14

Vrij naar Leon Tolstoi: Het Kerstfeest van vadertje Poegatsjov Het is Kerstavond. In Vitebsk sluit de oude schoenmaker vadertje Poegatsjov zijn winkel. Hij is een oude kozak uit één van de vele uitgestrekte uithoeken van Rusland. Hij lijkt een hartelijke en vrolijke man, maar als hij alleen in zijn winkel is, zucht hij vaak diep en kijkt verdrietig uit het raam. Buiten op straat, in de kou van de winter, spelen kinderen in de sneeuw. De oude kozak denkt aan zijn eigen kinderen, die nu groot zijn en ver weg wonen. Hij ziet ze bijna nooit. Hoor, nu roepen de moeders hun kinderen binnen. Dat deed zijn vrouw vroeger ook, maar ze is helaas overleden. Nu is hij met Kerstmis helemaal alleen. Hij pakt een versleten bijbeltje uit zijn kleine boekenkast en gaat in zijn leunstoel zitten. Bij het knetterende houtvuur van de open haard leest hij het Kerstverhaal, zacht mompelend. “Ach, waren Jozef en Maria maar bij mij gekomen. Ik heb plek zat.” Hij leest weer verder, over de koningen die met cadeaus bij het Kindje komen. Hij zucht weer eens: “Wat had ik het Kindje kunnen geven?” Nadenkend staat hij op en sloft naar zijn werkplaats. Op de bovenste plank staat een stoffige doos. Daar haalt hij twee leren schoentjes uit. Schoentjes die hij ooit heeft gemaakt voor zijn eigen zoon. Maar die heeft ze nooit gedragen, want ze waren pas klaar toen de jongen al groot was! “Die zou ik aan het Kindje kunnen geven,” mompelt hij zachtjes. Hij staart voor zich uit, doet de doos weer dicht en schuifelt terug naar zijn stoel. Het is warm voor de open haard. Poegatsjov zit te knikkebollen. Buiten sterven de geluiden weg en het wordt doodstil. Poegatsov slaapt. Hij droomt dat Jezus bij hem in de kamer is. Verbaasd en sprakeloos kijkt Poegatsjov hem aan. “Ik kom even bij je langs,” zegt Jezus tegen hem. Poegatsjov wil wat terugzeggen, maar het lukt niet. Nogmaals klinkt de stem van Jezus: ”Ik kom bij je langs, vadertje Poegatsjov.” De volgende morgen wordt vadertje Poegatsjov wakker van het gelui van de kerkklokken. Met slaperige ogen kijkt hij rond en kreunt wat: ”Ach, ik heb de hele nacht in mijn leunstoel gezeten. Het is al Kerstmorgen.” Hij rilt en komt steunend overeind. De open haard smeult nog een beetje na, maar het is bar koud in huis. Op de bevroren ramen staan grote bloemen van ijs. Poegatsjov gooit nieuw hout in de open haard. Langzaam maar zeker wordt het weer wat warmer binnen. Hij veegt wat ijs van de ramen en kijkt door het kleine gaatje naar buiten. Hij ziet alleen maar sneeuw en het is bitter koud. Terwijl hij in een pannetje wat warme pap klaarmaakt, herinnert Poegatsjov zich weer de droom met de stem van Jezus. Hij wrijft opnieuw een ijsvrij rondje op het raam en staart zwijgend naar de sneeuw. Alles wat hij ziet in de lege straat is een eenzame straatveger. Met grote zwaaien veegt hij de sneeuw weg voor de mensen, die straks naar de kerk gaan. “Het zal wel weer een zwerver zijn. Zo’n aan lager wal geraakt iemand, die niet van de wodka af kan blijven. Een beetje sneeuw vegen en dan maar hopen dat ‘ie van de kerkgangers een paar centen vangt voor een nieuwe fles.” Peinzend kijkt Poegatsjov naar de straatveger. “Waar zou hij geslapen hebben?” Hij opent de deur van zijn huisje en sjokt naar buiten, in de richting van de man. Die kijkt hem hoopvol aan, alsof hij een paar centen verwacht te krijgen. “Gelukkig Kerstfeest,” mompelt Poegatsjov, ”Kom even binnen. Een kop warme koffie zal je goed doen.” De straatveger denkt niet lang na. Hij heeft het inderdaad erg koud en gaat maar wat graag mee. Eenmaal binnen in het huisje van Poegatsjov laat hij zich zakken in de luie stoel, vlak bij de haard. Zegt niet veel, maar warmt zich aan het vuur en drinkt zijn koffie. Poegatsjov geeft hem ook nog wat pap en brood. Dan lacht de straatveger: ”Erg bedankt, oude man” en gaat weer naar buiten, verder met vegen. De tijd verstrijkt langzaam. Zonder ophouden dwarrelt de sneeuw naar beneden. Het wordt langzaam maar zeker al weer donker buiten. Onbewust loopt Poegatsjov weer naar de deur en kijkt naar buiten. Net als hij rillend de deur dicht wil doen, ziet hij in de schemer een meisje lopen. Ze loopt langzaam en draagt een baby in een omslagdoek bij zich. Ze ziet er moe en koud uit. “Goedenavond, meisje.” zegt Poegatsjov. Het meisje kijkt hem argwanend aan, maar dan ontmoeten haar helblauwe ogen de donkere, vriendelijke ogen van vadertje Poegatsjov. De twijfel bij haar verdwijnt. “Kom even binnen en warm je bij het vuur.” zegt Poegatsjov. Het meisje stapt het huisje binnen en schuifelt met haar baby langs de oude man naar de stoel bij de haard. Dan ziet Poegatsjov de voetjes van de baby. Ze zijn blauw van de kou. “Maar dat kan toch niet,” denkt hij en zonder een seconde na te denken gaat hij naar zijn werkplaats en haalt de schoentjes uit de doos. Dan loopt hij vlug terug naar de kamer. De schoentjes passen precies. “En nu nog wat lekkers voor de baby,” zegt hij en maakt wat warme melk klaar voor het kind. Als het meisje even later weggaat, weet ze niet hoe ze hem moet bedanken. “U bent zo goed voor mij geweest,” fluistert ze, ”Ik hoop dat uw dromen uitkomen met Kerstmis.” “Al goed, al goed,” zegt Poegatsjov en als hij het stelletje nakijkt, grinnikt hij: “Ik denk niet dat mijn droom uitkomt. Het is bijna donker en ik heb Jezus nog niet gezien.” Stilletjes had hij gehoopt dat zijn droom geen droom, maar werkelijkheid was. Dat het echt was, dat hij langs zou komen. De oude kozak slentert naar binnen en gaat in zijn leunstoel zitten, bij het vuur. Weer slaat hij zijn bijbeltje open en leest het kerstverhaal nog eens. Dan staart hij lang naar de vlammen in de open haard. “Goede nacht, oude man,” mompelt hij in zichzelf. Maar net als hij zij ogen wil sluiten hoort hij dezelfde stem als de vorige nacht. “En Poegatsjov, heb je me gezien? Heb je me gezien als de straatveger en als het meisje met de baby? Je gaf me eten en drinken en een warme plek bij je open haard. Ik was welkom bij jou.” Er verschijnt een grote glimlach op het gezicht van Poegatsjov. Zijn donkere ogen beginnen te glinsteren en plotseling begrijpt hij alles: “Dus, je bent toch gekomen,” fluistert hij zacht en zijn oude gezicht straalt. © Bert rodenBurg

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication