18

gelooft, als je er maar vast op vertrouwt.’ Dat is het dus óók niet. Het is niet zo van: als je nu maar vast in iets gelooft en daar helemaal van overtuigd en zeker van bent, dan maakt dát de dingen ‘waar’. Als je bibberend en shakend en bang over een solide brug gaat, dan is de beleving heel beroerd. Ook al heb je eigenlijk geen enkel vertrouwen in die brug, dat maakt niks uit, want omdat die brug solide is kom je echt wel aan de overkant. Die solide brug, dat is een feit. En het feit dat je dat (nog) niet als zodanig kunt beleven, doet daar helemaal niets aan af. Omgekeerd: wanneer je met een heel wankel plankje over een sloot gaat maar vast gelooft ‘dat dat wel gaat’ … dan kan toch blijken dat je er doorheen zakt. Met andere woorden: het feit dat je iets aanneemt – en daarbij ook een bepaalde beleving of gevoel hebt – , maakt iets niet tot een waarheid of een feit. Vandaar ook dat hele simpele beeld van die locomotief met twee wagonnetjes. Die ‘locomotief ’ is het meest wezenlijke en daar gaat het om. Het meest wezenlijke, Gods Woord, gaat voorop en dan krijg je geloof en de beleving is het gevolg daarvan. Die volgorde. 20

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication