BINNENLANDS BESTUUR -WEEK 26 | 2020 MICHEL KNAPEN JURIDISCH 25 Een ambtenaar van de Belastingdienst heeft IN DE CLINCH twee woonadressen: zijn eigen en dat van zijn partner, met wie hij een lat-relatie heeft. Voor beide adressen wil hij zijn mobiliteitskaart gebruiken; die is bedoeld voor het woon-werkverkeer. Meet zijn werkgever met twee maten? MOBILITEITSKAART WAS NIET VOOR LAT-RELATIE Het is augustus 2018 wanneer belastingambtenaar Koos Genderen* zijn teamleider schriftelijk verzoekt om zijn mobiliteitskaart Shuttel ook te mogen gebruiken voor het woon-werkverkeer van en naar het woonadres van zijn partner in Leiden, waar hij regelmatig verblijft. Dat wordt afgewezen. Maar Genderen wijst op het Verplaatsingskostenbesluit. Daarin wordt gesproken van ‘woonplaats’, en volgens Genderen valt daaronder ook de woning van zijn partner. Het is immers niet meer van deze tijd om alleen uit te gaan van het woonadres waarop de reizende werknemer staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Dat besluit dateert van 1989, maar sindsdien hebben steeds meer mensen een lat-relatie en maken daarbij gebruik van twee woningen. Genderen wijst op een andere opmerkelijke regel uit dat Besluit: dat kent maar één plek van tewerkstelling, maar door flexibele werkplekken werken collega’s ook op andere locaties. En voor deze reizen is het gebruik van de mobiliteitskaart wel toegestaan. Kortom, zijn werkgever meet met twee maten: het huisadres wordt strikt juridisch geïnterpreteerd, het werkadres veel ruimer, in het voordeel van de werkgever. De staatssecretaris van Financiën, Genderens werkgever, blijft erbij: als Genderen naar zijn partner wil is dat een privéreis, waarvoor de mobiliteitskaart niet is beHet huisadres wordt strikt juridisch geïnterpreteerd doeld. En voor de plaats van tewerkstelling gelden nu eenmaal andere regels, zodat dat op meerdere plaatsen kan zijn. Vergelijkbare regels zijn er niet voor het begrip woonplaats. Ook volgens de rechtbank Gelderland biedt het Verplaatsingskostenbesluit geen ruimte om uit te gaan van een andere woonplaats dan Genderens BRP-adres in Ede. Genderen kan wel stellen dat het steeds vaker voorkomt dat mensen een lat-relatie aangaan waarbij feitelijk gebruik wordt gemaakt van twee woningen, maar daarmee valt nog niet het adres van een partner onder het Besluit. Ook vóór 1989 (toen het Besluit in werking trad) kwamen lat-relaties voor, maar toch maakte de regelgever daarvoor geen uitzodering. ADVERTENTIE En dat in andere regels wordt uitgegaan van een andere invulling van het begrip woonplaats, betekent nog niet dat dit ook moet gebeuren in het Besluit. Dat geldt ook voor de plek van tewerkstelling: dat dat er meerdere kunnen zijn, wil niet zeggen dat dit moet gelden voor de woonplaats. Genderen en zijn partner moeten zelf invulling geven aan hun lat-relatie en de daarmee samenhangende woonsituatie. Bijvoorbeeld: in het weekend op één adres verblijven en op werkdagen vanuit hun ‘eigen’ huis naar het werk reizen, suggereert de rechtbank (uitspraak 22 mei 2020). De werkgever is niet gebonden aan de manier waarop een werknemer zijn relatie invult, en hoeft daarvoor niet te betalen. Dat Genderen zelf opdraait voor de reiskosten (hij vindt dat ‘schrijnend’) als hij ervoor kiest om op een werkdag vanuit Leiden naar zijn werk te reizen, terwijl dat vanuit Ede ‘gratis’ met zijn mobiliteitskaart kan, is gewoon redelijk. Maar collega’s hadden wél van hun leidinggevenden toestemming om de mobiliteitskaart ruimer te gebruiken, werpt Genderen tegen. Omdat hij de namen van die collega’s niet wil (of kan) noemen, voldoet hij niet aan de op hem rustende bewijslast om een geslaagd beroep te doen op het gelijkheidsbeginsel. Reizen naar zijn lief moet hij zelf betalen, niet de staat. * De naam is gefingeerd. ECLI:NL:RBGEL:2020:2650
26 Online Touch Home