32

Gods geslacht Bijzonder is dan ook wat Paulus in het vervolg nog zegt. Let op, hij heeft het hier tegen volstrekt onwetende en ongelovige Grieken. Na zijn toespraak spotten zij zelfs met Paulus’ boodschap (17:32). Maar Paulus verkondigt hen dat zij allen uit God zijn voortgekomen en haalt hierbij één van hun eigen dichters aan. Handelingen 17 28 want in Hem leven wij, en bewegen wij, en zijn wij, zoals ook sommige dichters van jullie hebben uitgesproken: Want wij zijn ook van dat geslacht. 29 Wij, dan, die van Gods geslacht zijn, behoren dus niet te veronderstellen, dat het goddelijke lijkt op goud, of op zilver, of op steen, op een beeldhouwwerk van handwerk, en op menselijke gevoelens. Elk mens behoort tot Gods geslacht, zegt Paulus hier en hij sluit zijn toehoorders daarbij in. Als een mens dat hoort, zou hij dat erkennen en zich daarop bezinnen. Dat is dan ook wat Paulus naar voren brengt. 30 God geeft, dan, met voorbijzien van de tijden van onwetendheid, nu opdracht aan alle mensen, overal, zich te bezinnen, 31 omdat Hij een dag gesteld heeft, waarop Hij de bewoonde wereld in rechtvaardigheid zal oordelen, door een man, die Hij bepaalt, geloof verschaffend aan allen, die Hem uit de doden doet opstaan. Deze hele schepping zal geoordeeld (>gericht) worden door een Man, de Zoon van God (Joh.5:22). God heeft Zijn Zoon opgewekt uit de doden en alles in Zijn hand gegeven. Daarvan zal iedereen overtuigd worden: geloof verschaffend aan allen. Wie zich daarop bezint, kan maar tot één reactie komen: God als God erkennen, verheerlijken en danken (Rom.1:21)! 30

33 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication