112

Paulus zag in zijn dagen niet gebeuren, waar hij zo naar verlangde. En in een aantal bewoordingen schetst hij dan de situatie van Israël. Ik neem je in grote stappen mee door die hoofdstukken. Israël is in ongeloof De situatie van Israël was, dat ze niet aan de Thora 35 toekwamen. Ze waren wel bezig met allerlei werken, waarin ze gerechtigheid wilden bereiken, maar ze kwamen niet toe aan de gerechtigheid waarvan de Thora spreekt: de rechtvaardigheid van God. Israël ging niet uit van geloof. Door uit te gaan van werken, draaiden ze de zaak nèt om. De apostel had dat zelf meegemaakt, hij had dat ervaren. Hij was Jood en hij had onder de Thora geleefd. Onder de overleveringen van de vaderen, had Paulus zich erg ijverig en religieus ingezet. Dat was eveneens het geval bij Israël, want de situatie van het volk kun je in miniatuur terugzien in de apostel; in zijn vroegere bestaan onder de wet. Zij waren niet onderschikkend aan Gods gerechtigheid. Bij Paulus was het zelfs zo, dat hij de gelovigen vervolgde, dreiging en moord blies. Hand.8:3; 9:1; 1Kor.15:9 Paulus houdt ons voor dat het om geloof gaat. En dan wordt, naar Jesaja 65, geconcludeerd: Jesaja durft het aan te zeggen: Ik ben gevonden door hen die Mij niet zochten, Ik heb Mij geopenbaard aan hen die naar Mij niet vroegen. Met het oog op Israël zegt Hij echter: Heel de dag heb Ik Mijn handen uitgebreid naar een ongehoorzaam (letterlijk: weerspannig) en tegensprekend v Rom.10:20-21 [HSV] GODS GENADE, ZIJN VOLK ISRAËL | 117

113 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication