Een nieuwe mantel voor Sint Nicolaas Zoals je wel weet, woont Sint Nicolaas in een prachtig paleis in Spanje. Daar woont hij niet alleen, maar met tientallen Pieten. Terwijl die druk bezig zijn met het maken van speelgoed, het bakken van pepernoten en het inpakken van alle cadeautjes, rijdt Sinterklaas op zijn trouwe viervoeter Amerigo regelmatig door het land op zoek naar een nieuw Pietje. Dat Pietje moet klein genoeg zijn om door de schoorstenen te kunnen roetsjen en heel handig zijn in klauteren en springen. Het valt niet mee om zo’n nieuw hulpje te vinden. Ook dit jaar is de Sint eropuitgetrokken om er een te zoeken. Al enkele dagen rijdt de Goedheiligman door een bergachtige streek, als hij plotseling het geluid van een herdersfluit hoort. Hij gaat op het geluid af en ontdekt op een weitje aan de rand van een bos een kleine, donkere jongen, die er zijn geiten hoedt. Het jongetje kijkt verbaasd naar die plotselinge, vreemde verschijning, maar hij is nog meer verbaasd als hem gevraagd wordt of hij mee naar Nederland wil. Oh ja, hij kan goed klimmen. Dat heeft hij hier tussen de rotsen wel geleerd. En hij kan ook goed tegen de kou, want het is hier altijd nogal frisjes ‘s nachts. Als ze zo een tijdje met elkaar gesproken hebben en de Sint het knaapje verteld heeft wat er zoal van hem verwacht wordt, belooft de jongen in de herfst, als de geiten weer op stal staan, naar het paleis van de Sint te komen. Zo kan het gebeuren dat op een kille dag in november er een kleine schriele, jongen bij het paleis van de Sint en zijn Pieten arriveert. Hij kijkt zijn ogen uit. Zoiets moois heeft hij nog nooit gezien! En zoveel speelgoed! Zelf heeft hij alleen maar zijn fluit en de kleren die hij aanheeft. Als de Sint en de Pieten niet zo aardig voor hem waren geweest, zou hij zich vast en zeker doodongelukkig hebben gevoeld. Maar er is één ding dat het nieuwbakken Pietje absoluut niet wil en dat is tussen spierwitte lakens slapen in een groot bed. Iedere avond sluipt hij daarom stilletjes naar de stal van Amerigo , rolt zich in een van de dekens van het paard en gaat lekker in het stro liggen. Zodoende is hij ook de eerste die wakker wordt van het rare hijgen en snuiven van het paard van de Sint. Hij loopt naar het dier toe en ziet dat het staat te rillen. Is het koorts, is het kou? Hij loopt zo vlug als hij kan naar het paleis om de Stalpiet wakker te maken. Die stuurt meteen de Paardenpiet naar de slaapkamer van de Sint. “Sinterklaas, Sinterklaas, wakker worden. We kunnen niet naar Nederland, want Amerigo is ziek! En u weet, hij is het enige paard dat over de daken kan rijden.” Sinterklaas staat vlug op, kleedt zich aan en haast zich naar de stal. Daar staat de nieuwe, kleine Piet bij de schimmel en aait hem liefkozend over de hals. Sinterklaas kijkt heel bezorgd: “Wat moet hij doen?” “Sinterklaas,” zegt Pietje, “ik heb een idee. Ik weet een kruidenvrouwtje te wonen, die geneeskrachtige drankjes maakt. Misschien kan zij helpen.” “Dat is een goed idee, Pietje. Kom, laten we meteen gaan.” Even later zijn Sint en Pietje op weg. Het is regenachtig en er waait een koude wind. Sinterklaas trekt zijn warme, rode mantel stevig om zich heen. Na enkele uren rijden komen ze bij een heideveld, aan de rand waarvan een schamel huisje staat. Achter de kleine ramen is een gloed van vuur te zien. Binnen staat een oud vrouwtje in een grote ketel te roeren, die boven het vuur hangt. “Goedendag, beste vrouw,” zegt de Sint als hij het huisje betreedt. Het vrouwtje schrikt en vraagt: “Wat doen jullie hier?” De Sint antwoordt: “Goede vrouw, ik heb gehoord dat u geneeskrachtige drankjes kunt maken, die mens en dier genezen van ziekte. Wel, mijn Amerigo is ziek en volgende week moeten wij naar Nederland. Zonder mijn paard kan ik niet over de daken rijden. Kunt u een drankje voor hem maken?” Het vrouwtje zegt: “Wat krijg ik als ik dat doe?” “U kunt krijgen wat u wilt,” antwoordt Sinterklaas rustig. “Dan wil ik uw mooie, rode mantel hebben!” “Goed, goed, die mag u hebben, die is lekker warm.” Het vrouwtje pakt een grote pot, doet er water in en geheimzinnige kruiden. Ook gaan er wat aarde, mos en blad van groene planten in. Ze hangt de pot boven het vuur en als de inhoud kookt, begint ze erin te roeren en mompelt allerhande vreemde woorden. Sint en Pietje staan rustig te wachten tot ze klaar is. Eindelijk is het zover: het vrouwtje giet het drankje in een kleine, aarden kruik, doet er een kurk op en zegt: “Elk uur tien druppels en je paard is weer gezond.” De Sint maakt de gesp van zijn mooie mantel los en legt die voorzichtig om de schouders van het vrouwtje. Het staat een beetje vreemd, maar het vrouwtje is er wat trots en blij mee. Dan pakt Sinterklaas het kruikje, zegt vriendelijk goedendag en stapt naar buiten. Oh, wat is de wind koud. De Sint staat te rillen in zijn witte tabberd. Gelukkig heeft Pietje aan alles gedacht. Keurig opgerold hangt naast zijn zadel een paardendeken. Die legt hij zorgvuldig rond de schouders van de Sint. “Het staat wel niet zo mooi, maar hij is tenminste warm,” zegt hij verlegen. “Ach, wat doet dat ertoe,” zegt de Sint,” ook al draag ik een oude, grijze paardendeken, ik ben tóch Sinterklaas.” Als ze weer bij het paleis aankomen, rennen alle Pieten naar buiten en roepen: “Hebben jullie een drankje bij je?” Ze nemen de Sint gauw mee naar binnen om hem te verzorgen. Pietje gaat met het kruikje naar Amerigo en geeft het paard zijn drankje, urenlang. En ook al is hij doodmoe van de tocht, hij gaat door tot het paard weer normaal hijgt en hinnikt. Iedereen is blij als Amerigo genezen is en de Sint met zijn Pieten de reis naar Nederland kunnen gaan maken. Maar eerst naaien de Kledingpieten een nieuwe, rode mantel voor de Sint. Stel je voor, dat de Sint in ons landje aankomt, gekleed in een oude, grijze paardendeken. Dat is toch geen gezicht! Je zou hem niet eens herkennen! © Bert rodenBurg
11 Online Touch Home