147

loopt en zelf niet van plan is om een andere baan te zoeken. Het is nog zorgelijker dat er overheidsorganisaties zijn waarbij bijna een kwart van het personeel ‘het niet ziet zitten’. Wat dit betekent voor het aanpassingsvermogen en (daarmee ook) de kwaliteit van de dienstverlening, spreekt voor zich. Vooral binnen organisaties met een maatschappelijke taak, betaald uit maatschappelijke middelen, is dit een zeer onwenselijk situatie. Een andere conclusie die perspectief biedt, is de significante rol van de leidinggevende in de problematiek van de vastloper. Dit biedt mogelijkheden. Welbewust sturen op mobiliteit door de leidinggevende maakt mogelijk het verschil tussen berusting in het vastzitten en actief zoekgedrag. Ook al garandeert actief zoekgedrag niet het vinden van een andere baan, niet actief zoeken levert in ieder geval geen andere baan op. Onze boodschap is dan ook dat, los van de situatie op de arbeidsmarkt, de sleutel ligt bij de (direct) leidinggevenden. Vooral het middenmanagement kan veel doen om actief arbeidsmarktgedrag te stimuleren, wat een voorwaarde is voor mobiliteit. Een goed begin is het aangaan van het gesprek met de werknemer, en de werknemer met de leidinggevende. Wij sluiten af met een concrete vraag die iedereen zichzelf kan stellen: ben ik een vastloper of ken ik een vastloper? Ons advies: maak het concreet en sla de uitkomsten van uw medewerkersonderzoek erop na. Hoe stroken binnen uw organisatie de twee elementen ‘ik ben tevreden of ontevreden met onder andere mijn baan, de inhoud en de organisatie’ en ‘ik ben wel of niet mobiel’? Onze inschatting is dat, gezien de steeds strengere eisen die aan de overheid en haar aanpassingsvermogen worden gesteld in het licht van de aanhoudende hervormingen en bezuinigingen, hier de grote uitdaging van de komende jaren voor onze interne organisatie en ons personeelsbeleid ligt. Dit artikel is gebaseerd op de bevindingen uit het onderzoek naar arbeidsmobiliteit “Werken is bewegen, arbeidsmobiliteit in het openbaar bestuur’ in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015 145

148 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication