30

Zoals reeds gezegd, heeft Paulus de uitdrukking katō, die op de onderwereld toegepast kon worden, vermeden en in Efeziërs 4:9 een vergrotende trap gebruikt van het bijwoord katōterō, dat in Mattheüs 2:16 (jongens van twee jaar oud en daar beneden) staat. En de vergrotende trap van het bijvoeglijk naamwoord, ta katōtera, gebruikte hij alleen hier Efe.4:9, zodat de betekenis daarvan uit het directe zinsverband moet worden opgemaakt, waarin sprake is van Christus’ dienst en werkterrein. Taalkundig gezien, zouden we nog willen zeggen, dat dit bijvoeglijk naamwoord bij dezelfde woordfamilie hoort als kata, dat als voorvoegsel dikwijls de betekenis van neer- heeft (vergelijk: neervallen, neerslachtigheid, neertrappen, neerwerpen, neerwerping). In het kader van deze uiteenzetting willen wij ons heel bewust losmaken van de idee van de onderwereld, en gebruiken we de woorden lagere delen (Grieks: katōteron en meros) waarmee een vlakke streek wordt aangeduid, die lager ligt dan de omgeving. Voor het Griekse zelfstandig naamwoord meros (deel) in dit vers is er geen nauwkeurig overeenkomend Duits begrip met zo’n veelzijdige betekenis als dit woord uit de grondtekst. Daarom zijn in de Duitse concordante vertaling in Efeziërs 4:9 deze beide begrippen samengevat in het woord Niederungen voor untere Teile gebruikt (vgl. Stichwortkonkordanz Konkordantes Neues Testament, blz. 538, 5e, 6e editie; blz.190, 7e editie), in de zin van: 31

31 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication