12

Bidden met het denkvermogen Toen de Korinthiërs hun eerste brief van Paulus ontvingen, hadden ze slechts fragmentarische kennis 1Kor.13:9. Het was nog de tijd van onmondigheid, omdat ze hun genadegaven hoger waardeerden dan Paulus. Hij had het afnemen van de wondergaven van Pinksteren al onderkend. Bij enkelen werkte de vernieuwde denkzin2 niet actief mee. Daarom konden ze ook geen bijdrage leveren om de kennis en geestelijke groei te bevorderen. Om dit te bewerken, liet de opgestane Christus via Zijn spreekbuis Paulus Hand.26:16 de brief aan de Romeinen schrijven. Die brief bevat het onderwijs, dat wij moeten leren. Rom.12:2; 16:17. Al wat destijds nog in Korinthe gebeurde, was tot opbouw van de gemeente of alleen van een enkeling 1Kor.14:5,12,26. Dat weerspiegelde zich ook in hun gebeden: Want ingeval ik in een taal3 zou bidden, bidt mijn geest, maar mijn denkzin is onvruchtbaar. Hoe is het dan? Ik zou bidden in de geest, maar ik zal ook bidden met mijn denkzin. Ik zal snaren bespelen in de geest, maar ik zal ook snaren bespelen met mijn denkzin. Anders, ingeval jij zou zegenen in de geest, hoe zal hij die de plaats inneemt van de niet ingewijde ‘Amen’ uitspreken over de jouw dank, daar hij nu niet weet wat jij zegt. Want jij dankt inderdaad uitstekend, maar de ander wordt niet opgebouwd. Ik dank God dat 2 Denkzin, Grieks: nous, het ‘denkorgaan’ van de mens. 3 Grieks: glossa, ook tongentaal (glossolalie) genoemd. 14

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication