51

Prins Kluif V stort in van verdriet Niet lang daarna kwam Prins Kluif V weer terug uit het bos. Ach, wat hij daar te zien kreeg! De voordeur stond wagenwijd open; tafel, stoelen en banken waren omvergegooid, de waskom lag in scherven, dekens en kussens waren uit het bed gerukt. Hij zocht zijn raadsleden maar ze waren nergens te vinden. Hij riep ze bij hun naam, het ene na het andere, maar niemand antwoordde. Eindelijk, toen zij aan Ijdelkluif toe was, riep een zacht stemmetje: "Prins Kluif, ik zit in de kast van de klok." Hij haalde hem eruit en hij vertelde hem dat Adjudant Wolf was gekomen en de anderen allemaal had opgegeten. Je kunt je wel voorstellen hoe hij om zijn arme raadsleden heeft gehuild. Eindelijk liep hij in zijn verdriet naar buiten en Ijdelkluif liep met hem mee. Toen hij op de weide kwam lag Adjudant Wolf daar onder een boom en snurkte dat de takken ervan trilden. Hij bekeek hem van alle kanten en zag dat er in zijn opgezette buik iets bewoog en spartelde. ‘Wel alle kluivers!’ dacht hij, zouden mijn arme raadsleden, die hij als avondeten heeft opgeslokt, nog in leven zijn? Ijdelkluif moest naar huis lopen en schaar, naald en draad halen. Toen knipte hij het ondier zijn pens open en nauwelijks had hij een knip gedaan, of Kookkluif stak zijn kop al naar buiten. Toen hij verder knipte sprongen zij alle zes na elkaar eruit en zij waren allen nog in leven en hadden zelfs geen schram opgelopen, want het monster had ze in zijn gulzigheid héél naar binnen geslikt. Dat was me een vreugde! Prins Kluif omhelste zijn lieve raadsleden met grote vreugd!. Prins Kluif had een idee: "Nu moeten jullie veldkeien gaan zoeken en daarmee stoppen wij dan de buik van het goddeloze dier vol, terwijl het nog ligt te slapen." De zeven raadsleden raapte zoveel mogelijk keien bij elkaar en stopten ze in de buik van Adjudant Wolf. Toen naaide Prins Kluif hem zo vlug weer dicht dat hij er niets van merkte en niet eens bewoog. Toen Adjudant Wolf eindelijk uitgeslapen was, kwam hij overeind en omdat de stenen in zijn maag hem een geweldige dorst bezorgden, wilde hij naar een bron om te drinken. Maar toen hij zich in beweging zette en daarbij van de ene kant naar de andere liep te slingeren, stootten de keien in zijn buik rammelend tegen elkaar. Toen riep hij uit: "Wat hotst en klotst daar in mijn buik? Ik dacht dat het zes raadsleden waren, Maar dit zijn keien, hele zware!" En toen hij bij de bron kwam en zich over het water boog en wilde drinken, trokken de zware keien hem erin en hij moest jammerlijk verdrinken. Toen de zeven raadsleden dat zagen, kwamen zij aanhollen en riepen luidkeels: “Hij is dood, hij is dood!" en deden van vreugde met elkaar de polonaise! Adjudant Wolf... 51

52 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication