51

staan onmiskenbaar elementen in de brieven vóór de gevangenschap, die te maken hebben met de beelden lichaam en bruid. Daar was destijds een rest die de bruid enigszins voorstelde; want toen was nog sprake van een geestelijke eenheid tussen God en Zijn volk Israël. Dat bleek uit wondergaven die gelovige Joden bleken te hebben. In deze (onze) tijd heb je geen bruid, omdat de geestelijke eenheid tussen Jahweh en Zijn volk ontbreekt. Wanneer die eenheid opnieuw hersteld wordt, zullen de gaven ook weer aanwezig zijn. In 2 Corinthiërs 11 gebruikt de apostel wel het beeld van een verloofde, maar noemt in elk geval het woord bruid niet. De apostel stelt zich op als vriend van de bruidegom. Tegelijkertijd stelt hij zich naar de Corinthiërs op als vader en moeder! Paulus richt zich daar zeker niet tot alle gelovigen, en noemt zichzelf géén “verloofde”. Hij had ervoor gezorgd dat de Corinthiërs zich wendden tot Christus voor zorg en redding, zoals een verloofde dat naar haar aanstaande man doet. Het gevaar in Corinthe was een geest van verdeeldheid, het kijken naar anderen dan naar Christus. Het beeld van de vrouw in het huwelijk in Romeinen 7:1-6 kan alleen wijzen op Israël. Want alleen zij waren als het ware ‘gehuwd met de Wetgever’. Zij zouden huwen met de opgestane Heer, zoals zij dat met de wet waren. Efeziërs 5:22-33 vergelijkt de gemeente in een aantal aspecten met de gehuwde vrouw. Dit gedeelte wordt vooral gebruikt om iets te willen aantonen in de richting van: ‘de gemeente is de bruid’. Maar het gaat 57

52 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication