51

Paulus omschrijft “verlossing” door Christus als “de vergeving van de overtredingen” (Gr. paraptoomatoon, misstappen, Efeze 1:7) of “de vergeving van de zonden” (Gr. hamartioon, doelmissingen, Kolossenzen 1:14). Wanneer wij het woord “vergeving” horen, denken we dat God ons onze misstappen niet langer toerekent en ons verleden door de vingers ziet. Maar dat is niet de betekenis van het woord aphesis in bovenstaande teksten. “Vergeving der zonden” is méér dan kwijtschelding van schuld of het niet-aanrekenen van overtredingen. Het is bevrijding uit de macht van de zonden, vrijlating uit de greep van het kwaad. Paulus omschrijft “vergeving der zonden” als redding uit de “macht der duisternis”. Zodat wij niet langer verblind en slaven van een kwade macht zijn, maar in dienst zijn gekomen van de gerechtigheid (vgl. Romeinen 6:17-18). Aphesis is afgeleid van het werkwoord aphiemi, dat “laten gaan” of “wegzenden” betekent. Wat het woord betekent blijkt uit de volgende bijbelteksten: “De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het evangelie te verkondigen; om te genezen die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken” (Lukas 4:18-19) Zó heeft Jezus zijn roeping verstaan (Lukas 4:21). Hij toonde het door een verlamde te genezen: “... opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde om zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde): Ik zeg u, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. En hij stond onmiddellijk voor hun ogen op...” (Lukas 5:24-25) 56

52 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication