321

‘de onmogelijkheid om een baan in eigen land te vinden’. Voor de verschillende lidstaten loopt dit wel sterk uiteen. Nederlanders scoren niet zo hoog op ‘geografische mobiliteit’. Gemiddeld gezien lag in Europa deze bereidheid op 25 procent. Nederland scoorde daar 19 procent, terwijl dit in 2011 nog 29 procent bedroeg (de vraagstelling was wel iets anders). Oostenrijk (12 procent), Tsjechische Republiek, Duitsland en Luxemburg (beide laatste 16 procent) scoorden nog lager. Een aantal van deze landen had ook de laagste werkloosheidscijfers. Dit indiceert dat mensen minder geneigd zijn om in het buitenland te werken als zij goede mogelijkheden hebben in eigen land. Voor de EU 15-landen, waar Nederland toe behoort, ligt de nadruk op de reden ‘betere professionele ontwikkeling of carrièremogelijkheden’, de wens om in een ander land te wonen en te werken, of is de behoefte aan ‘geografische mobiliteit’ gerelateerd aan persoonlijke omstandigheden. Als deeltijdwerken bij deze persoonlijke carrièrewensen hoort, dan biedt de EU beperkte mogelijkheden. Vier dagen werken is er geen vanzelfsprekendheid. In 2014 is, in het kader van bezuinigingen, de officiële werkweek opgetrokken van 37,5 uur naar 40. Er is een flink pak regels waaraan voldaan moet worden om voor deeltijdwerken in aanmerking te komen. Burgers in de zuidelijke EU 15-lidstaten noemen daarbij wel veel vaker, vergeleken met de meer centrale en oostelijke lidstaten, ‘de onmogelijkheid om een baan in eigen land te vinden’. Terwijl de nieuwere lidstaten (de EU 12) vaker ‘een beter salaris, betere werk condities en betere sociale garanties’ als motivatie noemen. Italië en Spanje, samen goed voor 30 procent van de aanmeldingen voor het AD5-concours, horen tot de Europese landen met lage werkgelegenheid: 60 procent van de bevolking heeft een baan. In Nederland is dit 75 procent. Al is het niet helemaal reëel om de gemiddelde minimumlonen in Europa te vergelijken met de salarissen bij de EU, het geeft wel achtergrond waarom het extra motiverend kan zijn – of juist niet, afhankelijk van waar je woont – om te solliciteren bij de EU-instellingen. Hieronder zijn ze weergeven – waarbij ook de laagste loonschalen bij de EU voor contractant (functiegroep 1) en voor AST-SC 1 zijn opgenomen. Figuur 5 laat zien dat Bulgarije het laagste minimumloon heeft met 184 euro per maand. Het hoogste minimum loon van 1923 euro heeft Luxemburg. Nederland zit met 1500 euro aan de hoge kant. Vertrekken voor een beter salaris is dan logischerwijs niet de eerste gedachte. DeneSTAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015 319

322 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication