15

gaat het hier maar over één Persoon. Je leest ook “de man”, enkelvoud. Wat lees je over deze man? In vers 1 lees je wat hij allemaal niet doet: Hij gaat niet, hij staat niet, hij zit niet. Hij voelt zich volstrekt niet thuis bij goddelozen, zondaars en spotters. Hij volgt ook hun raad niet op maar gaat zijn eigen weg. Hij laat zich niet meevoeren met de grillen van deze wereld. Over Wie hebben we het dan? Dat kan er, in absolute zin, maar Eén zijn. Dat is dé Man van God. In vers 2 zien we juist het tegenovergestelde van vers 1. Daar lees je wat Hij wél doet. Hij heeft welgevallen in de onderwijzing van God en Hij overpeinst dit bij dag en bij nacht. De onderwijzing van God is hier de Thora2 in de meest brede zin van het woord. ‘Onderwijzing’ is trouwens een prachtig woord; het wijst naar iets wat er onder ligt, wat verborgen is. Ook wij kunnen natuurlijk een welgevallen hebben aan de onderwijzing van God, maar er is er maar Eén bij wie dit volmaakt van toepassing is en dat is Christus. De Man die hier bezongen wordt, heeft een absoluut welgevallen aan de onderwijzing van God en overpeinst deze woorden bij dag en bij nacht. Hij is er dus voortdurend mee bezig. De Bijbel is zo rijk dat je er nooit op uitgekeken raakt. Al ben je er al tientallen jaren mee bezig, dan heb je er nog maar een fractie van begrepen. 20

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication