188

5. Ruimtebehoefte en vlekkenplan 5.1. Algemeen Het vloeroppervlak van een gebouw kan op verschillende manieren worden weergegeven, bijvoorbeeld bruto vloeroppervlak (m² bvo), netto vloeroppervlak, nuttig vloeroppervlak en functioneel nuttig vloeroppervlak (m² fno). De standaardisering voor oppervlaktemeting is vastgelegd in de NEN 2580. Het bruto vloeroppervlak (bvo) is de totale vloeroppervlakte van het gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van opgaande scheidingsconstructies, dus de buitenzijde van het gebouw inclusief buitenwanden, constructies en installaties, maar exclusief vides (groter dan 4 m²). In de Gemeentelijke Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs wordt de term functioneel nuttig vloeroppervlak (m² fno) gehanteerd. Hiermee doelt men op de voor uitoefening van het onderwijs relevante ruimten: de onderwijs-, neven- en directieruimten. De term functioneel nuttig vloeroppervlak (m² fno) komt als zodanig niet voor in de NEN 2580, maar gelet op het gebruik komt dit overeen met de term ‘woonoppervlak’. Waar in de hiernavolgende teksten functioneel nuttig vloeroppervlak (m² fno) staat vermeld, dient dit als ‘woonoppervlak van een gebouw’ conform de NEN 2580 te worden gelezen. In de figuur hiernaast is een schematisch overzicht van de onderverdeling van het bruto vloeroppervlak opgenomen. De volgende ruimten worden niet tot het functioneel nuttig vloeroppervlak gerekend, dit zijn dus ook geen nevenruimten. Deze ruimten vormen het verschil tussen het nettovloeroppervlak en het functioneel nuttig vloeroppervlak: • Vides en schalmgaten. • Technische ruimten. • Verkeersruimten (entrees, gangen etc.). • Toiletgroepen en werkkasten. • Schachten. Referentie: 1694402-0093.0.1. Pagina 9 van 29

189 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication