57

3. Christus was de vertegenwoordiger van een Ander. Hij kocht mensen “voor God” (Openb.5:9). Wie gekocht is, is niet “van zichzelf”, maar van Hem (1 Korinthe 6:20). God is zijn (of haar) rechtmatige Eigenaar (1 Korinthe 7:23). 4. Aangezien de Schepper kocht en via zijn Zoon betaalde werd de prijs niet aan Hem betaald. Gods Zoon betaalde de prijs aan wie (of wat) gevangen hield. Volgens de Bijbel werden wij vrijgekocht van “de vloek” (Gal.3:13), uit de macht van de dood (de sterfelijkheid of de vergankelijkheid) en uit de slavernij aan de zonde. Dood en zonde worden genoemd in de volgende teksten: “Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem, die de macht over [Gr: van] de dood had, dat is de duivel, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen waren” (Hebreeën 2:14-15, Telos) “Hem die geen zonde gekend heeft [de Messias] heeft Hij [God] voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem” (2 Korinthe 5:21) De Messias werd mens en stierf om de mensheid uit de greep van de dood en de zonde te kunnen bevrijden. 5. Wie God heeft gekocht (Gr. agorazo), is zijn eigendom (1 Kor.6:20) geworden en kan worden aangeduid als een “slaaf van Christus” (1 Kor.7:22). Maar wie God toebehoort is ook “vrijgekocht” (Gr. exagorazo). Wie in zijn dienst staat zucht niet onder een nieuw juk maar wordt verzorgd door de beste Heer die er bestaat. Een Heer die ons niet behandelt als slaven maar als zijn kinderen en erfgenamen, en ons opneemt in zijn eigen huis. Zo iemand is pas werkelijk “vrij”. Paulus hield de oudsten van Efeze voor dat God hen had vekregen: 63

58 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication