54

10. De gelukkige mens Als je tot het besef komt dat God werkelijk gelukkig is, dan kan het bijna niet anders dat het jezelf ook gelukkig maakt. We kijken nog een keer naar Titus 2 vanuit een andere invalshoek. Paulus spreekt eerst de slaven aan, daar hadden we het al eerder over. Slaven zijn mensen die 24 uur per dag, 7 dagen in de week, het eigendom van een ander zijn. Hij spoort hen aan om ondergeschikt te zijn aan hun heer, in alles welgevallig zonder tegenspraak. Tit.2:9 Paulus zegt dit niet zomaar, maar hij noemt er een reden bij (letterlijk): “opdat zij de leer van God, onze Redder, zouden versieren in alles”. Tit.2:10 Een slaaf mocht etaleren, versieren hoe geweldig de leer van God was, ook als zijn eigenaar een vervelende man was. Juist tegen een donkere achtergrond kon hij schitteren, vanuit de gedachte: door het mijn heer naar de zin te maken demonstreer ik dat God onze Redder is. Voor God zijn we gelijk. We zijn allemaal doelmissers en hebben Zijn redding nodig; slaaf of eigenaar, arm of rijk, aardig of niet aardig, het maakt niet uit. Het motief om de leer te ‘versieren’ is ook voor ons bedoeld. Na de slaven komen wij aan de beurt. Het feit dat God onze Redder is, is een feest … en wij mogen nu al de slingers hiervoor ophangen. We mogen die rijkdom beseffen en etaleren in alle aspecten van ons dagelijks leven. Die leer is zo vitaal, zo bruisend, dat het van ons denken automatisch naar de rest van ons leven vloeit. Alles komt ermee in aanraking. 61

55 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication