174

1 Korinthe 8:12,13 – ergernis of verstrikken? Door nu zó te zondigen tegen de broeders en hun zwakke geweten te slaan, zondigen jullie tegen Christus. Daarom, als voeding mijn broeder verstrikt, dan zou ik geen vlees meer eten tot in de aeon, om mijn broeder niet te verstrikken. Het probleem is hier niet dat een broeder geërgerd wordt. Veel vertalingen gebruiken dat woord hier, maar ten onrechte. Het gaat niet om ergernis of boosheid die zou ontstaan wanneer ik vlees zou eten dat aan de afgoden is geofferd. Nee, waar Paulus voor waarschuwt is dat mijn opstelling een broeder zou verstrikken. Dat wil zeggen: mijn gedrag vormt de aanleiding dat hij een verkeerde conclusie trekt en daardoor ten val komt. Zou dat geen kwalijke zaak zijn? Dat is het eten van vlees toch niet waard? Wanneer mijn opstelling maakt dat een broeder de weg kwijt raakt, dan zondig ik. Letterlijk zelfs. Want mijn gedrag maakt dat de ander verdwaalt oftewel zijn doel mist. En dát is zonde: doel missen. De toch al zwakke broeder tref ik fataal door mijn opstelling. Daarmee zondig ik niet slechts tegen die broeder maar tegen Christus. Want die broeder maakt immers deel uit van “de Christus”, de ekklesia. Dus niet zomaar de eerste, de beste … 188

175 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication