8

Verworven Genesis 4:1, vanuit de Statenvertaling: “En Adam bekende Heva, zijn vrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van de HEERE verkregen!” Vanuit de grondtekst, in de interlineair1, kun je herkennen dat er in het Hebreeuws ‘adam’ staat en dat woord betekent ‘mens’. “En de mens …”. Dat lees je ook in de NBG-vertaling: “De mens nu …”. Letterlijk: “En de mens kende Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en zij baarde Kaïn. En zij zei: ‘Ik verwierf een man met JAHWEH2!’” En de mens ‘kende’ – Statenvertaling: ‘bekende’ – is eufemisme voor seksuele gemeenschap, want hij kende haar daarvoor al. Het is een verhullende uitdrukking. De NBG-vertaling heeft het hier over ‘gemeenschap’. Eva werd zwanger en zij baarde Kaïn. En ze zei: ‘Ik verwierf een man met JAHWEH.’ Die naam betekent zoiets als ‘verwerven’ of ‘verwerving’. En dan val ik maar meteen met de deur in huis: we lezen in de Schrift dat Israël, het Joodse volk, een verworven volk is. Dat lees je bijvoorbeeld in Exodus 15:16. Daar staat: “Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid van Uw arm zullen zij verstommen, als een steen, totdat Uw volk, HEERE! doorkomt; totdat dit volk doorkomt, dat Gij verworven hebt.” [SV1977] Meer letterlijk: “Angst en ontzag valt op hen, door de grootheid van Uw arm zijn zij stil als een steen, 13

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication