19

Het feit, dat deze eerstgeborenen ‘zonen van de onderschikker’ Gen.6:2 (elohim-zonen) genoemd worden en de dochters van Adam (‘dochters des mensen’) huwden, wordt in de gebruikelijke bijbelvertalingen weergegeven alsof zonen van God de dochters ‘der mensen’ tot vrouwen genomen zouden hebben. De meeste Bijbels omschrijven Elohim meer dan tweeduizend keer met ‘God’ en ongeveer tweehonderd keer met ‘goden’. Dat het bij deze ‘zonen Gods’ niet om ‘gevallen engelen’ gaat, maar veeleer om elohim-zonen oftewel zonen van de onderschikker Adam, bleek reeds uit de literaire spiegelbeeldstructuur van de geschiedenis van de aartsvader Adam. Het is juist, dat de uitdrukking ‘zonen Gods’ in Job voor hemelse hoogwaardigheidsbekleders gebruikt wordt Job 1:6. Maar de titel ‘Elohim’ (Onderschikker(s), God, goden) werd ook voor mensen gebruikt. In Lucas 3:38 wordt Adam ‘zoon van God’ genoemd. De Heer zette Mozes als ‘elohim’8 (onderschikker(s), God) voor Aäron en Farao in Ex.4:16; 7:1. En uit de voetnoten van de (Duitse) concordante uitgave van Exodus9 is te zien, dat de scheidsrechters10 eveneens ‘elohim’ (onderschikkers) waren Ex.21:6; 8 NBG51 en SV: God 9 Uitgave Konkordanter Verlag 10 NBG51 en SV: goden 20

20 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication