18

Mensen (niet hun schuld) In de berijming van 1773 is Psalm 79 als volgt weergegeven: “Gedenk niet meer aan ’t kwaad, dat wij bedreven, verzoen de zware schuld, die ons met schrik vervult, bewijs ons eens genade” Het werkwoord “verzoenen” wordt in deze psalmberijming op een onbijbelse manier gebruikt. In de Schrift heeft het werkwoord katallassoo namelijk altijd betrekking op vijanden: op mensen of op engelen. Vijanden moeten worden verzoend. Schulden, misstappen, of overtredingen moeten worden bedekt. Dat zijn verschillende dingen. De Bijbel gebruikt er ook verschillende woorden voor, zoals we nog zullen zien. Wie meent dat het grootste probleem in de wereld overtreding en schuld is, heeft van verzoening nog niets begrepen. Waaróm komen mensen tegen God in opstand? Waaróm overtreden ze zijn geboden? Waaróm bedrijven ze kwaad? Volgens de Bijbel omdat ze God wantrouwen, twijfelen aan zijn motieven, en vijandig tegenover Hem staan. Met kwijtschelding van schuld zijn onze problemen niet opgelost. Met opheffing van onze tekortkomingen evenmin. Onze grondhouding moet veranderen. Van vijanden moeten wij “gelovigen” worden: schepselen die hun Maker vertrouwen. In plaats van vreemden die “veraf zijn” moeten we “nabijen” worden, intimi van de Schepper die zijn gedachten kennen en deze respecteren. De eerste overtreding die in de Bijbel wordt beschreven was al gebaseerd op wantrouwen. God had tegen de mens gezegd: “Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven” (Genesis 2:1617) 21

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication