109

1 Korinthe 5:12,13 – toch oordelen? Want is het aan mij degenen te oordelen die buiten zijn? Oordelen jullie niet degenen die binnen zijn? Zij die buiten zijn, oordeelt God. Doen jullie de misdadiger uit jullie eigen midden weg. Dit vers lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met wat Paulus in het voorgaande hoofdstuk over oordelen had geschreven. “Oordeel niet voordat de Heer komt …”. 1Kor.4:5 Inderdaad allen “die buiten zijn”, zijn sowieso voor Gods rekening. Dat is onze zaak niet. Maar waarom dan wel oordelen over degenen “die binnen zijn”? Oordelen over degenen die binnen zijn betekent: beoordelen of zij al of niet binnen thuishoren. We hoeven elkaar gelukkig niet de maat te nemen. De meeste gelovigen in Korinthe waren helaas ‘vleselijk’, 1Kor.3:1 maar ze hoorden onmiskenbaar ‘binnen’, dat wil zeggen: tot de gemeenschap van gelovigen. Maar als iemand een misdadiger is (bijvoorbeeld een oplichter of berover; 1 Korinthe 5:11) en daarin volhardt, dan hoort hij niet binnen. Punt. De directe aanleiding in dit hoofdstuk was de man die zich schuldig maakte aan incest. 1Kor.5:1 Er is geen geldig excuus om daarvoor een oogje dicht te knijpen. Ook al heet de betrokkene een ‘broeder’; een misdaad blijft een misdaad. Zoiets verdragen is zuurdeeg. En dat bederft het feest … 117

110 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication