5

De laarzen van Sinterklaas Lang geleden woonde er aan de oever van een brede rivier een visser met zijn vrouw. Ze woonden in een stenen huisje langs de oever en waren erg arm. De visser had een kleine boot waarmee hij ging vissen. Hij en zijn vrouw hadden geen kinderen en daar waren ze zeer verdrietig over. Haast elke dag baden ze om een kindje en eindelijk, na lange tijd, werd op een dag hun gebed verhoord. Maar ze kregen niet één kind, maar twee tegelijk: een jongen en een meisje! De visser en zijn vrouw waren zielsgelukkig met hun tweeling. De arme man deed zoveel mogelijk zijn best om veel vis te vangen voor zijn vrouw en kinderen. Maar de vis wilde niet erg bijten en zo bleven de visser en zijn gezinnetje arm. Na een zomer waarin het heel weinig geregend had, stond het water in de rivier zó laag dat de visser een heel eind moest roeien om nog wat vis te vangen. Ondertussen was zijn vrouw hout aan het sprokkelen langs de oever van het water en hun twee kleuters speelden langs de kant. Geen van beide kon al lopen en dus moesten ze over het zand kruipen. Toen zagen ze een eindje verderop een heuveltje en daar wilden ze bovenop kruipen om te spelen. Eigenlijk was het een eilandje midden in de rivier, maar het lag droog door de lage stand van het water. Toen de tweeling het heuveltje opkroop, had de moeder niet in de gaten dat ze daar aan het spelen waren. Ze hoorde de kleintjes wel giechelen en lachen op die hoge zandheuvel, maar schonk er niet al te veel aandacht aan. Echter, in de bergen in de verte was het intussen hard beginnen te regenen en daardoor begon het water in de rivier onverwacht snel te stijgen. Binnen enkele minuten zaten de twee peuters op een eilandje waar ze niet meer van af konden komen! Toen zag de moeder haar kinderen op het heuveltje rondkruipen en ze schrok heel erg en wilde naar haar kinderen toe. Maar het water stroomde al te wild en te onstuimig: ze kon er niet bij komen! Ze huilde en strekte haar armen uit naar haar kinderen, maar ze wist ze niet bereiken. En het water bleef nog steeds stijgen! Het steeg zo hoog dat de twee kleintjes op een heel klein stukje kwamen te zitten, midden in de wilde stroom. Ze huilden en staken hun armpjes uit naar hun moeder. Die stond tot haar knieën in het water, maar verder gaan durfde ze niet. Toen zag ze aan de overkant een man op een wit paard aankomen. Hij droeg een rode mijter en een rode mantel. Het was Sinterklaas die daar voorbij reed. Hij zag de kinderen op het piepkleine eiland zitten en hun moeder aan de kant staan. Maar ook de Sint kon niet naar de kinderen toe. Zijn trouwe paard Amerigo zou zeker worden meegesleurd door het water. Sinterklaas kwam van zijn schimmel af en ging aan de rand van het water staan. Wat kon hij doen? Opeens wist hij het! Hij trok zijn grote, witte rijlaarzen uit en gooide die met een reusachtige boog naar de kleintjes op het eiland. De peuters zagen de grote laarzen liggen en kropen er naar toe. In elke laars kroop een kind en toen het water zo hoog gestegen was dat het eilandje helemaal verdwenen was, dreven de laarzen van de Sint mét de kinderen in de richting van de zee. De Goedheiligman kon ze nog net zien dobberen, maar meer kon ook hij niet doen. Maar daar waar de rivier de zee instroomde was net de oude visser aan het vissen en die zag ineens twee grote witte laarzen aan komen drijven. Ook hoorde hij stemmetjes van kinderen en vol verbazing zag hij er zijn twee eigen kinderen in zitten. In elke laars zat er één! Hij ving de laarzen in zijn net en met zijn kleintjes en de laarzen roeide hij terug naar het land. Daar stond de Sint al te wachten op hem. De visser gaf Sinterklaas zijn laarzen terug en haastte zich toen met de kinderen naar zijn vrouw, die al ongeduldig op hen stond te wachten op de andere oever. Wat waren ze allemaal blij! Als door een wonder waren de kinderen gered! Toen de verjaardag van Sinterklaas dichterbij kwam, zette de visser uit dankbaarheid de schoentjes van zijn kleintjes bij de schoorsteen en vulde ze met hooi en een dikke wortel voor het paard van de Sint. Die nacht zag de Sint de schoentjes staan. Hij glimlachte en keek naar zijn eigen laarzen. Wat was hj blij dat hij die terug had! Amerigo kreeg het hooi en de wortel en de kinderen kregen van de Sint iets lekkers in hun schoentje. De volgende ochtend vertelden de kinderen aan hun vriendjes dat ze van Sinterklaas iets lekkers in hun schoen gekregen hadden. Die geloofden het eerst niet, maar zetten diezelfde avond nog ook hun schoentjes bij de schoorsteen. Je kunt nooit weten! En ook daarin deed Sinterklaas bij iedereen iets lekkers. Vanaf die dag zijn de meeste kinderen dat altijd blijven doen. Jij toch ook? Of niet soms? © Bert Rodenburg

6 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication