Niet alle genoemde redenen voor normalisatie van de ambtelijke rechtspositie, of problemen die door normalisatie opgelost moeten worden, raken de arbeidsverhouding van de ambtenaar. De financiële redenen bijvoorbeeld raken de ambtenaar niet, behalve in zijn hoedanigheid als belastingbetalende burger. Dat geldt ook voor de dereguleringswensen, die politiek bepaald zijn. Voor de ambtenaar zijn de belangrijkste formele veranderingen: - van een eenzijdige naar een tweezijdige arbeidsverhouding onder BW; - een ander ontslagrecht; - geen bezwaar en beroep meer mogelijk tegen besluiten. Ik ga hieronder in op de vraag of de ambtenaar hier veel van zal merken in zijn dagelijks werk. Tot slot komt ook de beoogde verandering waar het gaat om het stoffige imago van de ambtenaar aan de orde. 3 TERUG NAAR DE TOEKOMST Januari 2018. De ambtenaar verschijnt voor het eerst in het nieuwe jaar op zijn werk. Hij is nu ‘ambtenaar nieuwe stijl’ geworden, een ambtenaar met een arbeidsovereenkomst met de overheid. Die arbeidsovereenkomst is een tweezijdige overeenkomst, waar twee handtekeningen onder horen te staan van gelijkwaardige partijen. Het wetsvoorstel heeft echter beslist dat de aanstellingen van rechtswege overgaan in arbeidsovereenkomsten. Daarvoor is dus geen handtekening van de ambtenaar nodig geweest. Maar goed, de eenzijdige aanstelling die de ambtenaar jaren geleden thuisgestuurd kreeg, was vooral formeel eenzijdig; uiteraard stemde de ambtenaar al tijdens de werving- en selectieprocedure in met het dienstverband bij de overheid. Er lag dus feitelijk wel een afspraak tussen twee partijen aan ten grondslag, de aanstellingsbrief – die hij toen ook niet hoefde te ondertekenen – was slechts een formalisering van die afspraken. Zal de ambtenaar iets merken van de principiële gelijkheid tussen hem en zijn werkgever, die door het wetsvoorstel tot stand gekomen is? ‘Voor zover er in de arbeidsverhouding formeel sprake is van een gezagsrelatie, dient de rechtsverhouding gebaseerd te zijn op een (tweezijdige) arbeidsovereenkomst. Deze keuze voor een gelijke rechtspositie voor alle werkenden is vooral ook een principiële keuze.’ Daarmee geven de indieners eigenlijk al aan dat er, net als in een ambtelijke aanstelling, in de civiele arbeidsrelatie een gezagsrelatie bestaat. Sterker nog, er is pas sprake van een arbeidsovereenkomst als er sprake is van een gezagsverhouding (BW7:610 spreekt van ‘in dienst van de andere partij’). De ambtenaar zal in de praktijk van principiële gelijkheid weinig merken: enerzijds is die er in het civiele arbeidsrecht ook niet, anderzijds kan niet gezegd worden dat de ambtelijke arbeidsverhouding zoals die zich de laatste twintig jaar ontwikkeld heeft, 242 NORMALISATIE VAN DE AMBTELIJKE RECHTSPOSITIE
245 Online Touch Home