174

betekent dan slechts een levend maken van het lichaam; het gaat niet om een verrijzenis voor het oordeel, maar om de opstanding voor een leven in eeuwige heerlijkheid. Dat komt nog duidelijker aan het licht in de uiteenzetting over het opstandingslichaam (vs.35-37): Paulus relateert dat aan begrippen zoals: onverderfelijkheid, heerlijkheid, kracht, hemels, geestelijk, onsterfelijk. Dat ook de goddelozen opstaan en wat zij voor een lichaam zullen krijgen, daarover spreekt hij helemaal niet. Het is daarom het allereenvoudigst, om het woord allen in vers 22 eveneens uitsluitend te laten slaan op de christenen” 50 De schrijver merkt terecht op, dat “levend maken” méér inhoudt dan herstel van de gestorvenen in hun oude staat. Het betekent: opwekking tot het échte leven, dat onverderfelijk (vs.42,52-54), heerlijk (vs.43), krachtig (vs.43), hemels (vs.48-49) 51, geestelijk (vs.44) 52 en onsterfelijk (vs.53-54) is. Dit ware leven wordt volgens hem alleen aan gelovigen geschonken. Ongelovigen zullen verrijzen bij de “opstanding ten oordeel” (Joh.5:29). Daarbij is er geen sprake van heerlijkheid, maar van eeuwig afgrijzen (Dan.12:2). Dus bedoelt Paulus volgens deze predikant in vs.22 met “allen”: alle christenen. In Adam sterven alle gelovigen, zo zullen in Christus ook alle gelovigen levend gemaakt worden. Over het lot van ongelovigen laat Paulus zich volgens hem niet uit. Uit vers 18 blijkt, dat de apostel zich beperkt tot hen, die in Christus zijn ontslapen. Tot zover deze visie. 50 A.Symank, Worden alle mensen gered?, ‘s Gravenhage 1989, pag.14 51 Qua oorsprong, vgl. vs.40 met vs.47. 52 Dat wil zeggen: door de Geest van Christus beheerst (vs.45-46). 187

175 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication