18

3.3 – Voor wie is waterdoop voorwaarde? Zoals ten tijde van de tabernakel niemand God kon naderen zonder wassing, zo zou in de eindtijd niemand het aardse koninkrijk binnen kunnen gaan zonder doop en de daarbij behorende geestelijke gesteldheid. Alleen met degenen die door doop in Gods ogen rein waren geworden, kon Hij gemeenschap hebben. In die zin fungeerde het wasvat in de tabernakel als beeld van wedergeboorte. De ceremoniële wassing bij de priesterwijding beeldde een wedergeboorte uit tot een leven nabij de Here (Exodus 29:4; Titus 3:5). Eerst wanneer het gehele volk gered zal zijn, het bad der wedergeboorte zal hebben ondergaan en het priesterschap zal bekleden, is er geen wasvat meer nodig, omdat zij allen God nabij zijn (Romeinen 11:26; Johannes 3:3; Exodus 19:6; 1 Petrus 2:9 en Openbaring 1:6). De koperen zee in Salomo’s tempel, is een voorafschaduwing van de stromen van zegen en de daaraan verbonden heiligheid in het duizendjarig koninkrijk. In die tijd zal niemand meer gemaand worden berouw te hebben en boete te doen, omdat dan alle leden van het volk wedergeboren zullen zijn. Dan zal alle vlees komen om in Jeruzalem voor het aangezicht van de Heer Hem te aanbidden (Jesaja 66:23). Dan zal de nieuwe tempel, gezien door de profeet Ezechiël 22

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication