24

“En gij zult voor het leven van een doodslager, die des doods schuldig is, geen losgeld aannemen, maar hij zal zeker gedood worden. Gij zult evenmin losgeld aannemen voor iemand die naar zijn vrijstad gevlucht is...” (Numeri 35:31-32) In tegenstelling tot de eigenaar van een stotig rund kon de pleger van een moord met voorbedachten rade zijn misdrijf niet “bedekken” door een grote som geld te betalen. Om een “zoenmiddel”, “losgeld” of “losprijs” aan te duiden komt het woord kopher verder nog voor in Job 33:24 en 36:18, Psalm 49:8, Spreuken 6:35, 13:8, 21:18 en Jesaja 43:3. De grondbetekenis is steeds “bedekking” (van menselijke nalatigheid) zodat het leven van de betrokkenen wordt gespaard. Een dak boven het hoofd “...van de versterkte steden af tot de dorpen toe...” (1 Samuël 6:18) De Hebreeuwse tekst zegt in feite: “van de stad der ommuring af tot de bedekking van het dorp toe”. Een stad bood haar inwoners de veiligheid van muren en poorten. Een gehucht bood alleen maar een dak boven het hoofd, een beschutting tegen de regen. In 1 Samuël 6:18 wijst het woord kopher op die beschutting. Steekpenning “Wie heb ik verongelijkt? Uit wiens hand heb ik een geschenk aangenomen en heb daarom mijn ogen toegedaan?” (1 Samuël 12:3) 28

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication