116

Samenvatting 1. De Here Jezus was geen hogepriester zolang Hij nog op aarde leefde. In de aardse tempel was Hij onbevoegd om dienst te verrichten. Als priester naar de ordening van Melchizedek verricht Hij zijn dienst in de hemelse tabernakel. 2. Omdat Hij sedert zijn opstanding een onvergankelijk leven bezit, is Hij “priester tot in eeuwigheid” en kan Hij volledig behouden wie door Hem tot God naderen, daar Hij altijd leeft om voor hen tussenbeide te treden. 3. Bij zijn hemelvaart is Hij de ware tempel binnengegaan en ten bate van ons voor God verschenen. Vanuit zijn zitplaats aan Gods rechterhand kan Hij voortdurend voor ons pleiten. 4. Als hogepriester pleit Christus niet bij God om ons voor straf of veroordeling te behoeden. 5. Hij moedigt ons aan om op te staan indien wij hebben gestruikeld, en helpt ons om in de verzoeking stand te houden. Hij “komt ons te hulp indien wij verzocht worden”. 6. Hij “treedt voor ons tussenbeide” om ons aan Gods bedoelingen te doen beantwoorden. De uitkomst van dat pleidooi staat vast (vgl. Rom.8:24-39 “meer dan overwinnaars”, Heb.7:25, “volkomen behouden”). 7. Als hemelse “Parakleet” moedigt Hij ons aan om met vrijmoedigheid naar God te gaan. Het doel van zijn arbeid is, om ons “bij God te brengen” (zie Johannes 17:21-24). 127

117 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication