140

God zij waarachtig en ieder mens leugenachtig...” (Romeinen 3:34, Telos) Heel het betoog van Paulus is gebaseerd op de constatering dat God trouw is en de mens ontrouw. Bij de mensen is er ongeloof, bij God geloof (vers 3). Mensen zijn leugenaars, alleen God spreekt de waarheid (vers 4 en 7). Bij ons is er ongerechtigheid, bij God gerechtigheid (vers 5). Over de mensheid had de apostel, aan de hand van citaten uit de Psalmen, bijzonder krasse uitspraken gedaan. “Er is niemand die verstandig is, niemand die God zoekt... De vreze Gods staat hun niet voor ogen” (vers 11-18). De conclusie van Romeinen 3:1-20 luidt: “Bij mensen ontbreekt het echte geloof. Bij hen is er geen sprake van trouw, maar alleen van ontrouw”. In vers 22 brengt Paulus dan de éne mens ter sprake in wie Gods gerechtigheid is geopenbaard omdat Hij wél geloofde, Jezus Christus. De apostel spreekt in dit vers niet over ons geloof in Jezus Christus, maar over het geloof van Jezus Christus. Net zoals “geloof van Abraham” (Romeinen 4:16) betekent: het geloof dat Abraham bezat, zo betekent “geloof van Christus” (Romeinen 3:22) ook: het geloof dat Christus bezat. Wanneer de apostel vervolgens opmerkt: “tot allen en over allen die geloven”, dan ontkracht hij daarmee niet wat hij in het voorafgaande had gezegd. Het is niet zó dat bepaalde mensen zich in positieve zin van de rest onderscheiden omdat ze “van nature” op God vertrouwen of bij het horen van de evangelieboodschap “spontaan” voor Christus kiezen. Het blijft: God waarachtig en ieder mens leugenachtig, bij God trouw en bij het schepsel ontrouw. 153

141 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication