190

tafel wel het voorstel kan doen om deze koppeling aan te brengen. Dit leidde tot afwijzing van de vordering van de vakcentrales (Rb Den Haag 10 april 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4045). De overige 2,85 procent bestaat uit een gefaseerde structurele loonsverhoging. Daarbovenop komt een eenmalige uitkering van 500 euro bruto in september 2015 en mogelijk nog een voordeel van circa 0,5 procent aan werknemerszijde voor verbetering van nettoloon door de pensioenaanpassing. Voor de overige sectoren wordt aangegeven dat het primaire loon per 1 januari 2016 met 1,4 procent zal stijgen vanwege de verlaging van de ABPwerkgeverspremie. Voor wat betreft de (overige) arbeidsvoorwaarden wordt aangegeven dat de overige sectoren een eigen zelfstandige verantwoordelijkheid hebben. De financiering van deze loonsverhoging is mede mogelijk, omdat bovensectoraal besloten is per 1 januari 2016 de ABP-regeling voor ouderdomspensioen niet meer te indexeren op basis van de prijsinflatie, maar in plaats daarvan op de looninflatie. Voorts nemen partijen in het pensioenreglement op dat tot 1 januari 2021 er geen premieopslagen geheven worden, omdat in de huidige financiële situatie de kosten van een structurele premieopslag niet in verhouding staan tot het beslag dat het legt op de beschikbare middelen. Hierbij kan de opstelling van de toezichthouder De Nederlandse Bank (DNB) nog een rol spelen; direct na de totstandkoming van deze overeenkomst meldde DNB dat met ingang van 15 juli 2015 de rekenrente, waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, op een andere manier wordt bepaald. Deze nieuwe, realistischer beprijzing van de pensioenverplichting en -premies, zoals de DNB het noemt, kan gaan leiden tot beslissingen van pensioenfondsbesturen om over te gaan tot premieverhoging. Of het ABP-bestuur daartoe over zal gaan, moet de toekomst uitwijzen. In het loonruimteakkoord is aangegeven dat, mocht de situatie zich voordoen dat het ABP genoodzaakt wordt om tot korten over te gaan, partijen dan opnieuw in overleg getreden om de mogelijkheid van incidentele premieopslag te bezien. 3 STAND VAN ZAKEN Onderstaand overzicht geeft de stand van zaken weer van het cao-overleg in de verschillende sectoren alsook voor wat betreft bijzondere afspraken over het sociaal plan en van werk-naar-werkbeleid. Dit overzicht geeft de situatie per juli 2015 weer. Het kan zijn dat er nadien nog wijzigingen zijn aangebracht, zeker gezien het feit dat op 10 juli 2015 het eerder besproken onderhandelaarsakkoord over de loonruimte in de publieke sector is bereikt. 188 HET CAO-OVERLEG IN DE SECTOREN

191 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication