177

1 Korinthe 9:2 – bewijs van echtheid Indien ik voor anderen geen afgevaardigde ben, voor jullie toch zeker wel. Want jullie zijn het zegel van mijn afvaardiging in de Heer. Paulus was zich er van bewust dat aan zijn afvaardiging (of apostelschap) vaak werd getwijfeld. We zien dit in de Galaten-brief, waar hij bijna twee hoofdstukken uittrekt om te bewijzen dat hij wel degelijk een apostel is. En wat voor één! Zijn apostelschap had een uniek karakter dat helemaal los staat van dat van “de twaalf” in Jeruzalem. Dat was ook precies de moeite die men vanuit Joodse kring met Paulus had. Hand.21:21 Het waren de ‘judaïsten’ die onoverkomelijke bezwaren hadden tegen Paulus met zijn ‘heidens’ Evangelie (“het Evangelie van de voorhuid”; Galaten 2:7). De judaïsten wilden de ekklesia ‘judaïseren’ (= verjoodsen; Galaten 2:14) en vonden Paulus daarin lijnrecht tegenover hen. Wat Paulus in bovenstaand vers zegt, is dat de Korintiërs bij uitstek geen reden hadden te twijfelen aan zijn apostelschap. De ekklesia was nota bene ontstaan door zijn prediking. Zou Paulus geen apostel zijn, dan was de ekklesia te Korinthe er niet eens geweest! Zijzelf waren dus het zegel of het bewijs van echtheid van Paulus’ apostelschap. Hoe belangrijk die echtheid (ook vandaag!) te beseffen! 192

178 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication