74

doden, nadat zij Hem gegeseld hebben, en op de derde dag zal Hij weer opstaan” (Lukas 18:31-33) De voorzeggingen van Christus werden steeds specifieker. De leiders van Israël zouden Hem ter dood veroordelen. Maar heidenen, dus niet-Joden, zouden hem mishandelen en het vonnis voltrekken, door middel van kruisiging. Opnieuw horen we dat mensen de Messias zouden doden. Heel de mensheid zou erbij betrokken zijn, niet alleen Joden maar ook heidenen. De Pinksterdag Toen Jezus was opgestaan uit de doden, ten hemel was gevaren en de Geest op zijn wachtende leerlingen had uitgestort, hield Petrus een vlammende toespraak. Daarbij merkte hij op: “Israëlitische mannen, luister naar deze woorden: Jezus, de Nazarener, een man die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet, deze Jezus, die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is, hebt u gevangen genomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. God heeft Hem echter doen opstaan...” (Handelingen 2:22-24) Petrus herhaalde wat zijn Meester had voorzegd. “Israëlitische mannen” namen Jezus gevangen en doodden Hem, maar zij lieten het vuile werk doen “door de handen van onrechtvaardigen”, Romeinen aan wie de wet van Mozes niet was gegeven. Ondanks de vele krachten, wonderen en tekenen die Hij in opdracht van God had gedaan verwierpen, bespotten en bespuwden zij de Man uit Nazareth. Het kruis was een uiting van menselijke vijandschap en haat, van de toorn van Israëls leiders – niet van de toorn van God. Mensen nagelden Jezus aan 82

75 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication