52

Aphesis betekent “vrijlating” van gevangenen en “wegzending” van verslagenen in vrijheid. De apolutroosis, of aphesis die Christus tot stand brengt houdt in dat wij niet langer gevangenen zijn. Door een verlamde man in één ogenblik te genezen liet Jezus zien dat “vergeving van zonden” een synoniem is van bevrijding uit de macht van de zonde. Lossing Wanneer een Israëliet ernstig verarmd was en niet meer in staat om in zijn eigen onderhoud te voorzien, kon hij zich als “bijwoner” of “dagloner” aan een volksgenoot of een niet-Joodse ingezetene van het land verkopen. Hij werd dan landarbeider en kreeg kost en inwoning voor zijn inspanningen (Leviticus 25:3940). Normaliter zou hij vrijkomen in het jubeljaar. Dat kon in het ergste geval betekenen dat hij nog negenenveertig jaar een lijfeigene bleef. Maar hij bezat het “recht van lossing”. Eén van zijn bloedverwanten mocht hem loskopen: zijn oom of neef, of het dichtstbijzijnde familielid. De hoogte van de prijs werd vastgesteld aan de hand van het aantal jaren dat er nog zou verstrijken tot aan het jubeljaar (Leviticus 25:47-55). Het bijbels spreken over “verlossing” is aan deze juridische praktijk ontleend. De mensheid heeft zich (in de hof van Eden) verkocht aan een vreemde overheerser (de dood met al haar gevolgen: vergankelijkheid, vruchteloosheid, doelmissing) en is daardoor in de macht van die vreemde gekomen. Maar een “naaste bloedverwant”, de “Zoon des mensen”, de “mens Christus Jezus” is ons te hulp gekomen en heeft voor ons de losprijs betaald. “Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen...” (1 Timotheüs 2:5-6) 57

53 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication