34

55.663 werkzame personen; 2014: 67.861 werkzame personen). De stijging van het personeel in onderwijs en wetenschappen (zie tabel 3) van 21.317 personen (2003-2014) komt voor meer dan de helft voor rekening van de universitaire medische centra. De langdurige zorg wordt grotendeels gefinancierd uit publieke middelen, namelijk de Wet langdurige zorg (sinds 1 januari 2015; daarvoor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). De uitgaven op basis van de Wet langdurige zorg bedragen inmiddels meer dan 28 miljard euro (dit was in 2003 ongeveer 20 miljard euro). Deze kosten worden grotendeels betaald uit verplichte premies en bijdragen van het Rijk. De meeste overige kosten in de zorg worden opgebracht uit de premies die betaald moeten worden aan de zorgverzekeraars (op basis van de Zorgverzekeringswet). Ook hierbij speelt het openbaar bestuur een grote rol. Iedereen dient zich verplicht te verzekeren en verzekeraars kennen een acceptatieplicht. De financiering geschiedt door een verplichte inkomensafhankelijke bijdrage, de premie die de verzekerde aan de verzekeraar betaalt en een algemene rijksbijdrage. Kortom, ook op het gebied van de zorg is er in belangrijke mate sprake van publieke financiering. Bedroeg het aantal werknemers in de overige ziekenhuizen (dus met uitzondering van de academische medische centra) in 2006 ongeveer 201.900, in 2012 lag dit aantal op 214.000 (bron: Arbeid in Zorg en Welzijn, Integrerend Jaarrapport, Panteia, Zoetermeer, 2014). In de geestelijke gezondheidszorg steeg het aantal personeelsleden van 74.400 (2006) naar 84.700 (2012). Ook verpleeg- en verzorgingshuizen laten een enorme stijging zien (van 241.300 in 2006 naar 275.300 in 2012). Hetzelfde geldt voor de thuiszorg (van 142.800 in 2006 naar 172.900 in 2012) en de gehandicaptenzorg (van 147.100 in 2006 naar 161.100 in 2012). Wanneer deze aantallen bij elkaar worden opgeteld, gaat het om een stijging met meer dan 100.000 personen (waarbij we nog niet eens zijn ingegaan op overige onderdelen van de zorg). Kortom, gemeten naar het aantal personen dat er werkt, is er op het gebied van de zorg geen sprake van een teruggang. Behalve de indicator van de personele omvang zijn er ook de andere genoemde indicatoren. Een afname van de omvang van de overheidsuitgaven (al dan niet als percentage van het BNP) kunnen we gebruiken als indicator van een terugtredend openbaar bestuur. Omwille van de beperkte ruimte in deze bijdrage kunnen we hier empirisch niet nader op ingaan. Een andere indicator is de verandering van de (organisatorische) omvang van het openbaar bestuur zelf via processen van privatisering, nationalisering en verstatelijking. Zoals hierboven besproken 32 STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015

35 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication