamheden heeft verricht door het voeren van een bedrijf en het beheren van de daarbij behorende Facebookpagina. Van groot belang daarbij is dat het bedrijf is vernoemd naar de dochter van Ayoubh, dat de vestigingsplaats tevens de woonplaats van Ayoubh is, dat beide Facebookaccounts veel foto’s bevatten van Ayoubh en haar dochter en dat op het Facebookaccount van het bedrijf als contactnummer het telefoonnummer van Ayoubh is vermeld zoals dat bij haar werkgever bekend is. ‘Mijn zus deed dat’ – dát gelooft de rechtbank dus niet. ADVERTENTIE Facebook verraadt meer. Zo blijkt dat Ayoubh vakanties en uitstapjes heeft gemaakt, ook ten behoeve van haar bedrijf. Zo was ze in 2014, 2015 en 2017 steeds enige tijd in Marokko. Daarvoor was geen toestemming verleend door haar leidinggevende en de tripjes waren niet afgestemd met de bedrijfsarts. Zeer ernstig plichtsverzuim, oordeelt de rechtbank. Het strafontslag is terecht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt hetzelfde in zijn uitspraak van 16 april 2020. Ook voor de Raad is geen andere conclusie mogelijk dan dat Ayoubh tijdens haar arbeidsongeschiktheid werkzaamheden heeft verricht voor het bedrijf. Zij brengt nog enkele e-mails en Facebookberichten te berde die haar ‘onschuld’ moeten aantonen, maar die dateren van na het moment waarop Ayoubh in kennis is gesteld van het vermoeden van plichtsverzuim – daar hecht de Raad weinig waarde aan. Ook niet aan de bewering van Ayoubh dat zij in 2017 in Parijs was voor behandeling: een leugen, zij was toen in Marokko. Ayoubh heeft nog de mogelijkheid gekregen om te bewijzen dat het bedrijf echt op naam van haar zus stond, maar dat heeft ze niet geleverd. Dat Ayoubh ‘beletselen’ heeft ervaren om dit bewijs te vergaren, komt voor haar rekening. Het netwerk dat haar klanten moest opleveren, heeft haar uiteindelijk haar baan gekost. * De naam is gefingeerd. ECLI:NL:CRVB:2020:969

24 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication