181

was georganiseerd en aan welke spelregels de politieke pijler was onderworpen. In het Amerikaanse pluralisme betreft de maatschappelijke pijler een breed en gevarieerd veld van veel kleine pressiegroepen, die via hun lobbykantoren in Washington D.C. allemaal op ongecoördineerde wijze de nationale beleidsagenda trachten te beïnvloeden. In tegenstelling tot het Amerikaanse pluralisme, kennen de Europese democratieën, behalve Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, een hechter georganiseerde maatschappelijke pijler en overheden die werkgeversorganisaties en de vakbonden als geprivilegieerde gesprekspartners tegemoet treden. De kracht van georganiseerd overleg is volgens Schmitter en Lehmbruch dat overheid en sociale partners op basis van langdurig opgebouwd vertrouwen, afspraken over een bredere beleidsagenda voor de langere termijn mogelijk maken. De notie van een ‘gedeelde politieke ruimte’ (shared public space) van de Britse politieke socioloog Colin Crouch (1983) geeft een goed beeld van de wederkerigheid en de nabijheid van belangenvertegenwoordiging en regeringsbeleid. Door de politieke ruimte te delen en belangengroepen te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid, staat de overheid in wezen een deel van haar regulerende bevoegdheden – namelijk het gebruik van wettelijke dwangmiddelen en het vermogen om bindende overeenkomsten te sluiten en de naleving ervan af te dwingen – af aan organisaties waarover de regering geen directe bestuurlijke zeggenschap heeft. Zo kunnen belangenorganisaties die nauw betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen, uitgroeien tot public regarding, krachten die het publiek belang versterken. In een van de meest originele empirische studies over deze thematiek, Small States in World Markets uit 1985, laat de Cornell-politicoloog Peter Katzenstein zien hoe de kleine neo-corporatistisch georganiseerde economieën in WestEuropa na de Tweede Wereldoorlog proactieve beleidsstrategieën hebben weten te ontwikkelen. Dit zijn strategieën van enerzijds externe, flexibele aanpassing aan veranderingen in de wereldeconomie, gebaseerd op een diep verankerde consensus over handelsliberalisering, en van anderzijds binnenlandse sociale compensatie op basis van een breed scala aan sociale programma’s gericht op een acceptabele verdeling van de sociale kosten die inherent zijn aan een door de liberalisering afgedwongen economische aanpassing (Katzenstein, 1985). In veel van de kleine en open economieën, zoals in Scandinavië, de Benelux en Oostenrijk, is de balans tussen economische wendbaarheid en sociale weerbaarheid permanent gespreksonderwerp in stevig verankerde advies- en onderhandelingsfora van centraal overleg tussen de sociale partners in bi- en tripartite samenspraak met de overheid. Polderinstituties, zoals de SociaalEconomische Raad (SER) als vooraanstaand Niet twee maar drie pijlers van onderhandelend bestuur: het belang van Europa voor de Nederlandse arbeidsverhoudingen 179

182 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication