0

Abram slapend rijk Typologie in de Schrift André Piet Stichting GoedBericht

Colofon Titel: Goed Bericht Abram slapend rijk, typologie in de Schrift © 2022 André Piet, goedbericht.nl Verschijningsdatum: juni 2022 Uitgever: Stichting GoedBericht, Rijnsburg Alle rechten voorbehouden Samenstelling & vormgeving: Evangelie Om Niet In samenwerking met Ciska Drijver Foto cover © Jirawat Plekhongthu via Canva ISSN 2772 7939 NUR 707

INHOUD INLEIDING – Hij geeft het Zijn beminden in de slaap 11 1. Een lijfelijke nakomeling zal erven 13 2. De basisgedachte van de belofte 17 3. Uitzicht, hoop 21 4. Het snijden van het verbond 25 5. 400 jaar vreemdelingschap 27 6. De periode van de belofte 31 7. God is langzaam tot toornen 33 8. God vervult Zijn belofte 37 NOTEN 41 BIJLAGE – Typologie in de Schrift 43 7

Bijbelteksten: de NBG-vertaling [NBG51] van het Nederlands Bijbelgenootschap, tenzij anders aangegeven. 8

“Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn. En hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.” Genesis 15:1-21 [NBG51] 9

INLEIDING – Hij geeft het Zijn beminden in de slaap In mijn Bijbel staat boven Genesis 15: “belofte en teken” (NBGvertaling). En ik heb deze bookazine als titel meegegeven “Abram slapend rijk”. Het is een heel kenmerkende bijbelse waarheid dat God op die manier Zijn rijkdom geeft, namelijk: in de slaap. Daar zijn nogal wat voorbeelden van in de Schriften. Denk bijvoorbeeld aan een woord in Psalm 127:2, waar staat: “Het is voor u tevergeefs, dat gij vroeg opstaat, laat opblijft, brood der smarten eet – Hij geeft het immers zijn beminden in de slaap.” [NBG51] Ik heb wel eens gehoord dat je eveneens zou kunnen vertalen: “Hij geeft Zijn beminden de slaap”. Dat is ook mooi, want het geeft aan dat Hij die rust geeft … en dat is een grote rijkdom als je dat hebt. In Spreuken 10:22 lees je trouwens: “De zegen des HEREN, die maakt rijk …”. En dan wordt daaraan toegevoegd: “… zwoegen voegt er niets aan toe”. [NBG51] Als God wil dat je rijk wordt, dan ben je steenrijk en Abram was zo iemand. Dat geldt tevens voor zijn zoon Izaak. Over hen lees je dat ze steeds rijker worden, Gen.26:13 dat had God beloofd. Geestelijk is dat voor gelovigen sowieso waar, maar de gedachte is: als God iets wil, dan gebeurt het gewoon. En dan hebben de activiteiten, of de werken, of de prestaties van de mens, daar helemaal niets mee te maken. 11

God trekt Zijn plan en dat hoeft Hij niet bij te stellen; Hij volvoert dat. Jes.46:9-11 12

1. Een lijfelijke nakomeling zal erven Ik begin bij Genesis 15:1. En ik gebruik hiervoor een vertaling die vooral aansluit op een letterlijke vertaling1 van het origineel. En dan staat er: “Na deze dingen ...”. Dat gaat over de ontmoeting met Melchizedek in Genesis 14. Het is net na de strijd met de koningen van, onder andere, Sodom. Die koning had trouwens na afloop van de strijd gezegd: ‘ter beloning wil ik jou een heleboel geven’, maar Abram had geweigerd. Gen.14:22 Dan zou je zeggen van: ‘dat is dom’. Alleen dat was niet zo, want Abram had genoeg. En daar had hij bovendien de koning van Sodom helemaal niet voor nodig. Mooi dat er dan staat in vers 1: “na deze dingen”. Dat was dus ook ná dat aanbod van die koning van Sodom. “Na deze dingen kwam het woord van de HEER (Hebreeuws > Jahweh = God) tot Abram in een visioen (in een gezicht) en zei: Vrees niet, Abram, want Ik ben jouw schild, jouw loon zal zeer vermeerderen.” Hé, daar heb je het, dat ‘loon’. Abram kon een beloning krijgen van de koning van Sodom, maar nu kreeg hij het sowieso als belofte, als een aanzegging van de Schepper van hemel en aarde. Zijn leven was zeker in Gods hand. Ik ben jouw schild, Ik bescherm jou. Don’t worry, jouw loon zal zeer vermeerderen … Niet: ‘jouw loon zal zeer groot zijn’, maar het wordt alleen maar méér, groter. En dan lees je in Genesis 15:2 dat Abram zei: “Mijn Heer Jahweh, wat zult U aan mij geven daar ik kinderloos heenga ...” 13

Inmiddels was Abram een man op leeftijd en zijn vrouw Sarai eveneens. Zij was weliswaar tien jaar jonger, maar ze was onvruchtbaar. Zij waren kinderloos … en dan is dat toch de zorg van Abram. En dan vervolgt Genesis 15:2: “… daar ik kinderloos heenga en de zoon van de opvolging van mijn huis” – dat wil zeggen: degene die het dan later allemaal zou krijgen – “zal Eliëzer van Damascus zijn.” Dus, met andere woorden: hoe gáát dat dan? Dat wil Abram weten, want had God eerder niet gesproken over “zijn nageslacht”? “En de Here zeide tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten en westen, want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw nageslacht voor altoos geven. En Ik zal uw nageslacht maken als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zou kunnen tellen, ook uw nageslacht te tellen zou zijn.” Gen.13:14-16 [NBG51] Zonder nageslacht kon die belofte over “een groot, zich vermeerderend loon” wel zo zijn, maar wat blijft daarvan over wanneer hij zou sterven? Dat zou dan allemaal toekomen aan Eliëzer en die kwam uit Damascus. En dan staat er in Genesis 15:3: “En Abram zei: Zie, U hebt aan mij geen zaad gegeven” – zo staat het er dan letterlijk – “en zie, een zoon van mijn huis (ook wel: huishouding) zal van mij erven.” En dan krijgen we een heel bekend woord. Genesis 15 wordt namelijk vaak in het Nieuwe Testament geciteerd, het speelt een grote rol en dat heeft te maken met deze geschiedenis. 14

Vers 4 (meer letterlijk): “En zie, het woord van Jahweh kwam tot hem” – tot Abram dus – “en zei: Niet deze” – dat wil zeggen niet deze Damascener, deze Eliëzer – “zal van jou erven, maar die uit jouw lijf voorkomt, die erft van jou.” Voor veel mensen is de spanning misschien wat van deze geschiedenis af omdat zij inmiddels de afloop kennen. Het is altijd een beetje tricky natuurlijk, als je een verhaal zo tot je neemt en je weet al hoe het afloopt, maar Abram zal inmiddels een jaar of 80 zijn geweest toen hem dit werd aangezegd. Heel uitdrukkelijk nadat Abram overwogen had: ja, God heeft gezegd ‘dat zal je allemaal erven’, maar dan heeft Hij kennelijk een zoon bedoeld die uit mijn huishouding voortgekomen is. Daar zit toch wat frustratie en teleurstelling in. En dan neemt God Abram terzijde en zegt heel expliciet tegen hem: ‘Nee, niet deze zal van jou erven maar die uit jouw lijf voortkomt.’ Dat wil zeggen: een lijfelijke nakomeling, die zal de erfgenaam worden. Later krijg je dan alsnog, in Genesis 16, dat Abram dacht van: nou ja, dan misschien wel uit mijn lijf, maar niet uit dat van mijn vrouw en toen kwam Hagar in het spel. Maar goed, daar hebben we het nu even niet over. Eén die uit jouw lijf voortkomt, die erft van jou … 15

2. De basisgedachte van de belofte Genesis 15:5: “En Hij deed hem uitgaan” – God deed Abram uitgaan, naar buiten dus – “en zei: Zie toch op naar de hemel …”. Ik vind dat altijd een prachtige voorstelling, want dit is haast filmisch verteld, je kunt je dit helemaal voorstellen. Deze man woonde in Berseba, in de woestijn en kijk dan eens omhoog in de nachtelijke hemel. Dan zie je héél wat meer dan met al het kunstlicht dat we hier in Nederland hebben. Dan zie je, tegen de achtergrond van een pikdonkere hemel, echt een óvervloed van hemellichamen, van sterren. En dan staat er: “… en tel de sterren, als je ze kunt tellen.” Er is er Eén die ze wel kan tellen, want dat lees je in de Psalmen. Daar staat, bijna aan het einde van de vijf boeken, in Psalm 147:4: “Hij bepaalt het getal der sterren, Hij roept ze alle bij name.” De namen van de sterren hebben trouwens een betekenis. Dat geldt eveneens voor constellaties. Groepen van sterren, sterrenbeelden, ze hebben allemaal een geweldige betekenis in de Bijbel. Logisch, want God zelf is de Creator. Degene Die hier aan het woord is, is Degene Die het allemaal heeft voortgebracht. “De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; de dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht. Het is geen sprake en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet vernomen: toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld.” Ps.19:2-5 [NBG51] 17

De sterrenhemel spreekt niet van óns leven – dat willen horoscopen ons laten geloven – maar van Gods eer en van Zijn werk 2. Dus dan zegt God tegen dat ‘mannetje’ Abram, die Hij eerder had geroepen uit Ur der Chaldeeën: “Tel de sterren, als je ze kunt tellen.” En dan vervolgt Genesis 15, vers 5: “Zó zal jouw zaad zijn!” Zo zal jouw nageslacht zijn … Let op, hier wordt niets tegen Abram gezegd over een voorwaarde, een conditie. Ook wordt er niets aan Abram gevraagd. Er wordt niet gezegd: ‘als jij belooft ...’, of iets met mitsen en maren, totaal niet. Abram wordt iets beloofd. Het is een volstrekt onvoorwaardelijke belofte. Abram hoort hier feitelijk het Evangelie. Later lees je in de Galaten-brief, dat dit zo wordt uitgelegd door Paulus, want Abram was, naar de mens gesproken – en het is bijbels taalgebruik – ‘verstorven’. Dat wil zeggen: hij was niet in staat om nieuw leven voort te brengen en dat gold evenzogoed voor zijn vrouw Sarai. En het loutere feit dat hem deze belofte wordt gegeven, daarin ligt al de kiem – de boodschap waar heel de Bijbel over gaat – , namelijk: dat de dood wordt overwonnen. Er komt léven voort uit de dood! Jouw lichaam is verstorven, Abram … maar uit dat verstorven lichaam zal zaad voortkomen en het zal rijk vrucht dragen. Dat krijgt Abram als mededeling te horen. “Zó zal jouw zaad zijn.” En dan staat er in Genesis 15:6 (wat zo dikwijls in het Nieuwe Testament wordt aangehaald en uitgewerkt): 18

“En hij” – Abram – “geloofde in Jahweh. En Hij rekende het hem tot rechtvaardigheid.” In Romeinen 4, Galaten 3 en Jakobus 2, wordt dat allemaal uitgelegd en geciteerd. Het grote belang daarvan is dat voor God iemand die gelooft een persoon is die Hem op Zijn woord neemt. Iemand die Zijn belofte, die onvoorwaardelijk is, beaamd, want eigenlijk staat hier in het Hebreeuws het woord ‘amen’. Als je een beetje Hebreeuws kunt lezen, dan zie je dat hier gewoon zo staan: amen! Abram zei “amen” en ons woord ‘amen’ komt dus uit het Hebreeuws. En dat heeft de gedachte in zich van ‘hij beaamde God’. Dat betekent: het staat vast, het is zéker. Als Ú het zegt, dan is dat zo. Van Abram werd niks gevraagd. Abram kón het ook niet. Dan ben je, zeg maar, ‘aan het plafond van je kunnen’; je kunt niet verder. Maar daar waar de mens niet verder kan, daar begint God. Ik zeg het altijd graag zo: ‘Ons plafond, dat is Gods vloer.’ Waar wij eindigen, daar begint Hij. En dat is bij Abram eveneens het geval. Hij kon het zelf niet doen en dat werd ook niet van hem gevraagd. In feite ligt de verantwoordelijkheid, en zelfs de verplichting tot de vervulling, helemaal bij God. Dat is het idee en heel de basisgedachte van de belofte. “Belofte maakt schuld.” Als God iets belooft, dan is het aan Hém om dat te vervullen. 19

3. Uitzicht, hoop “… zó zal je nageslacht zijn”. Dit wordt Abram aangezegd … dit wordt hem beloofd. En Abram beaamde God, hij geloofde Hem op Zijn woord. Dat maakte Abram tot een rechtvaardige. Dus hoe rekent God? Heel simpel: je bent een rechtvaardige – op z’n Hebreeuws gezegd een tsaddiek – als je “amen” zegt op Zijn belofte. Dat is het. ‘Ik kan het niet … maar als Ú het zegt, dan gebeurt het. En dan is de realisatie ook helemaal voor Uw rekening en ik geloof dat Ú bij machte bent om dat te doen.’ Iemand die tot die erkenning is gekomen, is een rechtvaardige voor God. Zo rekent God tot rechtvaardigheid. En dan lees je in Genesis 15:7: “En Hij zei tot hem: Ik ben Jahweh, die jou deed uitgaan uit Ur der Chaldeeën, om aan jou dit land te geven tot erfelijke bezitting.” Dit krijg jij, dit krijgt jouw zaad, jouw nageslacht … Vers 8: “En hij” – Abram – “zei: mijn Heer Jahweh, waaraan zal ik weten dat ik het erfelijk zal bezitten?” Abram betwijfelde niet dat iets ging gebeuren, want dat lazen we in de voorgaande verzen: hij geloofde God. Abram vroeg een teken, het klinkt wellicht wat vreemd, maar: ‘de bonnetjes erbij’. ‘Mag ik er een bonnetje bij …?’ Een teken, hoe vaak vind je dat niet in de Bijbel? Gideon vroeg zelfs om een tweede teken, Richteren 6:36-40. 21

“Waaraan zal ik weten dat ik het erfelijk zal bezitten?” Abram vraagt een bevestiging en God neemt hem dat niet kwalijk. Integendeel, dit wordt de aanleiding voor een geweldige geschiedenis. Genesis 15:9: “En Hij zei tot hem: Neem voor Mij een driejarige vaars, een driejarige geit en een driejarige ram …”. Later werden dit dé offerdieren bij uitstek. Zo was het in het oude verbond geregeld dat God sloot met Israël: een rund, een geit, een ram – maar iedere keer wordt benadrukt: het moet driejarig zijn. ‘Drie maal drie’, dat is eigenlijk wat er staat. En het getal 3 markeert in de Bijbel altijd het getal voor nieuw leven, voor opstanding. Dat begint al meteen in Genesis 1: de eerste dag dat er nieuw leven verschijnt, is op de derde dag. Een belangrijk getal … en dat was óók de dag dat het land uit de wateren tevoorschijn kwam, feitelijk eveneens een beeld van opstanding. Dat wil zeggen: uit de ‘doodswateren’ verschijnt land en op dat land kwam vervolgens diezelfde dag leven voort. Dus dat getal 3 heeft alles te maken met nieuw leven, met zaad, met vrucht uit de dood. Een driejarige vaars, een driejarige geit en een driejarige ram … en daar bleef het niet bij: “... en een tortelduif”, staat er dan, “en een kuikentje”. “Een jonge duif”, staat er in de NBG-vertaling. Hoeveel offerdieren waren hier? Een totaal van vijf dieren. De vijfde letter in het Hebreeuwse alfabet is de ‘hé ’. En, via het Jiddisch, het Bargoens (‘het Amsterdams’), is dit in 22

onze taal terechtgekomen, want wij spreken van een ‘heitje’. Dat was een kwartje, vijf stuivers, dus 5 maal 5. Je hebt ook de tiende letter, dat is de letter ‘jod ’ (uitspraak: joet). Het getal 100 dat is ‘meah’, in het Jiddisch ‘meier ’. En ik hoorde er onlangs nog eentje: een ‘lammetje’. Dat is een jong schaap, maar tevens een daalder. Een daalder is 1,50 en dat waren dertig stuivers. En een ‘lammetje’ komt van het Hebreeuwse ‘lamet’ en de lamet is het getal 30. Dus zonder dat je iets weet van het Hebreeuws, ken je niet alleen de letters, maar ken je zelfs de getalswaarden die deze letters vertegenwoordigen, want Hebreeuwse letters zijn ook cijfers. Om een lang verhaal kort te maken, er worden hier vijf dieren genoemd. En dat getal 5 speelt in het leven van Abram een grote rol want hij heette ‘Abram’, maar hij werd vervolgens ‘Abraham’. Hij kreeg er een hé bij in zijn naam3. En niet alleen hij, maar ook zijn vrouw Sarai. Sarai werd Sarah, zij kreeg aan het einde van haar naam eveneens een hé. In het Nederlands komt dat misschien niet zo uit de verf, maar beiden kregen ze een hé aan hun naam toegevoegd. Die letter met de getalswaarde 5, heeft alles te maken met een venster, met uitzicht, met hoop. Als je het kort zegt, dan is het gewoon genade. Ze kregen, als embleem, genade. 23

4. Het snijden van het verbond Hoe dan ook, zowel het getal 3 als het getal 5 springen eruit. En dat koppelen we dan meteen aan deze geschiedenis, er zit een heel verhaal aan vast. “Neem voor Mij een driejarige vaars, een driejarige geit, een driejarige ram en een tortelduif en een kuikentje …” En dan Genesis 15:10: “… en hij nam deze allen voor Hem en hij spleet ze middendoor …”. In de Bijbel wordt een verbond altijd ‘gesneden’, dat is de bijbelse formulering. Wij zeggen: ‘een verbond sluit je’, maar in de bijbelse taal ‘snijd je een verbond’, dat is wat eigenaardig. Bij ons is het woordgebruik trouwens net zo goed wat vreemd, want wij zeggen: ‘Een huwelijk wordt gesloten’, terwijl het dan eigenlijk wordt geopend. Taal is zo’n raar ding … Waarom werden de dieren middendoor gespleten? Omdat er, als er een verbond gesloten werd, twee partijen waren en dat werd altijd bekrachtigd met bloedstorting. Je leest in Hebreeën 9:16 (letterlijk): “Waar een verbond is, is het noodzakelijk dat het verbond-slachtoffer ter dood gebracht wordt …”. Er is altijd een slachtoffer waarin dat verbond bekrachtigd wordt, waarbij het in de Bijbel altijd gaat over wat er gebeurt na de bloedstorting – ook dat is weer: léven uit de dood. Abram spleet de dieren middendoor en dan vervolgt vers 10: “… en hij legde de doorgespleten stukken corresponderend tegenover elkaar, maar de vogels spleet hij niet.” Dat is de wijze waarop een verbond-sluiting in z’n werk trad: dan werden de delen tegenover elkaar gelegd en degene die het verbond sloten – de beide partijen – gingen tussen de delen door. 25

5. 400 jaar vreemdelingschap Abram legde dus die gespleten dieren neer en “toen daalden de roofvogels neer op de lijken”, lees je in Genesis 15:11. Dat is niet zo gek natuurlijk, maar “Abram joeg ze weg”, staat er dan. Letterlijk vertaald: “hij deed ze terugkeren”. Weg ermee, want roofvogels (of: aasvogels) zouden de lijken inpikken, létterlijk. “En toen de zon zou ondergaan” – staat er dan in vers 12 – “viel een diepe slaap op Abram …”. Het woord dat hier gebruikt wordt, komen we voor het eerst tegen in Genesis 2 en dan gaat het over Adam. Het is een woord dat zoiets betekent als ‘narcose’. Abram was als het ware verdoofd; hij viel in diepe, diepe slaap. Hé, maar Abram was toch één van de verbondspartijen? Je zou dan toch verwachten dat hij ook een aandeel moest gaan leveren om het verbond te snijden? Maar dat gebeurt niet. Abram valt in een diepe slaap en dan staat er nog iets bij: “… en zie, een angstwekkende duisternis viel op hem”. Als je het vervolg leest begrijp je dat, want ik denk dat dit een type is: die aas- of roofvogels eerst, vervolgens dat woord ‘angstwekkend’ en dan nog de duisternis … deze dingen vertegenwoordigen de eeuwen die zouden gaan volgen. En dan lees je in vers 13: “En Hij” – God – “zei tot Abram: Weet, ja weet, dat jouw zaad vreemdeling zal zijn in een land dat het hunne niet is …”. God had Abram het land beloofd én God had hem zaad, nageslacht, beloofd. Maar nu wordt er iets gezegd dat Abram eveneens moet weten, namelijk: dat zijn zaad vreemdeling zou zijn in een land dat het hunne niet was. 27

Zoals Abram trouwens zelf een vreemdeling was, want hij was daar in Kanaän aangekomen, maar hij bezat er geen meter grond. Het énige wat hij daar had gekocht was een graf en dat is veelzeggend. Voor de rest lees je dat hij daar niks had, hij was een nomade. Overigens steen- en steenrijk, daar niet van, maar hij bezat daar geen méter land. De nakomelingen van Abram zouden vreemdelingen zijn in een land dat het hunne niet was. Overigens, deze voorzegging gaat pas in bij de geboorte van Isaak. Wat hier nu gezegd wordt, was een profetie over zijn nageslacht en dat kon pas in werking treden op het moment dat Abram vader was geworden, daarvoor was er namelijk geen sprake van ‘jouw zaad’. De profetie rekent vanaf Isaak. “… en”, staat erbij in Genesis 15:13, “ze zullen hen dienen en ze zullen hen verdrukken”. Nu werd Isaak verdrukt of vervolgd door Ismaël … en zo ging het maar door: vervolgens krijg je die geschiedenis in Egypte. En dan zegt God al op voorhand, terwijl Abram nog geen nageslacht had: “de hele termijn gaat 400 jaar duren”. Nu kun je een tijdlijn neerzetten. Bij de geboorte van Isaak was Abram 100 jaar oud, staat er vermeld. Zijn vrouw was 90, die was tien jaar jonger. Vanaf de geboorte van Isaak gaan we 400 jaar verder rekenen: 400 jaar vreemdelingschap. En dan eindigt die periode met de exodus, de uittocht uit Egypte; dan zou dit alles ten einde zijn en deze periode wordt nogal eens vermeld in de Bijbel. God is een God waar je op kunt rékenen. Ik bedoel dat letterlijk. God voorspelt niet, Hij voorzegt. Abram wist dus: hier wordt gezegd wat er de komende 28

honderden jaren gaat gebeuren met mijn nageslacht: ze zouden vreemdeling zijn, ze zouden het land niet bezitten en de termijn wordt al vastgesteld. En ik zal je vertellen dat dát zelfs met precisie is: 400 jaar, dat was de periode vanaf de geboorte tot aan de exodus. 29

6. De periode van de belofte Er wordt tevens met een andere periode gerekend: 430 jaar. Dat is de periode van de belofte, want voordat Abram vader werd (voor de geboorte van Isaak) was Abram geroepen in Ur der Chaldeeën. God had hem eruit geroepen en had toen Zijn belofte gegeven, dat was 30 jaar eerder. Toen is Abram vervolgens nog naar Haran gegaan, en dan is het nog weer vijf jaar later, maar uiteindelijk is hij in het land gearriveerd en toen hij 100 was werd Isaak geboren. Die periode wordt genoemd in Galaten 3:17 – 430 jaar, vanaf dat God Abram riep. En vanaf de geboorte van Isaak krijg je een periode van 400 jaar. Dat zijn dus twee termijnen. Er staat in Exodus 12:41, dat het niet alleen op het jaar of op de maand, maar op de dag nauwkeurig 430 jaar was toen Israël uittrok uit Egypte. Dat was op de 15e van de eerste maand. Toen, op dat moment, was er een periode van 430 jaar beëindigd, staat erbij. Maar dan weten we nog iets: als dit moment, aan het einde van die 430 jaar, de 15e nisan4 was … – want we weten gewoon de datum (overigens de eerste dag dat de Heer Jezus in het graf lag was exact die datum) – … en als je dan 430 jaar terugrekend, naar het moment dat Abram geroepen werd in Ur der Chaldeeën … welke dag moet dat dan geweest zijn? De 15e nisan. Zo staat het er vermeld. Dus God had Zijn woord, niet alleen op de eeuw, niet alleen op het decennium, niet alleen op het jaar of de maand, maar op de dág nauwkeurig voorzegd. De dag voordat ze uittrokken uit Egypte hebben ze het Pascha gevierd en dat is de 14e nisan. 31

Dan moest het lam geslacht worden en dat is óók de dag geweest dat de Heer Jezus stierf op Golgotha. Ja, verzin dat maar! Het is zo’n geweldig bewijs van Goddelijk design van wat wij ‘de Bijbel’ noemen. De Bijbel is een bibliotheek. Het is een hele verzameling boeken en al die boeken vallen als puzzelstukjes in elkaar. En dát bewijst die eenheid, dat ene panorama; hoe de ene Schrift de andere Schrift uitlegt. Dat is een bewijs van de Goddelijke oorsprong van die bibliotheek. Als je Schrift met Schrift gaat vergelijken, dan bewijst de Bijbel zichzelf. Dat vind ik een geweldige gedachte. Het Woord is maar niet ‘zomaar een leuk verhaal’ of een ‘aardige aanbeveling’ of een ‘ethisch of een moreel appèl’ van ‘wat wíj moeten doen’. Zo wordt het dikwijls wel – met recht – ‘verkocht’ … want je moet er altijd wat voor doen en neertellen … Maar het Goede Bericht is een mededeling. God zegt: dít ben Ik. Of je dat nu gelooft of niet, maar: dít ga Ik doen. En Abram geloofde … Dat is heel verstandig, want als GOD het zegt, nou reken maar dat Híj het gaat vervullen! Dat doet Hij ook, op voorhand. En dan die precisie, de exactheid, de nauwkeurigheid die God daarin demonstreert, geweldig! 32

7. God is langzaam tot toornen Genesis 15:14: “En ook de natie die zij zullen dienen, zal Ik berechten en daarna zullen zij uitgaan met veel bezittingen.” Hier wordt niet alleen de termijn van de vreemdelingschap aangegeven, maar ook wat God zou doen met de natie die het volk zou verdrukken. God zou die natie berechten en dat kennen wij dan als de tien plagen; de tien gerichten over het land Egypte. En daarna zullen zij “met veel have uitgaan”, dit is Exodus. Eigenlijk is het dus zo, dat God aan Abram – voordat hij zelfs een zoon heeft, want dat zou nog enkele decennia duren – al een blauwdruk geeft van de geschiedenis van de komende 400 jaar. Zo gaat het gebeuren: je krijgt een zoon, het duurt nog eeuwen voordat je nageslacht daadwerkelijk dit land erfelijk gaat bezitten, maar het gaat gebeuren. Hij zegt tevens wat er ondertussen zou gebeuren en dat zij verdrukt zouden worden in het land, waar ze terecht zouden komen. Maar die natie berecht zou worden en uiteindelijk zouden ze uitgaan: de uittocht uit Egypte. Die hele periode wordt met nauwkeurigheid voorzegd en tegen Abram wordt dan in vers 15 gezegd: “En jij zult in vrede tot je vaderen gaan en begraven worden in goede grijsheid.” Het is een wat letterlijke weergave, maar zo wordt dat gezegd. En dit werd allemaal tegen Abram gezegd in ‘een gezicht’, een visioen. Abram slaapt hier … Nou, moet je eens kijken, ik schreef het al eerder: slapend rijk. Nu was Abram fysiek, materieel gesproken, rijk, maar dit krijgt hij te horen van de God van hemel en aarde. 33

God geeft Zijn woord: ‘Jij zult in vrede tot je vaderen gaan.’ Zo wordt dat altijd in de Bijbel geformuleerd. De dood is eigenlijk een terugkeren, je bent weer terug bij af. Jouw vaderen liggen in het stof en jij gaat eveneens naar het graf. Maar dat is geen punt, het is een komma … wordt vervolgd – dat is: opstanding! Het is geweldig als je zó in het leven mag staan: in de wetenschap dat de dood niet het laatste woord heeft. “En”, staat er dan in Genesis 15:16, “de vierde generatie” – die dan inmiddels in Egypte zal zijn en die verdrukt zal worden – “zal hierheen terugkeren, want de verdorvenheid van de Amoriet” – dat zijn de mensen die al in het land woonden – “zal tot hiertoe nog niet volkomen zijn”. Dat geeft aan: de maat is nog niet vol. Heel opmerkelijk! In de eerste plaats: het zal de vierde generatie zijn en dat klopt, want je leest: “Levi komt aan in Egypte”. Levi is de achterkleinzoon van Abraham en hij kreeg een zoon en die heette Kehat. Kehat kreeg eveneens een zoon en die heette Amram en dat was de vader van Mozes. En Mozes trok uit het land Egypte. Het was de vierde generatie, maar waarom dán pas; wat was het motief daarvoor? Wel, omdat de verdorvenheid van de Amoriet tot dan toe nog niet volkomen zou zijn. In de NBG-vertaling staat: “eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol”. God is langzaam tot toornen en in Zijn oordeel. Traag: Hij wacht daarmee, Hij doet het ook niet graag. En als Hij het doet, dan doet Hij het snel. Gods oordelen duren altijd relatief kort. “Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid”, staat er in Psalm 30:6 (Herziene Statenvertaling). 34

Dat zijn de verhoudingen. God wacht met het oordelen van de Amorieten. Er staat in Exodus – in de tien woorden die God later aan Israël zou geven – : “… Die de ongerechtigheid van de vaderen zal bezoeken aan de kinderen, aan het derde en het vierde geslacht”. Men denkt vaak dat die tekst betekent: God is zó toornend … en Hij blíjft toornen; zelfs tot in het derde en het vierde geslacht. Maar het is precies omgekeerd. God is zo langzaam tot toornen, want alleen als mensen volharden in de verdorvenheid of in de ongerechtigheid, gaat Hij pas optreden in het derde of in het vierde geslacht. Dat is een heel ander verhaal, een totaal ander idee. Er wordt gesproken over “de verdorvenheid die nog niet volkomen was” en de Bijbel zegt daar het een en ander over. De verdorvenheid in het land was afschuwelijk en daar moest worden opgetreden. God ging optreden, maar dat deed Hij pas op het uiterste moment en toen konden de Israëlieten pas het land in bezit gaan nemen. De bewoners moesten hardhandig verdreven worden, als ze niet weggingen dan werden ze gedood. 35

8. God vervult Zijn belofte En dan staat er in Genesis 15:17: “En het geschiedde toen de zon onderging en het schemerde” – want deze bijbelverzen maken allemaal deel uit van dat visioen dat Abram kreeg – “zie, een rokende bakoven …”. Om het geheel uit te leggen: die rokende bakoven, daarmee wordt Egypte nogal eens vergeleken. Een ijzeroven, Deuteronomium 4:20. Vrij logisch trouwens dat het een ‘oven’ was, want het volk werd daar inderdaad gelouterd. Dan lees je vervolgens: “… en een vurige fakkel passeerde tussen deze afgehouwen stukken”. Ook die vurige fakkel zie je bijvoorbeeld terugkomen in de profeten. In Jesaja 62:1 kun je daar iets over lezen, dat God Zijn volk zou verlossen als ‘een vurige fakkel’, als een lichtbundel in de duisternis. Het is een type van Israëls verlossing; zo zou Hij Zijn volk uitleiden. Eerder ging het over die 5 offerdieren en nu is het God Zelf Die passeerde tussen deze afgehouwen stukken. Dat wil zeggen: de Verbond Initiatiefnemer, Degene Die het verbond hier aanging, ging tussen de stukken door om het in werking te laten treden. Normaal is het zo dat beide partijen, beide verbondspartners, dat doen. Jer.34:18-19 In dit geval lees je dat alleen God tussen die stukken doorging. Het was een eenzijdig verbond. En dan lees je verder in vers 18: “In die dag sneed Jahweh een verbond met Abram en zei: Jouw zaad geef Ik dit land …”. 37

En er staat nog iets bij, moet je opletten: “… vanaf de rivier van Egypte” – dat is de Nijl – “tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat”. Dát wordt dus het land van Israël en deze belofte staat nog steeds. Kijk het maar na, het is nooit vervuld in de bijbelse geschiedenis. Sommige mensen bagatelliseren dat, maar welke route men ook kiest om dit weg te redeneren … dat is Godsónmogelijk, want als GOD iets zegt, dan doet Hij dat! En nu vraag je misschien: ‘Godsonmogelijk?’ Ja, dat kan, want één ding kan God niet en dat is liegen. “Het is onmogelijk dat God liegen zou.” Heb.6:18 Dus als God zegt: ‘dit land van de Nijl tot aan de Eufraat, wordt het bezit van jouw zaad, van jouw nageslacht, Abram’, dan gebeurt dat. En als dat in het verleden nog nooit gebeurd is …? Dan komt dat alsnog! God heeft de tijd. Niet alleen 400 jaar, maar zelfs 4000 jaar, wat dacht je daarvan? Er is trouwens wel een tijd geweest, in de dagen van Salomo, dat het er erg op leek, met deze afmetingen. Dat was eveneens een wereldrijk. Salomo, de zoon van David … en als ik dat zo aangeef, dan weet je misschien wel wanneer de vervulling komt, namelijk: als dé Zoon van David komt. Het land vanaf de rivier de Nijl tot aan de rivier de Eufraat, dat gebied wordt Israël. Je leest in Jesaja dat er ook een grote weg zal zijn; een heerbaan van het noorden naar het zuiden. En dan wordt er gezegd dat Egypte, Assur en Israël de drie landen zullen zijn die een zegen zullen vormen in het midden van de aarde. Dat zal zijn in het Messiaanse rijk dat straks gaat komen – ik durf zelfs te zeggen: ‘binnenkort gaat aanbreken’, want de termijn is bijna vervuld. Sommige mensen zeggen: ‘Je mag niet rekenen met de Bijbel’, maar vraag dat maar eens na aan Abraham … 38

In ieder geval: God vervult Zijn belofte. Dat wordt het land en weet je wat ik nu zo mooi vind? Dan kunnen al die partijen van de Arabieren daar in het MiddenOosten onderhandelen en strijden wat ze willen … en Israël doet dat óók … maar het is geen kwestie van dat ‘Israël z’n best gaat doen’ met de defensie op te krikken en door gelden vanuit Amerika te verzamelen, enzovoorts, om zo dit hele gebied zich eigen te maken. Het is geen mensenwerk, God gééft het gewoon. Irrigatiewerken of technieken zullen evenmin nodig zijn; het is gewoon regen van de hemel waardoor heel dit land straks bloeiend gaat worden. Het land is nu bloedend, maar straks wordt het bloeiend. Dat geeft Híj en dan staat er in Genesis 15:19-21: “… de Keniet en de Kenizziet en de Kadmoniet en de Hethiet en de Perizziet en de Refaïet en de Amoriet en de Kanaäniet en de Girgasiet en de Jebusiet.” Nou, alsjeblieft: ál die volken die daar wonen! Tien naties worden hier genoemd. Dat is opmerkelijk als je het profetisch bekijkt. En die landen moeten allemaal het veld ruimen, of in ieder geval onderhorig worden. “Jouw zaad zal dit land krijgen.” Dát beloof Ik je! En Ik zal het aan hen geven! Dat is dé GOD waar wij eveneens mee van doen hebben. 39

Dit mag dan een geschiedenis zijn die 4000 jaar geleden heeft plaatsgevonden, maar het is geweldig dat we zo’n God hebben, met een Woord dat zó accuraat, zó betrouwbaar en zó solide is. 40

NOTEN 1 Voor degenen die dat niet kennen, ik ben gewend om de interlineair erop na te slaan. De interlineair is een woord-voorwoord weergave vanuit het origineel waarop mijn werkvertaling is gebaseerd. Het is een nogal letterlijke vertaling. Op de website van Scripture4all.org is een Nederlandse interlineair te vinden, die als pdf kan worden gedownload voor bijvoorbeeld tablet of smartphone. Een volledige interlineair van zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Meer informatie: https://www.scripture4all.org/ 2 Bekend is dat de Bijbel niet veel moet hebben van sterrenwichelarij. Daar is een heel goede reden voor. Het gebeuren in de wereld in het algemeen en in ons persoonlijke leven in het bijzonder wordt niet geregisseerd door sterren(beelden), maar door Hem die de sterren gemaakt heeft. Maar trek hieruit niet de verkeerde conclusie! Sterren hebben ons wel degelijk héél veel te vertellen. Psalm 19 zegt dat de hemelen Góds eer vertellen en dat ze, nacht in nacht uit, kennis aan het mensdom predikt. Met andere woorden: de sterrenhemel spreekt niet van ons leven (dat willen horoscopen ons laten geloven), maar van Gods eer en van Zijn werk! Bedenk daarbij dat God niet alleen alle namen van de sterren kent, maar ook dat Hij de sterrenbeelden maakte. In Job (9:9) staat: “Hij maakt de Beer en de Orion, de Pleiaden en de Kamers van het Zuiden”. De God die ons de heilige Schriften heeft gegeven, is dezelfde God die ook de sterrenbeelden maakte. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen, dat het verhaal van de sterrenbeelden overeenkomt met het plot van de Bijbel. Het verhaal van de sterrenbeelden gaat terug op de (zogenoemde) ‘moederbelofte’ (Genesis 3:15), waar God aan de mensheid een Verlosser belooft die, door strijd heen, de overwinning behaalt. Stuk voor stuk gaan de sterrenbeelden daar over. Alle volken kennen deze oeroude overleveringen. Verwezen heb ik naar de beroemde Sfinx in Egypte, een duizenden jaren oud monument 41

dat als embleem verwijst naar de kop en staart (begin en einde) van de Dierenriem. De Zodiak begint bij de Maagd en ze eindigt bij de Leeuw … Wie vertrouwd is met bijbelse symboliek herkent hier direct één van de rode draden in de Bijbel. Bron: Piet, A. (2004). Het Evangelie in de sterren. GoedBericht, https://goedbericht.nl/het-evangelie-in-de-sterren/ 3 Abraham (Hebreeuws: ם ָה ָר ְב ַא avrāhām “Vader van velen/vele volken”), eerder Abram geheten (Hebreeuws: ם ָר ְב ַא avrām). Bron: Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Abraham 4 Nisan (ook wel nissan, niesan of awiew; Hebreeuws: ן ָסי ִנ, ook wel ביבא) is volgens de Misjna de zevende maand van het joodse jaar en volgens de Thora de eerste maand van het joodse jaar. De maand telt 30 dagen. Deze maand valt ongeveer samen met de tweede helft van maart en de eerste helft van april van de algemene of gregoriaanse kalender. Bron: Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Nisan 42

BIJLAGE – Typologie in de Schrift Het woord ‘typologie’ komt niet in de Bijbel voor. Het woord ‘type’ (Grieks: tupos) wél. Zo heet Adam een type van Hem die zou komen, “de laatste Adam”. Rom.5:14 En van de gebeurtenissen die Israël in de woestijn overkwamen, wordt gezegd dat ze typen zijn van ons die geloven. Typologie is de bestudering van zulke typen. Een type is een beeld of voorbeeld. Voordat Mozes de tabernakel ging bouwen heeft God hem een type daarvan getoond op de berg. Heb.8:5 Het bestuderen van typen in de Bijbel, is buitengewoon boeiend. Door typen te herkennen, krijgen de Schriften een wonderlijke, onderlinge samenhang. Daarom heten “de Schriften” tezamen ook “de Schrift”, dat wil zeggen: ze vormen een eenheid die niet gebroken kan worden. Joh.10:35 Het ene Bijbelboek verwijst naar een ander Bijbelboek waarmee het, oppervlakkig gezien, geen enkel verband heeft. In 2 Koningen 2 wordt bijvoorbeeld geschreven over een groep van tweeënveertig jongens die Elisa honen en dan door twee berinnen uiteen worden gescheurd. Het heftige tafereel blijkt wonderlijk parallel te lopen met het laatste Bijbelboek waar ook sprake is van twee Beesten (de een had poten als van een berin) die de heilige stad gedurende tweeënveertig maanden zullen vertreden. Het is geen ‘spelletje’ om zo naar de Schrift te luisteren en onder de oppervlakte te zoeken. Integendeel, Paulus neemt het de Galaten zelfs kwalijk dat zij niet zo naar de wet luisterden: “Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet?” Gal.4:21 [NBG51} En vervolgens laat Paulus zien dat de geschiedenis van het conflict tussen Hagar en Sara staat voor twee verbonden (4:25). Het ene voor werken en slavernij (Sinaï) en het andere voor de belofte en voor vrijheid. Zouden de Galaten hebben geluisterd naar de wet, dan had hen dit niet ontgaan. 43

De Brieven in ‘het Nieuwe Testament’ staan vol van vermeldingen van typen. Eva, genomen uit het lichaam van Adam, verwijst volgens Paulus naar de ekklesia, het lichaam van Christus. Ef.5:31,32 De Hebreeën-brief is vrijwel vanaf het begin tot aan het einde gebaseerd op onderwijs in typen in de Hebreeuwse Bijbel. Zelf spreekt de brief van schaduwen (10:1). De tabernakel als tent, de vele bijbehorende attributen, de offerdienst, de priesters, de sabbat, enzovoort, verwijzen stuk voor stuk naar hetgeen en Degene die komen zou. En wat dacht u van een figuur als Melchizedek van wie we slechts drie verzen (Gen.14:18-20) historische informatie bezitten? Genesis vertelt nauwelijks wat van hem maar is het dan niet verbazend hoe de schrijver van de Hebreeën-brief niettemin uitgebreid ingaat op zijn betekenis?! Waarbij hij niet alleen uitwijdt over wat van hem staat medegedeeld, maar zelfs de ontbrekende informatie blijkt betekenis te hebben! Het feit dat van de priester Melchizedek geen afkomst, geslachtsregister, leeftijd of overlijden wordt vermeld, is volgens Hebreeën 7:3 typerend! Het verwijst namelijk naar de opgewekte Christus, die Priester is “naar de ordening van Melchizedek” (7:15,16). De Schrift zelf gaat ons overvloedig voor in het aanwijzen van typen en spoort ons daarin aan om zinnig en dubbelzinnig naar haar te luisteren. 44

Goed Bericht GoedBericht wijst op de ene GOD, Die alles beschikt en bij Wie nooit iets misgaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen. Omdat GOD nooit laat varen de werken van Zijn handen! Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus dit als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf. goedbericht.nl Bron: Piet, A. (2018). Originele titel: Slapend rijk. GoedBericht, https://goedbericht.nl/lezingen/slapend-rijk/ In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet Het Evangelie spreekt van de ene God, Die OM NIET alle mensen redt, verzoent, levend maakt en rechtvaardigt! Gratis online boeken lezen, delen en downloaden (publicaties zijn ook als uitgave op papier verkrijgbaar) evangelieomniet.nl 45

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
Home


You need flash player to view this online publication