14

Bezoek in de stal Eigenlijk was het niet helemaal eerlijk. De os en de ezel mochten in de stal bij het pasgeboren Kindje staan, maar er waren allerlei dieren die het kindje Jezus ook wel wilden zien. Daarom vroegen ze aan de os en de ezel of die aan Jozef wilden vragen of dat mocht. Nadat Jozef en Maria ‘ja’ hadden gezegd, gaf de os een mak en snel paard de opdracht om de volgende dag iedereen uit te nodigen die wilde komen. De os en de ezel vroegen zich wel af of ze iedereen moesten toelaten, want misschien kwamen er ook wilde dieren op de uitnodiging af. Of hele grote dieren zoals olifanten en giraffen. En wat te zeggen als er griezelige dieren op bezoek wilden komen: schorpioenen, reuzenspinnen, slangen. Ze besloten het aan Maria zelf te vragen. Maria aarzelde niet: ”Laat ze allemaal maar komen. Jezus ligt in zijn kribbe net zo veilig alsof hij in de hemel is.” “Maar wel één voor één,” voegde Jozef er aan toe,” en er mogen niet twee dieren tegelijk door de deur. Anders zie ik door de bomen het bos niet meer.” De volgende dag was het al vroeg een drukte van belang bij de stal. De os en de ezel besloten, in samenspraak met Jozef, eerst de giftige dieren toe te laten. Iedereen had het gevoel dat zij die voorkeursbehandeling wel verdienden. De slangen toonden hun fijn gevoel door Maria niet aan te kijken en ver uit haar buurt te blijven: zij waren het voorval met hun voorouders in het paradijs niet vergeten. Daarna namen ze rustig en waardig afscheid. De honden vonden het wat vreemd dat zij niet in de stal mochten wonen zoals de os en de ezel. En dat zeiden ze ook, maar ze gingen dankbaar weer weg toen ze van iedereen een vriendelijke aai kregen. De os en de ezel werden onrustig toen zij de geur van de leeuw roken. Vooral omdat die lucht zonder de minste moeite de geur van de mirre en de wierook overtrof, die de drie koningen zo kwistig rondgestrooid hadden. De os had wel waardering voor het feit dat Jozef en Maria zo goed van vertrouwen waren ten aanzien van de leeuw, maar hun Kindje zo dichtbij een dier dat het met één ademstoot weg kon blazen..... De leeuw kwam binnen met zijn manen keurig gekamd door de wind. Zijn ogen stonden wat weemoedig alsof hij zeggen wilde: ”Ik ben een leeuw en daar kan ik niets aan doen, maar ik ben ook een koning, al is het maar van de dieren.” Hij naderde met neergeslagen ogen en hield zijn grote tanden verborgen. Maria had met hem te doen en stelde hem gerust met een glimlach. Daarop boog de leeuw zijn reusachtige kop en ging wat verdrietig op de harde grond liggen. Hij was omgeven door een diepe stilte die iedereen ontroerde. Daarna was het de beurt aan de tijger. Die liet zich op de grond vallen en maakte zich zo plat dat hij als een kleedje voor de kribbe lag. Al snel veerde hij echter weer op en verdween zo soepel als een goed getrainde atleet. De giraf kon alleen zijn poten voor de deuropening laten zien. Toch vond iedereen dat dit gebaar aangezien kon worden als een bezoek aan het Kindje in de kribbe. Hetzelfde was het geval met de olifant. Die nam er genoegen mee slechts op de drempel te knielen en als een wierookvat met zijn slurf te zwaaien. Dat viel bijzonder in de smaak. Een schaap dat vrij dik in de wol zat, wilde dadelijk geschoren worden. Onder vriendelijke dankzegging mocht hij echter zijn vacht behouden. Moeder kangoeroe wilde absoluut een van haar kinderen aan Jezus geven. Ze zei dat het een geschenk uit haar hart was en dat ze het jong gemakkelijk kon missen, omdat ze thuis nog wel meer kleine kangoeroes had, maar Maria en Jozef wilden daar niets van weten en ze moest haar jong weer meenemen. De struisvogel had meer geluk. In een onbewaakt ogenblik legde ze in een hoek van de stal een ei en verdween weer. Pas de volgende morgen ontdekte de ezel het geschenk. Hij had nog nooit zo’n groot, hard ei gezien en dacht dat er een wonder gebeurd was. Jozef hielp hem echter uit de droom en er werd een smakelijke omelet van gebakken. De vissen konden niet uit het water komen, omdat ze anders problemen met hun ademhaling zouden krijgen. Zij hadden een meeuw de opdracht gegeven hen te vertegenwoordigen. Er gebeurden die dag tal van wonderlijke dingen: een schildpad die zich haastte, een kameleon die van kleur veranderde, het nijlpaard dat op een zeer sierlijke manier wist te knielen en parkieten die, warempel, hun snavel hielden. De vogels lieten bij hun vertrek hun gezang achter en de duiven hun liefdesliedjes, de apen hun apenstreken, de poezen hun warme blik en de tortelduiven hun zoete stemgeluid. Zo kwamen alle dieren hulde brengen aan het pasgeboren Kind. Na afloop was eenieder tevreden over hoe alles geregeld en verlopen was. Jozef en Maria waren blij dat alles achter de rug was. Het was een heel inspannende dag geweest. En het Kindje in de kribbe? Dat was allang in dromenland! © Bert rodenBurg

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication