33

God had al bij het geven van de wet voorzien dat Zijn Zoon zo zou handelen. Jezus verruimde Zijn laatste Pesachmaal voor Zijn discipelen met twee nieuwe perspectieven: naast een maal ter gedachtenis aan Israëls bevrijdende uittocht uit het land Egypte (Deuteronomium 16:3), a. een maal ter gedachtenis aan Zijn lijden en sterven dat Hij diezelfde dag als Lam Gods (Johannes 1:29) zou ondergaan en b. een maal ter gedachtenis aan Zijn terugkeer als Koning van Israël om met Zijn discipelen in het koninkrijk wederom Pesach te vieren (Lucas 22:16, 29, 30). Wanneer Paulus in 1 Corinthiërs 11:23 schrijft “de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd”, moet het dus om een maaltijd gaan die Hij nog gehouden heeft vóór Judas’ verraad, dus in de nacht van die 14e Niesan. Dan kan het niet anders of dat moet dezelfde maaltijd zijn geweest als waarover de evangelisten berichten. 3.2 – Een inzetting? Wat de evangeliën over het pascha met de Heer vermelden, kan niet worden aangemerkt als de “instelling van het heilig avondmaal” alsof Jezus Zijn discipelen opdracht zou hebben gegeven die maaltijd voortaan tot Zijn gedachtenis te herhalen. Wanneer Hij alleen volgens Lucas 22:19 zegt “Doet dit tot Mijn gedachtenis”, dient dat om Zijn discipelen op de betekenis van dit pesachmaal te wijzen. Dat zouden zij eerst later ten volle gaan begrijpen. 37

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication