17

6 DE NEDERLANDSE AMBTENAAR EN DE EU Het laatste deel van deze Staat van de Ambtelijke Dienst, deel V, gaat in op het vak van ambtenaar en vergelijkt de Nederlandse ambtenaar met de collega’s binnen en bij de Europese Unie. Waar in het interview met Ralph Pans de inhoud van het werk als onderscheidend is benadrukt, toont Martijn van der Steen in hoofdstuk 24 de gelaagde praktijk van het ambtelijk vakmanschap. De complexiteit van het vak en de eisen die dit aan de ambtenaar stelt, worden echter maatschappelijk niet altijd onderkend. Hoofdstuk 23 met de titel ‘Ambtelijke elite of ambtelijke voetveeg?’ laat zien dat beelden belangrijker zijn dan feiten en dat deze beelden actief beïnvloed worden door belanghebbenden. De nieuwe media spelen in dit krachtenspel een belangrijke rol. De maatschappelijke veranderingen stellen nieuwe eisen aan de ambtelijke professionaliteit. Dit komt aan de orde in hoofdstuk 25. Uit de vergelijking met de andere EU-landen blijkt dat de historisch gegroeide verschillen tussen de overheidsorganisaties nog lang niet overbrugd zijn. Met wat goede wil zijn er enkele parallelle ontwikkelingen te zien, maar de verschillen blijven groot. Mobiliteit tussen de diverse nationale overheden zou helpen deze verschillen te overbruggen. De praktische problemen zijn evenwel zo groot dat dit feitelijk niet gebeurt. Anderzijds werken vanuit alle EU-landen mensen bij de Europese Unie. Het systeem dat de Unie hanteert, vereist dat ook. Het laatste hoofdstuk laat zien dat Nederlanders in aantal wat ondervertegenwoordigd zijn bij de Unie, maar in kwalitatieve zin het redelijk goed doen. Belangrijke factor voor de ondervertegenwoordiging zijn de arbeidsvoorwaarden bij de Unie versus de arbeidsvoorwaarden en de kansen op de arbeidsmarkt in het land van herkomst. De relatief goede economische omstandigheden in Nederland hebben hier een keerzijde. 7 CONCLUSIE Wat is het oordeel over de staat van de ambtelijke dienst? Allereerst de voor de hand liggende conclusie dat er veel veranderingen gaande zijn. De vraag is of het absorptievermogen van de overheid als organisatie niet bereikt is? Er zijn duidelijke signalen dat dit het geval is, gegeven de vele problemen die optreden bij de implementatie van de veranderingen, zoals de reorganisatie van de politie en de implementatieproblemen met de persoonsgebonden budgetten laten zien. Ook de Algemene Rekenkamer spreekt haar zorgen hierover uit. Om de vele veranderingen in goede banen te leiden, is er stabiliteit nodig voor uitvoeringsorganisaties: stabiliteit in beleid om de vele veranderingen te kunnen absorberen. Anders geformuleerd: even geen nieuwe politieke initiatieven, en zaken die fout gaan niet meteen met nieuw beleid proberen op te lossen. STAD 2015: DE OVERHEID IN TIJDEN VAN VERANDERING 15

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication