33

Bij het neerdalen op de berg Sinaï was de heerlijkheid van Jahweh als een verterend vuur Ex.24:16,17. De afdaling van de Heer Jezus in de lagere gebieden van het land en van de aarde vond echter plaats in genade. Niet om de mensen in de gevangenschap van de wet te voeren, maar om hen uit dit juk van slavernij te halen. De wet eiste gehoorzaamheid van de mensen. De genade echter geeft gaven aan hen. Zijn vernedering is het fundament van alle genadegaven, die wij nu ontvangen: de gelovige uitkiezing uit Israël én die uit de andere natiën. Gemeenschappelijk vormen wij Zijn lichaam, waarvan Hij Zich zal bedienen om het al15 te completeren Efe.4:10. Boodschappers uit de hemel Gods huidige genadewerk onder alle natiën is in de eerste plaats verbonden met de (toekomstige) wederzijdse verzoening van hen die in de op-hemelen zijn. Dat, terwijl het gelovig Israël haar zendingsveld op aarde zal hebben. Nu al wordt aan de overheden en gevolmachtigden te midden van de hemelingen door ons de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt Efe.3:10. Blijkbaar kunnen zij ons niet zien, maar horen over ons door boodschappers. Omdat deze zich niet alleen in het op-hemelse gebied bewegen, maar ook in de atmosfeer waarin wij leven, kunnen zij ons observeren en over onze wandel verslag uitbrengen. Zij interesseren zich waarschijnlijk in het bijzonder voor de 15 ‘Het al’ is het Griekse ta panta, dat regelmatig in de Schrift de totaliteit van heel de schepping inhoudt. 34

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication