138

van een gebeurtenis waarop ministeries en andere overheden snel en feilloos moesten reageren. Een vanzelfsprekendheid, maar wel een die flexibiliteit van de organisatie verreist, waarbij (op korte termijn, maar ook op structurele basis) een fit tussen de vraag en het aanbod binnen de organisatie dient te bestaan. Om mee te gaan in de veranderingen van deze tijd, wordt van de medewerker verwacht dat hij in staat en bereid is om van functie te veranderen, oftewel mobiel te zijn (SCP, 2015). Naast de flexibiliteit is ook een stevige productiviteit een eis die wordt gesteld aan het openbaar bestuur. Wie tijdens zijn loopbaan regelmatig van werk verandert, is waarschijnlijk ook pro ductiever (SCP, 2015) en voor de organisatie daarmee veel beter, breder en succesvoller inzetbaar dan wie dat niet doet. Dus wederom is mobiliteit daarmee geen doel op zich, maar een middel om een hoger aanpassingsvermogen van het openbaar bestuur te realiseren en bij te dragen aan de inzetbaarheid van de individuele medewerker. Het belang van personeelsmobiliteit lijkt ons duidelijk, nu wellicht meer dan ooit tevoren. Dit artikel geeft dan ook antwoord op de centrale vraag: hoe is het gesteld met de personeelsmobiliteit en waar kunnen we op verbeteren? 2. PERSONEELSMOBILITEIT IN HET OPENBAAR BESTUUR: DE STAND VAN ZAKEN. Voordat we kijken naar hoe het gesteld is met de personeelsmobiliteit binnen de verschillende sectoren van het openbaar bestuur, is het goed om het begrip af te bakenen. Mobiliteit (of personeelsmobiliteit) definiëren we als: (interne of externe) positieverandering gedurende de loopbaan (SCP, 2005). Om een antwoord te geven op de centrale vraag kijken we eerst naar het complete plaatje. Hoe is het gesteld met de mobiliteit van de openbaarbestuurmedewerker? Verschillende ontwikkelingen raken de mobiliteit. Zoals eerder beschreven krimpt het openbaar bestuur onder druk van taakstellingen en bezuinigingen in een tijd dat er tevens verminderde arbeidsmarktperspectieven voor medewerkers bestaan. Hierdoor is er weinig instroom en weinig natuurlijke uitstroom. Het aantal dienstjaren zal onder invloed hiervan toenemen. Jongeren worden dubbel geraakt doordat er weinig instroommogelijkheden en vaker tijdelijke contracten zijn, en bij reorganisaties zijn ze vaak als eerste boventallig. Dit heeft als consequentie dat het werk in het openbaar bestuur nu en in de toekomst voor een groot deel door dezelfde medewerkers gedaan wordt. Ten aanzien van deze groep is er reden voor zorg. Uit onderzoek blijkt dat hun mobiliteit laag is (en 136 MOBILITEIT IN TURBULENTIE

139 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication