10

Openingen in of verlagingen van de dakranden vormen de meest toegepaste vorm van overlaten (zie afbeelding 3.6). Deze plaats is niet erg flexibel: op enige afstand van de dakrand kan dan wateraccumulatie ontstaan die het dak te veel belast. Let erop dat de maximale waterspiegel hoger kan zijn dan de hoogte van de overlaat. De maximale waterspiegel is namelijk ook afhankelijk van de stuwhoogte bij de overlaat, de verhanglijn/stroomafstand en mogelijke windopstuwing. De waterhoogte bij rechthoekige scherpkantige overlaten wordt berekend met de volgende formule: Q=1,7bh3/2 waarbij: Q: capaciteit van de wateroverlaat, in m3 Er is onderscheid tussen noodoverlaten en signalerende overlaten, ook wel spuwers genoemd. Spuwers zijn kleiner en er worden er minder van geplaatst. Ze worden geplaatst in daken waar de dakbelasting niet kritisch is en bij grotere systemen waar op ieder dakdeel meerdere trechters zijn. 3.7 Goten De afmetingen van de goten kan berekend worden als de volgende gegevens bekend zijn: Vereiste capaciteit van de goten. Drijfhoogte bij de doorlaten of trechters. Middellijn en capaciteit van de standleidingen. /s b: breedte van de overlaat in m (zie afbeelding 3.6) h: waterhoogte in m (zie afbeelding 3.6) Voor een overlaatlengte van 200 tot 250 mm is in afbeelding 3.7 een aantal situaties doorgerekend. Voor kleinere capaciteiten wordt soms een buisvormige opening door de dakrand gekozen. Omdat deze opening gevoelig is voor verstopping, is deze volgens NEN 6702 niet toegestaan. Wel is het mogelijk steekafvoeren in het dak aan te brengen met een minimum diameter van 117 mm. Bij grote dakvlakken is de stroomafstand tot de dakrand vaak te groot en moeten de overlaten over het dakvlak verdeeld worden. Daarbij heeft een UV-overstortsysteem de voorkeur omdat zo de leidingdiameters beperkt blijven. Een overstortsysteem moet immers ongeveer een twee keer zo grote capaciteit hebben als een normaal regenwaterafvoersysteem. De hoogte en de plaats van de overlaten moet worden vastgesteld door een bouwkundig constructeur, mede op basis van de toegestane dakbelasting. Ook als het dak sterk genoeg is, zijn overlaten verplicht. Ze kunnen namelijk bij te hoge waterstanden lekkage voorkomen via opstaande mastiekranden, in het dak opgenomen goten enzovoorts. De architect geeft in overleg met de constructeur en de sanitair adviseur op waar de overlaatleiding moet uitkomen. Vanuit het midden tussen twee standleidingen naar de standleiding varieert het debiet in de goot sterk. Als de hoogte van de waterlaag bij de standleiding bekend is of wordt aangenomen, kan de stuwkromme in de goot berekend worden. Bij een overlaatstroming moet bij de trechter minimaal gerekend worden met 20 tot 40 mm waterdiepte. De goot wordt in een aantal gelijke delen b verdeeld en per deel wordt het debiet bepaald. In het voorbeeld van afbeelding 3.8 is de goot opgedeeld in 6 delen. Voor elk deel, te beginnen bij de afvoer, wordt in afbeelding 3.9 nu het verhang opgezocht. Waterspiegel in een goot, denkbeeldig opgedeeld in 6 delen. Verloop van het debiet in een goot, denkbeeldig opgedeeld in 6 delen. Afb. 3.8 Verloop van waterspiegel en debiet in een goot. 10 Regenwaterafvoer Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication