Een musje Een musje was bij ’t gulzig drinken plotsklaps in de sloot beland en fladderde om niet weg te zinken tegen een te hoge waterkant. Vergeefs zochten zijn pootjes grond, steeds vaker ging zijn kopje onder; het sloeg zijn vlerkjes wild in ’t rond, luid piepend om een wonder ... Daar greep een grote mensenhand het vogellijfje weg uit ’t graf en zette het op zonnig land, ver van het vrees’lijk water af. Uit de diepten van mijn nood, tussen hoge, kille wanden, worstel ik op leven en dood, roepend om Uw reddend hand’len. Til mij naar Uw boezem, Heer, geef mij de warmte van Uw hart, in mijn wanhoop - ik kán niet meer - verlos mij van mijn angst en smart! 25
16 Online Touch Home