51

6. Naschrift “De Thessalonicenzen waren in verwarring gebracht door de gedachte dat de dag des Heren al was aangebroken. 2Thes.2:3 Maar wie Openbaring en Daniël bestudeert, weet dat die dag ten minste zeven jaren vóór Christus komst op aarde aanvangt. Tijdens die periode moeten de zegels geopend, de bazuinen geblazen, de schalen uitgegoten. Maar Paulus wees hen erop dat nog niet één van de tekenen van de dag des Heren aanwezig was. De mens van wetteloosheid was nog niet geopenbaard. Wetteloosheid schuilde nog onder de oppervlakte. Zolang zij er nog waren om zich te verzetten, zou die niet tot volle rijpheid kunnen komen. Zij moesten daarom verwijderd worden, voordat de dag des Heren zou komen. De dag des Heren is onverenigbaar met het tegenwoordige beheer van Gods genade. Daarin zet Jahweh, als de God van Israël, immers de hele natie op zijn juiste plaats om als priesters en koningen over alle natiën van de aarde te regeren. Verzoening verdwijnt. De Joden zijn weer dichtbij, terwijl de heidenen veraf zijn. Het is een dag vol van gerechtigheid en oordeel, maar dat typeert niet haar beginfase. Het zou immers tegenstrijdig zijn, wanneer wij verzoening prediken terwijl God Zelf Zijn bliksems van wraak op Israëls vijanden werpt. 57

52 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication