0

Zielig is niet geestig De 1e Korinthe-brief, vers voor vers besproken André Piet Stichting GoedBericht

Colofon Titel: Zielig is niet geestig De 1e Korinthe-brief, vers voor vers besproken © 2021 André Piet, goedbericht.nl Eerste druk: September 2021 Uitgever: Stichting GoedBericht, Rijnsburg Alle rechten voorbehouden Samenstelling & vormgeving: Evangelie Om Niet, evangelieomniet.nl in samenwerking met Germa van Stralen Technische realisatie: Cora Sanders, Schrijverspunt ISBN 978 94 6266 527 9 NUR 707

INHOUD 1 KORINTHE 1 1 Korinthe 1:1 – afgevaardigde van Christus Jezus 23 1 Korinthe 1:2 – de ekklesia in Korinthe 24 1 Korinthe 1:2 – in elke plaats 25 1 Korinthe 1:3 – meer dan een formaliteit 26 1 Korinthe 1:4 – danken vanwege genade 27 1 Korinthe 1:5-7 – in alles rijk gemaakt 28 1 Korinthe 1:7 – wachten op de onthulling (1) 29 1 Korinthe 1:7 – wachten op de onthulling (2) 30 1 Korinthe 1:8,9 – trouw is God 31 1 Korinthe 1:10 – hetzelfde denken 32 1 Korinthe 1:11,12 – ruzies om wie? 33 1 Korinthe 1:12,13 – partijleiders … 34 1 Korinthe 1:14-17 – Paulus en de waterdoop 35 1 Korinthe 1:17 – niet in wijsheid 36 1 Korinthe 1:18 – een dwaas woord! 37 1 Korinthe 1:18,19 – verloren gaan 38 1 Korinthe 1:20 – tot dwaasheid gemaakt 39 1 Korinthe 1:21 – Gods tegendraadse aanpak 40 1 Korinthe 1:22,23 – niet populair 41 1 Korinthe 1:23,24 – Gods kracht en wijsheid 42 1 Korinthe 1:25 – wie het laatst lacht … 43 1 Korinthe 1:26,27 – Gods vreemde voorkeur 44 1 Korinthe 1:28,29 – te kijk gezet 45 1 Korinthe 1:30 – uit Hem is het 46 1 Korinthe 1:31 – Wiens prestatie? 47 5

1 KORINTHE 2 1 Korinthe 2:1,2 – imponeren bij de wereld? 51 1 Korinthe 2:3-5 – in de kracht Gods! 52 1 Korinthe 2:6,7 – wijsheid voor volwassenen 53 1 Korinthe 2:7 – vóór de aeonen 54 1 Korinthe 2:8 – als men dát had geweten! 55 1 Korinthe 2:9 – wat geen oog of oor ooit vernam 56 1 Korinthe 2:10 – de diepten van God 57 1 Korinthe 2:11 – wie kent als geen ander God? 58 1 Korinthe 2:12 – opdat we zouden weten … 59 1 Korinthe 2:13 – woorden van menselijke wijsheid? 60 1 Korinthe 2:14 – de handicap van de zielse mens 61 1 Korinthe 2:15 – passie voor waarheid 62 1 Korinthe 2:16 – het denken van Christus 63 1 KORINTHE 3 1 Korinthe 3:1 – vleselijk en onmondig 67 1 Korinthe 3:2 – melk en vaste voeding 68 1 Korinthe 3:2,3 – vleselijk denken 69 1 Korinthe 3:4,5 – de Héér geeft geloof 70 1 Korinthe 3:6,7 – planten, begieten & groeien 71 1 Korinthe 3:8,9 – Gods medewerkers 72 1 Korinthe 3:10 – de genade van God 73 1 Korinthe 3:11 – één fundament 74 1 Korinthe 3:12 – goud, zilver en kostbaar gesteente 75 1 Korinthe 3:12 – hout, hooi en stro 76 1 Korinthe 3:12,13 – vuurbestendig 77 6

1 Korinthe 3:14 – loon ontvangen 78 1 Korinthe 3:15 – schade lijden 79 1 Korinthe 3:16,17 – Gods tempel 80 1 Korinthe 3:18,19 – wijs in deze aeon 81 1 Korinthe 3:20 – redeneringen van de wijzen 82 1 Korinthe 3:21,22 – alles is van jullie! 83 1 Korinthe 3:23 – de top van de pyramide 84 1 KORINTHE 4 1 Korinthe 4:1 – assistenten en beheerders 87 1 Korinthe 4:1,2 – betrouwbaar 88 1 Korinthe 4:3 – menselijke oordelen 89 1 Korinthe 4:4 – de futiliteit van eigen oordeel 90 1 Korinthe 4:5 – vooroordelen 91 1 Korinthe 4:5 – applaus van God! 92 1 Korinthe 4:6 – er staat geschreven! 93 1 Korinthe 4:6 – volume of gewicht? 94 1 Korinthe 4:7 – niets van onszelf! 95 1 Korinthe 4:8 – nu al regeren? 96 1 Korinthe 4:9 – in de arena 97 1 Korinthe 4:10 – christelijke spierballen 98 1 Korinthe 4:11-13 – walk your talk 99 1 Korinthe 4:13,14 – als vuilnis en uitschot 100 1 Korinthe 4:15,16 – imitators 101 1 Korinthe 4:16,17 – onderwijs in de ekklesia 102 1 Korinthe 4:18-20 – woord of kracht? 103 1 Korinthe 4:21 – harde of zachte landing? 104 7

1 KORINTHE 5 1 Korinthe 5:1,2 – misplaatste trots 107 1 Korinthe 5:2 – gezonde weerstand 108 1 Korinthe 5:3,4 – in geest aanwezig 109 1 Korinthe 5:5 – loslaten 110 1 Korinthe 5:6 – een beetje zuur 111 1 Korinthe 5:7 – jullie zijn ongezuurd! 112 1 Korinthe 5:8 – opdat we feest zouden vieren! 113 1 Korinthe 5:8 – oprechtheid en waarheid 114 1 Korinthe 5:9,10 – verschil maken 115 1 Korinthe 5:11 – samen eten 116 1 Korinthe 5:12,13 – toch oordelen? 117 1 KORINTHE 6 1 Korinthe 6:1 – recht zoeken bij onrechtvaardigen? 121 1 Korinthe 6:2 – weten jullie niet? 122 1 Korinthe 6:3 – engelen oordelen 123 1 Korinthe 6:3 – relativeren 124 1 Korinthe 6:4,5 – adeldom verplicht 125 1 Korinthe 6:6,7 – gevaarlijke onkunde 126 1 Korinthe 6:7 – liever onrecht lijden 127 1 Korinthe 6:8,9 – zonde! 128 1 Korinthe 6:9 – wel of niet in Gods Koninkrijk? 129 1 Korinthe 6:9,10 – koninklijk 130 1 Korinthe 6:11 – sommigen van jullie waren dat 131 1 Korinthe 6:12 – alles geoorloofd 132 1 Korinthe 6:12 – echte vrijheid 133 8

1 Korinthe 6:13 – voeding en de buik 134 1 Korinthe 6:13,14 – het lichaam onbelangrijk? 135 1 Korinthe 6:15 – weten jullie niet …? 136 1 Korinthe 6:16 – die twee … 137 1 Korinthe 6:17 – één vlees & één geest 138 1 Korinthe 6:18 – weerstaan of vluchten? 139 1 Korinthe 6:19 – tempelprostitutie 140 1 Korinthe 6:20 – duur gekocht! (1) 141 1 KORINTHE 7 1 Korinthe 7:1,2 – baat bij celibaat? 145 1 Korinthe 7:3,4 – geven en nemen? 146 1 Korinthe 7:5 – symfonie 147 1 Korinthe 7:6 – common sense 148 1 Korinthe 7:7 – ieder zijn eigen charisma 149 1 Korinthe 7:8,9 – uit de brand geholpen 150 1 Korinthe 7:10 – een God van trouw 151 1 Korinthe 7:11 – de deur altijd open 152 1 Korinthe 7:12 – trouw 153 1 Korinthe 7:13,14 – geheiligd 154 1 Korinthe 7:14 – heilige huisjes! 155 1 Korinthe 7:15 – in vrede geroepen 156 1 Korinthe 7:16 – vrede in de praktijk 157 1 Korinthe 7:17 – rust 158 1 Korinthe 7:18 – besnijdenis belangrijk? 159 1 Korinthe 7:19 – Gods voorschriften voor nu 160 1 Korinthe 7:20,21 – vechten of accepteren? 161 1 Korinthe 7:22 – slaaf of vrije? 162 9

1 Korinthe 7:23 – duur gekocht! (2) 163 1 Korinthe 7:24 – geen ruis maar rust! 164 1 Korinthe 7:25 – de waarde van Paulus’ mening 165 1 Korinthe 7:26 – de bestaande nood 166 1 Korinthe 7:27,28 – vrijgezel, verloofd, getrouwd 167 1 Korinthe 7:28 – vrijgezel? 168 1 Korinthe 7:29 – getrouwd als niet-getrouwd 169 1 Korinthe 7:30,31 – relativeren 170 1 Korinthe 7:32,33 – een blok aan het been 171 1 Korinthe 7:34,35 – zonder afleiding 172 1 Korinthe 7:36-38 – uithuwelijken 173 1 Korinthe 7:39 – mits in de Heer 174 1 Korinthe 7:40 – geïnspireerd 175 1 KORINTHE 8 1 Korinthe 8:1 – opblazen of opbouwen? 179 1 Korinthe 8:2,3 – ware kennis 180 1 Korinthe 8:4 – één of géén GOD 181 1 Korinthe 8:5,6 – vele ‘goden’ en toch één GOD 182 1 Korinthe 8:6 – één GOD, de Vader 183 1 Korinthe 8:6 – Bron & Kanaal 184 1 Korinthe 8:7 – de gewoonte van de afgod 185 1 Korinthe 8:8,9 – voeding als struikelblok 186 1 Korinthe 8:10,11 – omkomen in kennis … 187 1 Korinthe 8:12,13 – ergernis of verstrikken? 188 10

1 KORINTHE 9 1 Korinthe 9:1 – was Paulus geen apostel? 191 1 Korinthe 9:2 – bewijs van echtheid 192 1 Korinthe 9:3-5 – declareren 193 1 Korinthe 9:6-8 – wie appels vaart, die appels eet 194 1 Korinthe 9:9,10 – het dorsende rund niet muilbanden 195 1 Korinthe 9:11,12 – gratis! 196 1 Korinthe 9:13,14 – eten van het heiligdom en het altaar 197 1 Korinthe 9:15 – geen bedelbrieven 198 1 Korinthe 9:16,17 – last of van harte? 199 1 Korinthe 9:18 – om niet 200 1 Korinthe 9:19 – vrij & slaaf 201 1 Korinthe 9:20 – niet ‘onder de wet’ en toch … 202 1 Korinthe 9:21 – wettig van Christus 203 1 Korinthe 9:22 – voor allen alles 204 1 Korinthe 9:23 – mede-deelgenoot van het Goede Bericht 205 1 Korinthe 9:24 – slechts één trofee 206 1 Korinthe 9:25 – een onvergankelijke lauwerkrans 207 1 Korinthe 9:26 – focus 208 1 Korinthe 9:27 – absolute concentratie 209 1 KORINTHE 10 1 Korinthe 10:1 – niet onwetend zijn 213 1 Korinthe 10:1-3 – allen! 214 1 Korinthe 10:4 – op deze rots, petra … 215 1 Korinthe 10:5 – neergeveld in de woestijn 216 1 Korinthe 10:6 – typen van ons geworden 217 11

1 Korinthe 10:7 – feesten in tempels 218 1 Korinthe 10:8 – Baäl-Peor 219 1 Korinthe 10:9 – de Heer uitproberen 220 1 Korinthe 10:10 – mort niet 221 1 Korinthe 10:11 – geschreven tot attendering van ons 222 1 Korinthe 10:12 – staande blijven 223 1 Korinthe 10:13 – nooit boven vermogen 224 1 Korinthe 10:14 – wegwezen! 225 1 Korinthe 10:15 – als tot verstandigen 226 1 Korinthe 10:16 – Lechaim! 227 1 Korinthe 10:16,17 – één brood, één lichaam! 228 1 Korinthe 10:18 – deelgenoten van het altaar 229 1 Korinthe 10:19,20 – demonen versus de ene GOD 230 1 Korinthe 10:21 – welke tafel? 231 1 Korinthe 10:22 – sterker dan GOD? 232 1 Korinthe 10:23 – de juiste vraag stellen 233 1 Korinthe 10:23,24 – niet ik maar Hij 234 1 Korinthe 10:25,26 – domein van Wie? 235 1 Korinthe 10:26 – Heer, is dit van U? 236 1 Korinthe 10:27 – onbegrensde ruimte 237 1 Korinthe 10:28,29 – vrijheid en (ge)weten 238 1 Korinthe 10:30 – dankzeggend zegenen 239 1 Korinthe 10:31 – God verheerlijken! 240 1 Korinthe 10:32 – word geen struikelblok 241 1 Korinthe 10:33 – opdat zij gered worden 242 12

1 KORINTHE 11 1 Korinthe 11:1 – navolger van Christus, zoals Paulus 245 1 Korinthe 11:2 – overleveringen van waarde 246 1 Korinthe 11:3 – de hoofdzaak 247 1 Korinthe 11:3 – wat is hoofdschap? 248 1 Korinthe 11:4 – géén bedekking 249 1 Korinthe 11:5 – vrouwen in een mannenrol 250 1 Korinthe 11:6 – consequent en inconsequent 251 1 Korinthe 11:7 – de man als Gods beelddrager 252 1 Korinthe 11:8,9 – volgorde en rangorde 253 1 Korinthe 11:10 – volmacht op het hoofd 254 1 Korinthe 11:11,12 – geen man zonder vrouw 255 1 Korinthe 11:13 – wat is betamelijk? 256 1 Korinthe 11:14,15 – het onderwijs van de natuur 257 1 Korinthe 11:15 – het lange haar als mantel 258 1 Korinthe 11:16 – een goede gewoonte 259 1 Korinthe 11:16 – gewoonte versus wet 260 1 Korinthe 11:17,18 – samenkomen als ekklesia 261 1 Korinthe 11:18,19 – sektarisme & beproefden 262 1 Korinthe 11:20 – een Heer-lijke maaltijd? 263 1 Korinthe 11:21,22 – verachting van de ekklesia van God 264 1 Korinthe 11:23,24 – dit is mijn lichaam 265 1 Korinthe 11:25 – de beker 266 1 Korinthe 11:26 – de dood van de Heer 267 1 Korinthe 11:27,28 – onwaardig eten 268 1 Korinthe 11:29 – het lichaam onderscheiden 269 1 Korinthe 11:29,30 – het beste medicijn! 270 1 Korinthe 11:31,32 – gedisciplineerd worden 271 13

1 Korinthe 11:33,34 – gelukkig per brief 272 1 KORINTHE 12 1 Korinthe 12:1,2 – geestdrijverij 275 1 Korinthe 12:3 – Jezus is Heer! 276 1 Korinthe 12:4 – genade-effecten 277 1 Korinthe 12:5,6 – verscheidenheid en toch dezelfde … 278 1 Korinthe 12:7,8 – nuttig 279 1 Korinthe 12:9 – geloof en genezingen 280 1 Korinthe 12:10 – tijdelijke geestelijke uitingen 281 1 Korinthe 12:11,12 – zoals Hij bedoelt 282 1 Korinthe 12:12 – het lichaam, de Christus! 283 1 Korinthe 12:13 – één doop – in géést 284 1 Korinthe 12:14-17 – alles is uniek 285 1 Korinthe 12:18-21 – elkaar nodig 286 1 Korinthe 12:22,23 – zwak en schaamte? 287 1 Korinthe 12:24,25 – geen scheuring 288 1 Korinthe 12:26 – sympathiseren 289 1 Korinthe 12:27 – holistisch 290 1 Korinthe 12:28 – de eersten in de ekklesia 291 1 Korinthe 12:28 – diversiteit 292 1 Korinthe 12:29-31 – de overtreffende weg! 293 1 KORINTHE 13 1 Korinthe 13:1 – wanklanken 297 1 Korinthe 13:2 – maar de liefde niet zou hebben … 298 1 Korinthe 13:3 – liefde … of toch niet? 299 14

1 Korinthe 13:4 – de liefde als Persoon … 300 1 Korinthe 13:4 – ruimte geven 301 1 Korinthe 13:5 – zij zoekt zichzelf niet … 302 1 Korinthe 13:5 – ze rekent het kwade niet 303 1 Korinthe 13:6 – onrechtvaardigheid versus waarheid 304 1 Korinthe 13:7 – alomvattend! 305 1 Korinthe 13:8 – de liefde vervalt nooit 306 1 Korinthe 13:8 – tijdelijke functies 307 1 Korinthe 13:9 – fragmentarisch 308 1 Korinthe 13:10 – de volwassenheid 309 1 Korinthe 13:11 – van onmondig naar volwassen 310 1 Korinthe 13:12 – volle kennis! 311 1 Korinthe 13:13 – drietrapsraket 312 1 KORINTHE 14 1 Korinthe 14:1,2 – talen of profeteren? 315 1 Korinthe 14:3-5 – sensatie of opbouw? 316 1 Korinthe 14:6 – als spreken brabbelen wordt 317 1 Korinthe 14:7 – Woord waar muziek in zit! 318 1 Korinthe 14:8,9 – duidelijke taal a.u.b. 319 1 Korinthe 14:10,11 – verstaanbaarheid vereist 320 1 Korinthe 14:12,13 – ijver zonder verstand? 321 1 Korinthe 14:14,15 – verstaan wat je zegt 322 1 Korinthe 14:16 – zegenen = danken 323 1 Korinthe 14:17,18 – waar dank op z’n plaats is 324 1 Korinthe 14:18,19 – vijf of tienduizend woorden? 325 1 Korinthe 14:20 – volwassen worden óf kind blijven? 326 1 Korinthe 14:21 – door lieden van een vreemde taal 327 15

1 Korinthe 14:21,22 – een teken voor ongelovigen 328 1 Korinthe 14:23,24 – wie ontmaskert wie? 329 1 Korinthe 14:24,25 – onmiskenbaar GODS Woord 330 1 Korinthe 14:26 – ieder heeft iets 331 1 Korinthe 14:27,28 – als zwijgen goud is 332 1 Korinthe 14:29-31 – check, double check 333 1 Korinthe 14:32,33 – wanorde of vrede? 334 1 Korinthe 14:33-35 – de zwijgende vrouw? (1) 335 1 Korinthe 14:33-35 – de zwijgende vrouw? (2) 336 1 Korinthe 14:36-38 – geestelijk of eigenwijs? 337 1 Korinthe 14:39,40 – punt! 338 1 KORINTHE 15 1 Korinthe 15:1 – staan & standvastig 341 1 Korinthe 15:2 – zonder uitzicht? 342 1 Korinthe 15:3,4 – feiten 343 1 Korinthe 15:3,4 – Christus stierf 344 1 Korinthe 15:3,4 – Christus stierf voor onze zonden 345 1 Korinthe 15:3,4 – begraven 346 1 Korinthe 15:3,4 – hij werd opgewekt 347 1 Korinthe 15:3,4 – “naar de Schriften” 348 1 Korinthe 15:4 – op de derde dag, naar de Schriften 349 1 Korinthe 15:5 – hij werd gezien door Kefas … (1) 350 1 Korinthe 15:5 – hij werd gezien door Kefas … (2) 351 1 Korinthe 15:5 – daarna door de twaalf (1) 352 1 Korinthe 15:5 – daarna door de twaalf (2) 353 1 Korinthe 15:5 – daarna door de twaalf (3) 354 1 Korinthe 15:6 – meer dan vijfhonderd broeders tegelijk 355 16

1 Korinthe 15:7 – gezien door Jakob(us) 356 1 Korinthe 15:7 – daarna door alle apostelen 357 1 Korinthe 15:8 – laatst van allen 358 1 Korinthe 15:8 – de ontijdig geborene 359 1 Korinthe 15:8,9 – de minste van de apostelen 360 1 Korinthe 15:9,10 – door Gods genade ben ik wat ik ben 361 1 Korinthe 15:10 – GODS genade! 362 1 Korinthe 15:10 – niet ik … 363 1 Korinthe 15:11 – de grote overeenkomst 364 1 Korinthe 15:12 – opgewekt UIT de doden 365 1 Korinthe 15:12 – geen opstanding van doden? 366 1 Korinthe 15:13,14 – zonder inhoud … 367 1 Korinthe 15:15 – valse getuigen? (1) 368 1 Korinthe 15:15 – valse getuigen? (2) 369 1 Korinthe 15:15 – valse getuigen (3) 370 1 Korinthe 15:16,17 – zinloos en zonde! 371 1 Korinthe 15:18 – geen hoop buiten opstanding om 372 1 Korinthe 15:19 – beklagenswaardiger dan alle mensen 373 1 Korinthe 15:20 – maar nu …! 374 1 Korinthe 15:20 – opgewekt … als Eersteling 375 1 Korinthe 15:20 – de eerstelingsschoof 376 1 Korinthe 15:21 – entree & exit van de dood 377 1 Korinthe 15:22 – allen! 378 1 Korinthe 15:22 – nog eens: allen! 379 1 Korinthe 15:22,23 – ieder in de eigen rangorde 380 1 Korinthe 15:22,23 – als Eersteling Christus 381 1 Korinthe 15:22,23 – vervolgens (1) 382 1 Korinthe 15:22,23 – vervolgens (2) 383 1 Korinthe 15:23,24 – daarna het einde 384 17

1 Korinthe 15:24 – Christus’ troonsafstand 385 1 Korinthe 15:25 – heersen totdat 386 1 Korinthe 15:25,26 – alle vijanden onder de voeten 387 1 Korinthe 15:26 – de dood wordt teniet gedaan 388 1 Korinthe 15:26,27 – the finishing touch 389 1 Korinthe 15:27 – met uitzondering van … 390 1 Korinthe 15:28 – ook de Zoon zelf 391 1 Korinthe 15:28 – GOD alles in allen 392 1 Korinthe 15:29 – voor doden gedoopt worden 393 1 Korinthe 15:30,31 – dagelijks levensgevaar 394 1 Korinthe 15:32 – gevecht als tegen wilde dieren 395 1 Korinthe 15:32 – morgen sterven we … 396 1 Korinthe 15:33 – kwade samensprekingen 397 1 Korinthe 15:33 – moreel en beschaving 398 1 Korinthe 15:34 – kennis van GOD 399 1 Korinthe 15:35 – hoe worden doden opgewekt? 400 1 Korinthe 15:36 – zonder dood geen opstanding 401 1 Korinthe 15:37 – zaaien & begraven 402 1 Korinthe 15:38 – God geeft er een lichaam aan 403 1 Korinthe 15:39 – mensen, vogels en vissen 404 1 Korinthe 15:40 – aardse en hemelse lichamen 405 1 Korinthe 15:41,42 – verschil in heerlijkheid 406 1 Korinthe 15:42 – vergankelijkheid versus onvergankelijkheid 407 1 Korinthe 15:43 – oneer versus heerlijkheid 408 1 Korinthe 15:43 – zwakheid versus kracht 409 1 Korinthe 15:44 – een ziels lichaam 410 1 Korinthe 15:44 – een pneumatisch lichaam 411 1 Korinthe 15:45 – een levende ziel 412 18

1 Korinthe 15:45 – de laatste Adam 413 1 Korinthe 15:45 – een levendmakende geest! 414 1 Korinthe 15:46 – eerst het zielse, daarna het geestelijke 415 1 Korinthe 15:47 – aards versus hemels 416 1 Korinthe 15:48,49 – stoffelijken & hemelsen 417 1 Korinthe 15:50 – geen vlees en bloed 418 1 Korinthe 15:51,52 – niet allen zullen ontslapen 419 1 Korinthe 15:51,52 – in een ondeelbaar ogenblik 420 1 Korinthe 15:51,52 – de laatste bazuin 421 1 Korinthe 15:53,54 – als dit sterfelijke onsterfelijkheid aandoet 422 1 Korinthe 15:54 – de dood verzwolgen in de overwinning! 423 1 Korinthe 15:55,56 – de angel van de dood 424 1 Korinthe 15:56 – de kracht van de zonde is de wet 425 1 Korinthe 15:57 – GOD, Die overwinning geeft 426 1 Korinthe 15:58 – standvastig & onverzettelijk 427 1 Korinthe 15:58 – het werk van de Heer 428 1 KORINTHE 16 1 Korinthe 16:1 – inzameling voor de heiligen 431 1 Korinthe 16:2 – overvloedig 432 1 Korinthe 16:2 – meer dan geld 433 1 Korinthe 16:3,4 – de genade naar Jeruzalem 434 1 Korinthe 16:5-7 – Paulus ziet uit naar ontmoeting 435 1 Korinthe 16:8,9 – een geopende deur 436 1 Korinthe 16:10,11 – wat werkelijk telt 437 1 Korinthe 16:12 – vrijheid blijheid 438 19

1 Korinthe 16:13 – vaststaand, mannelijk en ferm 439 1 Korinthe 16:14 – échte liefde 440 1 Korinthe 16:15,16 – eersteling van Achaje 441 1 Korinthe 16:15,16 – eerstelingen & oudsten 442 1 Korinthe 16:17,18 – zich verheugen in de ontmoeting 443 1 Korinthe 16:19,20 – de hartelijke groeten! 444 1 Korinthe 16:21 – een eigenhandige groet 445 1 Korinthe 16:22,23 – anathema, maranatha 446 1 Korinthe 16:23,24 – genade als sluitstuk 447 Bijbelteksten: werkvertaling op basis van Interlinear Scripture Analyzer (scripture4all.org). 20

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 1 21

1 Korinthe 1:1 – afgevaardigde van Christus Jezus Paulus, geroepen afgevaardigde van Christus Jezus door Gods wil, en Sostenes de broeder … We staan aan het begin van een lange en buitengewoon belangwekkende brief. Geschreven door Paulus vanuit Efeze. 1Kor.16:8 Het valt samen met het tijdstip beschreven in Handelingen 19:21. Qua vorm volgt Paulus de klassieke aanhef: eerst de afzender, daarna de geadresseerden en vervolgens een groet. Paulus schrijft deze brief in gezelschap van ene Sostenes, vermoedelijk dezelfde als “de overste van de synagoge” waarover we lezen in Handelingen 18:17. Paulus stelt zichzelf voor als “geroepen afgevaardigde van Christus Jezus”. Daarmee spreekt deze brief met de autoriteit van Christus Jezus zelf. Want Paulus is hoogst persoonlijk door hem geroepen en afgevaardigd om namens hem te spreken. Het is waar dat Paulus schrijft het niet waard te zijn om een apostel (= afgevaardigde) te heten. 1Kor.15:9 Maar niettemin, hij is het wel. “… door Gods wil”, wel te verstaan. Het is nooit Paulus’ eigen keuze geweest. In feite is Paulus’ apostelschap zelfs van een veel hogere orde dan dat van ‘de twaalf’. Letterlijk hoger. Want hij werd geroepen en afgevaardigd vanuit de hemel, in een oogverblindend licht. Hij is ook de laatst geroepen apostel. 1Kor.15:8 Wat Paulus bekend maakt namens Christus Jezus is beslissend, definitief en compleet. 23

1 Korinthe 1:2 – de ekklesia in Korinthe … aan de ekklesia van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus … Deze brief is gericht aan “de ekklesia van God”. Later in deze brief schrijft Paulus daarvan ooit een vervolger te zijn geweest. 1Kor.15:9 Totdat … hij geroepen werd en vanuit de hemel tot hem de vraag kwam: “Saul, Saul, wat vervolg je mij?”. In die woorden identificeerde Christus zich met de ekklesia. De ekklesia, dat is hijzelf. In de kiem ligt daarin al de waarheid van de ekklesia als “het lichaam van Christus”, 1Kor.10:16; 12:12 zoals dat later aan Paulus zou worden geopenbaard. “De ekklesia”, dat is een aanduiding van de volksvergadering, Hand.19:40 in dit geval van “de geheiligden in Christus Jezus”. Waar zij samenkomen is niet slechts ‘een ekklesia’ maar “de ekklesia”. En ook niet ‘van Korinthe’ maar “in Korinthe”. De ene ekklesia komt samen op tal van plaatsen. Ongeacht het aantal aanwezigen wordt ze altijd compleet gerekend. Bekleed met het hoogste gezag. De ekklesia is immers “het lichaam van Christus” en dus het gezelschap waarvan hij het Hoofd is. En waar zijn Woord gehoord wordt. “De ekklesia van God” omvat alle “geheiligden in Christus Jezus” en wordt concreet waar zij vergaderd is rondom Christus’ Woord. 24

1 Korinthe 1:2 – in elke plaats … aan de ekklesia van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, samen met allen die de naam van onze Heer, Jezus Christus aanroepen, in elke plaats van hen en ons … Wie de eerste Korinthe-brief leest, moet vaststellen dat er veel aan te merken was op deze ekklesia. Partijschappen, twisten, hoererij, onderlinge rechtszaken, dronkenschap, enzovoort. Dat was de praktijk. Toch begint Paulus hen aan te schrijven als “geheiligden in Christus Jezus”. Apart gezet in hem. Dat is de positie en identiteit. Daar start Paulus. Om te weten wat je te doen staat, dien je eerst te weten wie je bent en wat je plaats is. Van daaruit denken en wandelen we. Niet door onze wandel leren we verstaan wie we zijn, maar omgekeerd: doordat we verstaan wie we zijn, leren we te wandelen! Deze brief is niet slechts gericht aan de gelovigen te Korinthe. De brief is niet plaatsgebonden. Al het onderwijs dat Paulus hierin optekent is bestemd voor allen die, waar dan ook, de naam van onze Heer, Jezus Christus aanroepen. Zij zijn “het lichaam van Christus”, zoals hij hen later in deze brief noemt. Deze brief is voor alle gelovigen vandaag actueel! 25

1 Korinthe 1:3 – meer dan een formaliteit … genade is met jullie en vrede van God, onze Vader, afkomstig en van de Heer Jezus Christus. Paulus begint zijn brieven altijd met deze groet. En omdat we dit zo vaak lezen, lezen we er gemakkelijk overheen. Terwijl de frequentie van deze mededeling ons juist bedoelt te bepalen bij het grote belang ervan. De woorden zijn zoveel meer dan een formaliteit. De aanhef is trouwens geen wens, maar een simpele mededeling: genade is met jullie. Deze brief is in de eerste plaats gericht aan Korinthe waar in de praktijk veel ongein (letterlijk: on-genade) en onvrede te beleven viel. Maar ook hier demonstreert Paulus, dat niet onze praktijk maar de belofte van God en van de Heer Jezus Christus bepalend is. Door zijn brief op deze wijze aan te vangen, corrigeert Paulus meteen al het ‘vleselijke’ denken van de Korintiërs. Zij waren gericht op wat de zintuigen aanspreekt en op wat bij de mens aanzien heeft. Maar dat is een valse start. Om genade (= vreugde om niet) en echte vrede te beleven, moet je bij God, de Vader, zijn. En bij de Heer Jezus Christus. Door te luisteren naar hun levend Woord, valt genade zowel als vrede, je gegarandeerd ten deel! 26

1 Korinthe 1:4 – danken vanwege genade Ik dank mijn God altijd omtrent jullie, vanwege de genade van God die aan jullie gegeven wordt in Christus Jezus. Wanneer Paulus over de Korintiërs schrijft, kijkt hij met ‘geestelijke ogen’ naar hen. Hij ziet hen niet aan “naar het vlees”. 2Kor.5:16 Niet naar zoals de Korintiërs zich in hun wandel openbaarden, maar op basis van de genade van God die aan hen “gegeven wordt in Christus Jezus”. Dat levert een heel andere perceptie op. Dan kijk je niet meer naar wat mensen ooit waren of naar wat ze nu zijn. Nee, dan is de blik gericht op wat God van hen zal maken. Is dat ook niet de wijze waarop God naar ons kijkt? Hij ziet ons nu reeds, zoals we eenmaal zullen zijn. Volmaakt! Dan gaat het niet meer om wat mensen tekort komen, maar om hoe God zal voorzien. Deze wijze van waarnemen maakt dat we voortdurend gaan danken. Want we staren ons niet langer blind op de gebreken. Ook niet op die van onszelf. Die gebreken hebben juist ten doel, dat God kan tonen hoe Hij bij machte is te voorzien en alles te geven wat nodig is. Want Hij maakt minnen tot plussen! 27

1 Korinthe 1:5-7 – in alles rijk gemaakt Want in alles zijn jullie rijk gemaakt in hem, in alle woord en alle kennis, zoals het getuigenis van Christus werd bevestigd onder jullie, zodat jullie niets te kort schieten, in geen enkel charisma … Paulus denkt terug aan hoe een jaar of drie eerder, het getuigenis van Christus onder de Korintiërs was ontvangen. In totaal had Paulus daar anderhalf jaar gewoond, veel tegenwerking ondervonden maar ook veel vrucht op zijn prediking mogen zien. De Korintiërs waren rijk gemaakt in Christus. In hem hadden ze zoveel van waarde gevonden! Door “alle woord” en daarmee ook “alle kennis” die men van hem had verkregen. Dat was het grandioze begin van de ekklesia in Korinthe. In niets schoot men tekort, want God voorzag in alles! Geen tekort, “in geen enkel charisma”, schrijft Paulus. Het begrip ‘charisma’ zal later in deze brief nog een grote rol gaan spelen, 1Kor.12; 13; 14 omdat Paulus nogal wat misverstanden daarover moest rechtzetten. Het woord ‘charisma’ is samengesteld uit charis wat genade betekent. De uitgang -ma, duidt op het effect van genade. Charisma uit zich op velerlei wijzen. 1Kor.12:4 in ieder mens heeft ze weer een andere uitwerking! Gods genade is altijd dezelfde, maar 28

1 Korinthe 1:7 – wachten op de onthulling (1) … terwijl jullie wachten op de onthulling van onze Heer, Jezus Christus. De tijd zoals deze beschreven is in het boek ‘Handelingen’, werd gestempeld door de verwachting van de terugkeer van de Heer Jezus Christus in die dagen. In Handelingen 1 klonk de vraag: “Heer, herstelt u in deze tijd het koningschap voor Israël?”. Hand.1:6 Noch een bevestigend, noch een ontkennend antwoord klonk daarop. In plaats daarvan werden de discipelen als getuigen eropuit gestuurd. Te beginnen in Jeruzalem. Zou Israël ‘ja’ zeggen op het getuigenis van het Evangelie, dan zou de Messias terugkeren. Hand.3:19-21 stond op groen! Het licht In de geschiedenis van ‘Handelingen’ zien we echter steeds duidelijker een ‘nee’ van Israël zich aftekenen. Stefanus werd vermoord door het Sanhedrin (in dezen het joodse gerechtshof), en vervolgens werd Saulus/Paulus geroepen. Het licht stond inmiddels op oranje. Pas aan het einde van ‘Handelingen’ wordt officieel aangezegd dat Israël zich niet meer kán bekeren (in die dagen). Sindsdien staat het licht op rood. De onthulling van Jezus Christus in die dagen was niet meer aan de orde. Maar de Korintiërs leefden nog in de tijd dat zij het mee zouden kúnnen maken. Dat spannende uitzicht klinkt door in de brieven die gedurende de Handelingen-tijd zijn geschreven. 29

1 Korinthe 1:7 – wachten op de onthulling (2) … terwijl jullie wachten op de onthulling van onze Heer, Jezus Christus. We merkten op dat de Korintiërs leefden in de Handelingentijd waarin men sterk rekening hield met de terugkeer van Jezus Christus in die generatie. De deur was voor Israël nog niet in het slot gevallen. Het spreekt voor zich dat dit aan de verwachting van gelovigen toen, een bijzondere spanning gaf. Eenmaal aan het einde van zijn leven, in zijn laatste brief, 2Pet.3:3 voorzegde Petrus dat er een tijd zou komen dat spotters zouden zeggen: ‘Waar blijft de belofte van zijn komst?’. En dan verklaart hij met nadruk dat de Heer zijn belofte niet heeft vertraagd. Maar ook dat zijn lezers zouden beseffen dat voor de Heer één dag is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. 2Pet.3:8 Met andere woorden: sinds 30 Anno Domini, zijn er voor de Heer nu bijna twee dagen verstreken. Dat is profetisch buitengewoon markant! Want staat er niet geschreven dat de Heer “na twee dagen” zou terugkeren? En dat Hij zijn volk Israël zou herstellen “op de derde dag”? Hos.6:1-3 Evenals de Korintiërs destijds, leven wij ook vandaag weer in spannende tijden. Maar dit keer definitief. Het wachten is op de onthulling van onze Heer, Jezus Christus! 30

1 Korinthe 1:8,9 – trouw is God Hij zal jullie ook bevestigen tot het einde toe, onaanklaagbaar in de dag van onze Heer, Jezus Christus. Trouw is God, door Wie jullie werden geroepen tot gemeenschap van Zijn Zoon, Jezus Christus, onze Heer. Ongeacht het tijdstip van de onthulling van Jezus Christus, vroeg of laat; het zal plaatsvinden. En tot die tijd kunnen we ervan verzekerd zijn dat Jezus Christus ons zal bevestigen in onze roeping. Want als God ‘A’ zegt, dan zegt Hij ook ‘B’. Degenen die God tevoren bestemt, die roept Hij ook en die rechtvaardigt Hij ook en die verheerlijkt Hij ook t.Z.t. Rom.8:30 Niets hangt daarin van de mens af. Door onze Heer, Jezus Christus, worden we bevestigd, dat wil zeggen: vast gesteld in alles waartoe God ons roept. Wanneer de genoemde dag eenmaal zal aanbreken, staat op voorhand reeds vast, dat zij die geroepen zijn, onaanklaagbaar en volmaakt geschikt gemaakt zijn voor hun taak. Alle nadruk legt Paulus op het gegeven dat niet onze trouw maar die van God bepalend is voor onze eindbestemming. Gelovigen vandaag vormen een speciale keurtroep, tevoren samengesteld, geroepen om te delen in de gemeenschap van Zijn Zoon. Als de Zoon straks zal worden onthuld, delen wij daarin met hem! 31

1 Korinthe 1:10 – hetzelfde denken Maar ik roep jullie op broeders, door de naam van onze Heer, Jezus Christus, dat jullie allen hetzelfde zullen zeggen en dat onder jullie geen scheuringen zijn, maar dat jullie toebereid zijn in hetzelfde denken en in dezelfde opinie. Na Paulus’ introductie en dankgebed, volgt een eerste correctie. Het beroep dat Paulus daarbij doet op de naam van onze Heer, Jezus Christus, is veelzeggend. Want tegenover deze ene naam, die allen verbindt, stelde men namen van mensen om zich van elkaar af te zetten. Namen van favoriete voorgangers ging men als partijleiders beschouwen, zodat eenheid plaats maakte voor scheuringen (schisma’s). Een voorbode vaak van afsplitsingen. Wat Paulus aan partijschappen in Korinthe opmerkte, is ook vandaag nog steeds hoogst actueel. In plaats van georiënteerd te zijn op de ene basis van het Woord, ging men letten op de verschillen tussen degenen die hen dit Woord hadden gebracht. Niet langer gericht op inhoud (geest), maar op de verpakking (vlees). Niet gericht op wat er gezegd wordt maar op wie het zegt. En hoe het wordt gezegd. Eenheid is er wanneer we alleen het Woord naspreken en onze eigen conclusies, opinies en bevindingen scherp onderscheiden van de feiten van het Woord. 32

1 Korinthe 1:11,12 – ruzies om wie? Want mij werd duidelijk gemaakt omtrent jullie, mijn broeders, door hen die van Chloë zijn, dat er ruzies onder jullie zijn. Ik nu bedoel dit, dat een ieder van jullie zegt: “ik ben van Paulus!”. “Maar ik van Apollos!”. “Maar ik van Kefas!”. “Maar ik van Christus!”. In het vorige vers riep Paulus de Korintiërs op “door de naam van onze Heer, Jezus Christus”, om van “hetzelfde denken” te zijn. 1Kor1:10 Die ene naam is de grondslag. Waar dat besef verdwijnt, komen namen van stervelingen in de plaats. En daarmee ook de onvermijdelijke verdeeldheid. En Paulus is verbouwereerd dat zijn naam nu in de ekklesia van Korinthe rondzong als partijnaam. Zeker, hij was zich bewust van zijn bijzondere roeping en van wat aan hem was geopenbaard. Maar wie was Paulus van zichzelf? Niet eens waard een apostel te heten, vanwege zijn verleden! 1Kor.15:9 Paulus, Apollos en Kefas (= Petrus; Johannes 1:43) waren slechts dienaren van het Woord. Paulus had ooit ‘geplant’ en Apollos ‘begoten’, 1Kor.3:5-7 maar wat maakt het uit wie plant of begiet? Waarom zou men zich daarop beroemen? Het gaat om de voeding, het water en het licht. En om God, Die als enige in staat is door Zijn Woord te doen groeien. Dat telt. 33

1 Korinthe 1:12,13 – partijleiders … “Maar ik van Kefas!”. “Maar ik van Christus!”. “Is Christus gedeeld? Paulus werd toch niet gekruisigd ten behoeve van jullie? Jullie werden toch niet in de naam van Paulus gedoopt?” Een groep beschouwde Kefas als favoriete voorman. Een aanwijzing dat men weinig begrepen had van Paulus’ onderwijs. Want dan zou men toch geweten hebben dat Petrus’ boodschap bestemd was voor de besnijdenis. Gal.2:7-9 Er was ook een groep voor wie Christus favoriet was. Dat lijkt positief, maar dat is het bepaald niet. Deze richting wilde Christus kennelijk “naar het vlees” volgen (vergelijk 2 Korinthe 5:16). Zij namen het onderwijs van Jezus van Nazareth op aarde tot uitgangspunt. Terwijl Christus op aarde slechts gezonden was tot het huis van Israël. Mat.15:24 Deze partijnaam was wellicht nog de meest kwalijke, omdat ze een ontkenning is van de eenheid die alle gelovigen vormen in de opgewekte Christus. Alsof Christus gedeeld zou zijn! Dat ook Paulus’ eigen naam als partijnaam werd opgevoerd, kon hemzelf totaal niet bekoren. Want het bewees slechts dat ze zijn onderwijs niet hadden begrepen. Hij wees immers altijd in alles, naar de gekruisigde, opgewekte en verheerlijkte Christus. En naar diens Woord dat hem was toevertrouwd. Daarvan was hij slechts een dienaar. 34

1 Korinthe 1:14-17 – Paulus en de waterdoop Ik dank God dat ik niemand van jullie doopte, behalve Crispus en Gajus, opdat niemand zou zeggen dat jullie in mijn naam werden gedoopt. Ook doopte ik nog het huis van Stefanus. Verder weet ik niet of ik iemand anders doopte. Want Christus vaardigde mij niet af om te dopen maar om te evangeliseren … Paulus spreekt in zijn brieven regelmatig over het belang van de doop. Maar dan heeft hij het niet over een doop in water maar over de doop in Christus. De doop in water kende Paulus maar al te goed vanuit zijn Joodse achtergrond. Rituele wassingen (mikwah) spelen immers een grote rol in het Jodendom. In Paulus’ dagen was daar bovendien “de doop van Johannes” bij gekomen. Een nieuw soort doop, waarin men niet zichzelf doopte, maar waarin men werd gedoopt. Het ritueel van de waterdoop heeft altijd met Israël van doen. Zo was Crispus, waarvan hier sprake is, overste van de synagoge. Hand.18:8 Nooit lezen we dat een niet-Israëliet doopt. In Paulus’ Evangelie spelen rituelen geen rol. De enige doop die ter zake doet is een geestelijke doop 1Kor.12:13; Ef.4:6 : de doop in Christus. Ondergedompeld worden in Hem. Identificatie met de gestorven en opgewekte Christus! 35

1 Korinthe 1:17 – niet in wijsheid Want Christus vaardigde mij niet af om te dopen maar om te evangeliseren, niet in wijsheid van woord, opdat het kruis van Christus niet ijdel gemaakt zou worden. ‘De twaalf’ werden er ooit op uitgestuurd om alle natiën tot discipelen te maken en te dopen. Mat.28:19 Paulus had die missie niet. Hij hoort ook niet bij ‘de twaalf’; zijn roeping en missie staat los van hen. Hij representeert geen gelovig Israël dat naar de natiën gaat. Nee, Paulus werd als ‘buitenlander’ geroepen om Israël jaloers te maken met zijn ‘heidens Evangelie’, letterlijk vertaald: “het Evangelie van de voorhuid”. Gal.2:7 Rituelen spelen geen rol in Paulus’ Evangelie. Voor de godsdienstige mens was Paulus’ boodschap daarom niet aantrekkelijk. En voor de Grieken, die wijsheid zochten in geleerde retoriek, al evenmin. Paulus had een geweldig solide bericht te melden. Maar voor een wereld die geïmponeerd wil worden via de zintuigen, was zijn Goede Bericht een afknapper. Paulus kwam vertellen van een gekruisigde Christus. Maar waar het voor de wereld eindigde, daar begon Paulus’ Evangelie juist. 1Kor.15:3 Een man aan het hout genageld, is het tegenovergestelde van attractief. Vanuit PR-oogpunt een dwaze insteek. Maar dat is nu juist de clou! Dwaas in de ogen van de mens … 36

1 Korinthe 1:18 – een dwaas woord! Want het woord van het kruis is wel voor hen die verloren gaan dwaasheid, maar voor hen die worden gered is het kracht van God. “Het woord van het kruis” is het woord omtrent de gekruisigde Christus. 1Kor.1:23 Inmiddels is hij weliswaar opgewekt uit de doden en in heerlijkheid bij God. Maar Paulus’ Evangelie begon bij het kruis. Een houten paal waaraan iemand was vastgenageld. Een embleem van een afschuwelijke executie diende als logo van Paulus’ boodschap van overwinning. Het kruis symboliseert de afwijzing van de politieke en godsdienstige wereld. Wie daarin zijn vertrouwen stelt, maakt zichzelf sowieso tot een dwaas in de ogen van de wereld. Vandaag doet God een woord van triomf uitgaan in de wereld, middels een symbool van ultieme vernedering. Dat is Gods werkwijze. Een volstrekt belachelijk instrument moet dienen tot redding. In Noachs dagen was dat een houten schip op het droge. Voor Mozes een biezen mandje. Voor Simson een verdorde ezelskaak. In Davids strijd tegen Goliath was het een slinger met een steentje. Enzovoort. Ook het woord dat God vandaag doet uitgaan is niet populair of ‘sexy’. Het is verachtelijk by design. Maar juist zó verzamelt God Zich een ‘uitroepsel’. Zie daar Gods kracht en wijsheid! 37

1 Korinthe 1:18,19 – verloren gaan Want het woord van het kruis is wel voor hen die verloren gaan dwaasheid, maar voor hen die worden gered is het kracht van God. Want er staat geschreven: Ik zal de wijsheid van de wijzen teniet doen en het verstand van de verstandigen afwijzen. Het woord van het kruis is dwaasheid voor hen die verloren gaan. Dat “verloren gaan” spreekt niet van de toekomst; het is tegenwoordige tijd. Het betreft hen die het woord van het kruis dwaasheid achten. Hun wijsheid doet God teniet (teloor gaan): met al hun ‘wijsheid’ zijn ze nergens! Het is opmerkelijk dat Paulus citeert uit Jesaja 29:14 waar sprake is van de wijzen en verstandigen van “dit volk”, namelijk Israël. Het zijn in de eerste plaats Israëls ‘wijzen’ die aan de kaak worden gesteld. Het volk waaraan God Zijn woorden had gegeven en die zij geacht werden te beheren. Maar wat bleek: toen de Messias kwam die beloofd was in de Schriften, werd hij in de eerste plaats afgewezen door Israëls wijzen. De theologen begrepen het niet! God verbergt Zijn Woord voor ‘wijzen en verstandigen’, maar openbaart het aan kinderen. Mat.11:25 Hij heeft er een plezier in om de bluf van de mens te kijk te zetten! 38

1 Korinthe 1:20 – tot dwaasheid gemaakt Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de debater van deze aeon1 de wereld niet tot dwaasheid? “Het woord van het kruis” is dwaasheid voor hen die verloren gaan. 1Kor.1:18 ? Maakte God de wijsheid van Immers, zoals de profeet Jesaja reeds aankondigde: God doet ‘de wijsheid van de wijzen’ verloren gaan. Zonder vervolg zou de kruisiging van Jezus niet meer zijn dan een jammerlijke nederlaag. Maar alles werd anders toen Christus op de derde dag inderdaad werd opgewekt! Toen, op die dag, maakte God de wijsheid van de wereld tot dwaasheid. Het waren de wijzen van Jeruzalem en haar schriftgeleerden die de aanzet gaven om Jezus te kruisigen. Niet de wijzen in Athene brachten Jezus aan het kruis. Nee, de plaats op de wereld waar wijsheid zou moeten wonen, was in Jeruzalem. Daar was men immers in het bezit van de Schriften. En daar deed men niet anders dan daarover te discussiëren. Maar ondertussen ontging het de wijzen daar compleet, dat de beloofde Christus in hun midden vertoefde. Men heeft hem zelfs gekruisigd. Dat is nu de wijsheid van deze wereld. Drie dagen later werd ze tot dwaasheid gemaakt. En waar waren de wijzen toen? En waar de debatterende schriftgeleerden? 1 Aeon (Grieks: aiōn) = een (wereld)tijdperk 39

1 Korinthe 1:21 – Gods tegendraadse aanpak Want omdat in Gods wijsheid, de wereld door de wijsheid God niet kende, heeft God een welbehagen om door de dwaasheid van de prediking te redden hen die geloven. Het is Gods wijsheid dat de wereld door haar wijsheid God niet kende. Als er één stad was waar men wijsheid zou mogen verwachten, dan was het in Jeruzalem. Daar beheerde de geestelijke elite de Schriften van God gegeven. Daar studeerde men voortdurend en door eindeloze debatten werd deze kennis aangescherpt. Maar toen de Messias kwam waarnaar men uitkeek, hebben ze hem niet herkend en hem zelfs overgeleverd om te worden gekruisigd. Aangezien de wijsheid van de wereld, God niet vermocht te kennen, heeft God er een welbehagen in om het volkomen tegendraads aan te pakken. Hij laat nu een boodschap uitgaan die in de ogen en oren van de geleerde, academische wereld volstrekt belachelijk en onwaarschijnlijk is. Om deze prediking te begrijpen helpt het niet wanneer men universitair geschoold is. Zeker, ook geleerde mensen kunnen het verstaan en begrijpen. Maar dan niet dankzij maar ondanks hun geleerdheid. De prediking gaat over iemand voor wie de godsdienstige, geleerde en politieke wereld slechts een kruis over had. Vanaf daar begint Gods wijsheid. 40

1 Korinthe 1:22,23 – niet populair Want Joden verlangen tekenen en Grieken zoeken wijsheid, maar wij prediken Christus gekruisigd, voor Joden een valstrik en voor de natiën dwaasheid. Heel dit gedeelte maakt duidelijk dat de wijsheid van deze wereld totaal niet matcht met de wijsheid van God. Voor Joden is het onbestaanbaar te spreken over Christus zonder tekenen van een gevestigd Koninkrijk. Een Christus die door Israëls leidslieden niet herkend zou zijn en zelfs werd gekruisigd, past absoluut niet in het profiel van hun Messias. Daar struikelt men over. En de Grieken? Tot op vandaag staan zij bekend om hun hang naar wijsheid. De bekende filosofische scholen zijn nog steeds terug te voeren tot Griekse denkers van weleer. Maar men kan niets met de Christus die Paulus bekend maakte. Hij is immers de uit doden opgewekte: een volstrekt on-Grieks idee! Voor het concept van ‘een onsterfelijke ziel’ bestond een breed draagvlak. Maar een lijk dat op de derde dag zou zijn levend gemaakt, was voor hen ronduit dwaasheid. In zo’n wereld opereerde Paulus als heraut. Zijn boodschap was voor Joden een struikelblok en voor de overigen dwaasheid. Maar zou Paulus de boodschap daarom aanpassen? Integendeel. De afwijzing door de wereld, bevestigt juist de waarheid van de boodschap! 41

1 Korinthe 1:23,24 – Gods kracht en wijsheid … wij prediken Christus gekruisigd, voor Joden een valstrik en voor de natiën dwaasheid. Voor hen echter die geroepen zijn, voor Joden zowel als voor Grieken, Christus, Gods kracht en Gods wijsheid. Voor de massa van de mensen was Paulus’ boodschap onacceptabel. En nog steeds. Een Christus die gekruisigd is, is (op z’n zachtst gezegd) zowel Joods-godsdienstig als Grieks-filosofisch niet ‘politiek-correct’. Paulus onderkende dit als een gegeven. Hij ondernam ook geen pogingen om zijn boodschap wel acceptabel of aantrekkelijk te maken. Paulus vertelde de waarheid en bracht onweerlegbare feiten aan het licht (vergelijk 2 Korinthe 4:2). Waar de doorsnee-luisteraar afhaakte, waren er echter anderen die zich geroepen wisten. “Geroepenen” zijn zij die door God tevoren gekend en bestemd zijn. Rom.8:30 Zij worden dan ook door God geroepen en door Hem overtuigd van de waarheid. Geloof is een gave Gods! En terwijl de wereld struikelt over de dwaasheid van het woord van het kruis, onderkennen zij dat de gekruisigde, de opgewekte is uit de doden! “Gekruisigd vanuit zwakheid maar levend vanuit de kracht van God”. 2Kor.13:4 Het Evangelie is het goede bericht dat hij die gekruisigd werd door de wereld, door God eens voor altijd werd levend gemaakt. Hij is Gods kracht en wijsheid! 42

1 Korinthe 1:25 – wie het laatst lacht … … Christus, Gods kracht en Gods wijsheid. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. Het dwaze en zwakke van God, verwijst naar het kruis waaraan Christus stierf. 2Kor.13:4 Dat was zwak en daarom voor de wereld ook dwaas om waarde aan toe te kennen. Een Christus die aan zijn einde komt aan een kruis is het tegendeel van wat van hem verwacht wordt. Zou hij immers geen nieuwe wereldtijd (aeon) doen aanbreken? Dat het zwakke en dwaze van God, niettemin sterker en wijzer is dan de mensen, werd bewezen op de derde dag na het kruis. De zwakheid waarin Christus door mensen werd gekruisigd, werd beantwoord toen hij in de kracht Gods werd levend gemaakt. Het lammetje dat geslacht was, stond op in triomf! “Geen graf hield Davids zoon omkneld”. Hij is niemand minder dan “de leeuw van Juda”! Wie had dat ooit kunnen denken, 1Kor.2:8 toen hij werd gekruisigd als een zwakkeling?! Het zwakke van God bleek zoveel sterker dan de mensen! Het overwon de dood! De wijsheid van de wereld bracht Christus aan het kruis. Maar waar de wereld eindigde, daar begon God. Dat is Gods wijsheid! 43

1 Korinthe 1:26,27 – Gods vreemde voorkeur Want kijk naar jullie roeping broeders: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele bekwamen, niet vele edelen, maar de dwazen van de wereld kiest God uit, om de wijzen te beschamen, en de zwakken van de wereld kiest God uit, om de sterken te beschamen … Het is Gods wijsheid, dat de wereld door haar wijsheid God niet kon kennen. Vandaar dat het God heeft behaagd om te redden door de dwaasheid van de prediking. 1Kor.1:21 dit ook bevestigd in het resultaat van die prediking. Niet de geleerden of academici, en evenmin degenen met titels en aanzien, bleken geroepenen. Althans, “niet velen”. En als ze er al tussen zaten, dan was dat niet dankzij maar ondanks die status. God verkiest degenen die dwaas en zwak zijn in de ogen van de wereld. Dat is niet omdat God een hekel aan intelligentie zou hebben. Integendeel, want werkelijk intelligent ben je wanneer je niet vertrouwt op menselijke kennis en kracht. Spr.3:5 de eigendunk van de wereld is. Haar redeneringen zijn hopeloos ijdel, omdat het uitgangspunt niet deugt. Want “de vreze van JAHWEH, dat is het begin van wijsheid”. Spr.9:10 Alleen dat houdt stand! Paulus ziet Omdat je beseft hoe volstrekt lachwekkend in Gods ogen 44

1 Korinthe 1:28,29 – te kijk gezet … en de onedelen van de wereld en de verachten kiest God uit, en die niets zijn, om die wel iets zijn, teniet te doen, opdat geen vlees zich zou beroemen in het zicht van God. Dat Gods keuze valt op het dwaze, zwakke, onedele en nietige heeft een reden. Dat is niet omdat God mensen met zulke eigenschappen aantrekkelijker zou vinden. Nee, de reden van Gods keuze is gelegen in het feit dat Hij daardoor het wijze, sterke, edele en dat wat iets meent (!) voor te stellen, wil beschamen. Het is als de selectie van FC Barcelona die met 10-0 geklopt wordt door een amateurclubje. Zo zet God, juist door wat verachtelijk is, de waanwijze wereld te kijk. Zodat daarmee is vastgesteld dat het dwaze en zwakke van God wijzer en sterker is, dan het beste wat de wereld te bieden heeft. Door de wereld met al haar godsdienst, filosofie, geld, aanzien en macht ‘in haar hemd te zetten’ demonstreert God dat geen mens zich ook maar iets hoeft te verbeelden. We zijn Zijn creatie. Niets van wat we zijn of hebben, is van onszelf. “Hij weet wat maaksel wij zijn”. Ps.103:14 Daarom zou geen vlees zich beroemen voor God. 45

1 Korinthe 1:30 – uit Hem is het En uit Hem is het, dat jullie in Christus Jezus zijn, die van God wijsheid voor ons werd, en rechtvaardigheid, en heiliging, en verlossing … Geen vlees zou zich beroemen voor God. Dat was Paulus’ conclusie. Dat begint al met het feit dat we “in Christus Jezus zijn”. Is dat onze keuze? Nee, zegt Paulus, dat is uit God. Hij overtuigt mensen en geeft hen geloof. Ef.2:8 Voor zulke mensen is Christus Jezus, Gods wijsheid geworden. Dat is Gods prestatie en dus ook Zijn eer. In elk opzicht is alle eigen roem uitgesloten. Zowel in het verleden, als in het heden maar ook in de toekomst. Daarop hebben de woorden rechtvaardigheid, heiliging en verlossing betrekking. Door geloof (dat niet uit onszelf is) werden we rechtvaardig. Dat is het verleden. In het heden is Christus Jezus degene die ons heiligt door zijn Woord. Dat is werk dat hij aan en in ons doet waardoor we ‘vruchtdragen’. En in de toekomst is Christus Jezus de garantie van de verlossing van ons lichaam. Dat wil zeggen: hij verlost ons lichaam, door het onvergankelijk te maken! Wat doen we daar zelf aan? Helemaal niets! Alles is zijn prestatie. Zie daar Gods wijsheid in actie! 46

1 Korinthe 1:31 – Wiens prestatie? … opdat het zal zijn, zoals er geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heer! Waarom is het zo fundamenteel te onderkennen dat alles wat we zijn en alles wat we hebben, niet van onszelf is? Wat staat er op het spel, om dat al of niet te accepteren? Het antwoord op deze vragen is eenvoudig. Alleen als we inzien dat alles wat we zijn en hebben te danken is aan God, kunnen we met reden Hem de dank en eer geven. De dwaasheid van de wereld die in dit hoofdstuk aan de kaak werd gesteld, is gelegen in de hoogmoed en eigenwijsheid van de mens. De mens verhoogt zichzelf en onteert daarmee onvermijdelijk God. De verheerlijking van God heeft een basis nodig. Het is de wetenschap dat alle dingen uit, door en tot God zijn. Ben ik geroepen? Dat is omdat God mij daartoe bestemde. Mag ik geloven? Dan is dat Gods wapenfeit. Ben ik “in Christus Jezus”? Dan is dat uit Hem. Word ik geheiligd en hervormd in mijn denken? Dat is alleen omdat God met mij bezig is. Van het begin tot aan het einde geldt: het is alles GODS prestatie! Aan Hem dus ook alle eer! 47

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 2 49

1 Korinthe 2:1,2 – imponeren bij de wereld? Ook ik, toen ik naar jullie toe kwam broeders, kwam ik niet in superioriteit van woord of van wijsheid jullie het getuigenis van God berichten. Want ik oordeelde niets te weten onder jullie dan alleen Jezus Christus, namelijk die gekruisigd is. Dat het dwaze van God wijzer is dan de mensen, 1Kor.1:25 illustreerde Paulus door te wijzen op de samenstelling van de ekklesia in Korinthe (“niet vele wijzen naar het vlees …”; 1 Korinthe 1:26). Nu wijst hij op een consequentie voor hem persoonlijk in de prediking. Aangezien God door de dwaasheid van de prediking mensen redt, 1Kor.1:21 weigerde hij naar Korinthe te gaan met retoriek (“superioriteit van woord”) of met vernuftige redeneringen. Paulus was een geleerd man en uitstekend op de hoogte van de diverse wijsgerige richtingen (zie Handelingen 17). Moeiteloos kon hij allerlei filosofen citeren. Maar Paulus wilde niet imponeren met Gods getuigenis. Of zich acceptabel maken op het podium van de wereld. Waarom zou hij ook? Waarom mee willen gaan in wereldse wijsheid als God deze enkel voor dwaasheid houdt? Toen Paulus in Korinthe kwam bracht hij niet iets, maar iemand. En wel iemand voor wie de wereld slechts een houten paal over had om aan te worden gespijkerd. Daar begint Gods wijsheid. 51

1 Korinthe 2:3-5 – in de kracht Gods! En ik kwam in zwakheid en in vrees en veel beven bij jullie; en mijn woord en mijn prediking waren niet in overredende woorden van wijsheid, maar in demonstratie van geest en kracht, opdat jullie geloof niet zou zijn in wijsheid van mensen, maar in kracht van God. Toen Paulus in Athene en later in Korinthe kwam, probeerde hij niet te wedijveren met de filosofen. Hij kwam niet met klinkende namen uit de religieuze of filosofische wereld om zijn boodschap te ondersteunen. Nee, hij kwam vertellen van iemand die als een misdadiger aan een paal was genageld en gestorven. Inderdaad, daarmee imponeer je niet. Dat klinkt niet ‘gelikt’ of attractief. Paulus kwam niet als filosoof of theoloog binnen. In 1 Korinthe 15:3-5 lezen we wat het ABC van Paulus’ Evangelie is. Ten eerste dat Christus stierf. Ten tweede dat hij werd begraven. En als laatste dat hij “werd opgewekt ten derde dage, naar de Schriften”. Zie daar de “demonstratie van geest en kracht”! Paulus toonde aan en kwam met ‘bonnetjes’. Hij redeneerde niet, hij bewees! En hij getuigde weliswaar van Christus die stierf in zwakheid, maar tevens dat deze ten derde dage uit het graf was opgewekt “in de kracht Gods”! 2Kor.13:4 52

1 Korinthe 2:6,7 – wijsheid voor volwassenen Toch spreken wij wijsheid onder de volwassenen, geen wijsheid echter van deze aeon, noch van de oversten van deze aeon die teniet gedaan worden, maar wij spreken Gods wijsheid, in verborgenheid die verhuld is … In Korinthe kwam Paulus met “de dwaasheid van de prediking van het kruis”. Althans, in de beleving van de wereld. Maar voor degenen die beter weten was het wel degelijk wijsheid. Niet van deze aeon, maar Gods wijsheid. Later zullen we zien dat Paulus de Korintiërs beschouwde als onmondigen die nog ‘melk’ nodig hadden. 1Kor.3:1,2 Met ‘melk’ doelt hij op de elementaire kennis, het ABC van de woorden Gods (Hebreeën 5:12). Gods wijsheid voor volwassenen, dat is vervolgonderwijs. Paulus noemt dat ‘vaste voeding’. 1Kor.3:2 Hij wilde dat graag met de Korintiërs delen maar ze waren er nog niet aan toe. Zulke vaste voeding is namelijk niet hap-slik-weg, zoals melk. Er moet op worden gekauwd. In de Hebreeën-brief doelt “vaste voeding” op het onderwijs dat verborgen ligt in de Hebreeuwse Bijbel. Bijvoorbeeld de typologie die gelegen is in iemand als Melchizedek (Hebreeën 5:10,11). Zulke kennis ligt niet voor het oprapen. Daarvoor dient men met recht te onderzoeken. Zoeken onder de oppervlakte. Het is namelijk “Gods wijsheid in verborgenheid die verhuld is”. 53

1 Korinthe 2:7 – vóór de aeonen … maar wij spreken Gods wijsheid, in verborgenheid die verhuld is, die God tevoren, vóór de aeonen bestemde tot onze heerlijkheid … Paulus kon onder de Korintiërs slechts aan enkelingen kwijt wat hij graag met allen wilde delen. De wijsheid van God namelijk in de Schriften (= de Tenach), ons ‘Oude Testament’. Cryptisch vinden we daarin opgetekend, in zowel geschiedenissen als verhalen, in rituelen en voorschriften, welke heerlijkheid God voornemens was. Voor Christus zelf en daarmee ook voor allen die “in Christus” zijn. De heerlijkheid die Paulus in zijn bediening openlijk etaleerde, stond reeds verborgen en verhuld opgetekend in de Tenach. En dat bracht Paulus in zijn bediening aan het licht. De heerlijkheid die God voorbestemd heeft, dateert reeds van “vóór de aeonen”. In gangbare vertalingen leest men “van eeuwigheid af”. Dat is een ontoelaatbare aanpassing van de Schrift aan de theologie. Want een ‘aeon’ in de Schrift is altijd een wereldtijdperk met een begin en een einde. De klassieke theologie heeft er echter een grenzeloze ‘eeuwigheid’ van gemaakt. Aan de eeuwigheid kan vanzelfsprekend niets zijn vooraf gegaan. Maar laten we onze woordenschat aanpassen aan de Schrift. Niet omgekeerd. “Vóór de aeonen” had God onze heerlijkheid reeds voorbestemd. Ef.1:4 verloop volgens Gods script! Jazeker, alles 54

1 Korinthe 2:8 – als men dát had geweten! … wij spreken Gods wijsheid, in verborgenheid die verhuld is (…) die geen van de oversten van deze aeon heeft geweten, want indien zij van haar wisten hadden ze nooit de Heer der heerlijkheid gekruisigd. Het kruis was de grote nederlaag van Gods Zoon. Althans, dat was wat de wereld meende. In werkelijkheid was het Gods wijsheid dat de wereld in háár wijsheid, Hem niet zou kennen. 1Kor.1:21 Want God verkiest te redden door de dwaasheid van het woord van het kruis. 1Kor.1:18 Het is achter en na het kruis, dat Gods kracht en wijsheid verborgen ligt. 1Kor.1:24 Gods kracht werd gedemonstreerd in de opstanding van Christus. 2Kor.13:4 “De oversten van deze aeon” hadden de zware steen voor het graf verzegeld. Dat bezegelde hun overwinning. Het verbreken van dit zegel, zou onverbiddelijk op straffe van de dood zijn. Maar juist Gods wijsheid verbrak het zegel op de derde dag en overwon daardoor juist de dood! Is dat niet geestig? Van deze Goddelijke ‘truc’ hebben “de oversten van deze aeon”, inclusief al de machten die achter de schermen opereren, Ef.2:2; 6:12 nooit geweten. Zouden ze het wel hebben geweten, dan hadden ze hem die inmiddels “de Heer der heerlijkheid” is, niet hebben gekruisigd. Wie het laatst lacht … 55

1 Korinthe 2:9 – wat geen oog of oor ooit vernam Maar zoals het staat geschreven: wat geen oog waarnam en wat geen oor hoorde en in geen mensenhart opkwam, maakt God gereed voor degenen die Hem liefhebben. Paulus’ onderwerp is “Gods wijsheid in verborgenheid” die reeds vóór de aeonen tot onze heerlijkheid was voorbestemd. 1Kor.2:7 De oversten van deze aeon hebben daar niets van geweten en konden daar ook niets van weten. Want in dat geval zouden ze de Heer der heerlijkheid niet hebben gekruisigd. 1Kor.2:8 De verborgenheid is één van de grote thema’s in Paulus’ brieven. Het verwijst naar de tegenwoordige onderbreking in de heilsgeschiedenis sinds Israël haar Messias heeft verworpen. In vroegere generaties was daar niets van bekend, Ef.3:5 en aeonen lang verzwegen. Rom.16:25; Kol.1:26 Maar nu, via de apostel Paulus, openbaar gemaakt. Het heeft alles te maken met de heerlijkheid die God voorbestemd heeft voor de ekklesia. Om het lichaam van Christus te zijn: één gemaakt met hem en in zijn lot delend. Deze heerlijkheid die Paulus mocht etaleren was altijd verborgen. Jesaja sprak er wel over, maar … verborgen. Bijvoorbeeld toen hij profeteerde over wat geen oog of oor ooit had vernomen en in geen mensenhart was opgekomen. Dat is wat God gereed maakt voor degenen die Hem liefhebben! 56

1 Korinthe 2:10 – de diepten van God Maar aan ons onthult God het door de geest, want de geest doorzoekt alle dingen, ook de diepten van God. De verborgen wijsheid van God die Hij tot onze heerlijkheid had voorbestemd, was voorheen onbekend. De Schrift sprak er weliswaar van (zie vorig vers), maar verborgen. Slechts door onthulling via Gods geest zijn we, schrijft Paulus, op de hoogte gesteld. Later vanuit de gevangenis zou hij schrijven dat hem door onthulling de verborgenheid (= het geheim) werd bekendgemaakt, zoals hij daarover tevoren in het kort had geschreven. Ef.3:3 De onthulling van de verborgenheid vindt plaats middels de brieven die Paulus heeft geschreven. Hij maakt daarin duidelijk hoe de waarheden waarover hij nu openlijk schrijft, reeds verborgen waren in de Hebreeuwse Bijbel. In cryptische uitspraken. In voorgeschreven rituelen. Maar niet in het minst ook in de vele verhalen en geschiedenissen met diepere lagen. Door de bedekking op deze geschriften weg te nemen, 2Kor.3:15 onthulde Paulus wat daaronder altijd al verborgen lag. Het is Gods geest die de heilige Schriften inspireerde. 2Tim.3:16 Vandaar dat in al deze Schriften de diepten van God te vinden zijn. Nu ze zijn onthuld, kunnen we ook zelf daarin op ontdekkingsreis gaan en zoeken naar nog meer verborgen schatten! 57

1 Korinthe 2:11 – wie kent als geen ander God? Want wie van de mensen weet de dingen van de mens, dan de geest van de mens die in hem is? Zo heeft ook niemand de dingen van God gekend dan de geest van God. Als geen ander is Gods geest in staat om te weten wat in God leeft. Het argument dat Paulus daarvoor opgeeft is verrassend simpel. Paulus vergelijkt de menselijke geest met Gods geest. Van alle mensen is alleen mijn eigen geest is staat mijn diepste gedachten en motieven te kennen. Welnu, stelt Paulus, met Gods geest is het niet anders. Paulus kende niet zoiets als een leer van drie-eenheid waarin Gods geest een onderscheiden persoon is van God Zelf. Mijn geest kan ik onderscheiden van mijzelf (en door te spreken van “mijn geest” doe ik dat feitelijk ook), maar het is geen aparte persoonlijkheid. Gods geest is persoonlijk, zoals ook mijn geest persoonlijk is, maar het is geen aparte persoon. Gods geest is de drijvende kracht achter degenen die ons de geïnspireerde Schriften gaven. En omdat Gods geest ook de diepten van God kent, maken de Schriften ons ook met Zijn geheimen vertrouwd. Nooit kunnen we God beter leren kennen dan via de Schriften! 58

1 Korinthe 2:12 – opdat we zouden weten … Wij nu hebben niet de geest van de wereld ontvangen maar de geest vanuit God, opdat we zouden weten de dingen die door God aan ons genadig worden gegeven. Het begrip ‘geest’ is erg breed in de Schrift. Het staat voor alles wat onzienlijk is. Ook ‘adem’ en ‘wind’ vallen onder deze noemer. De “geest van de wereld” hier, is synoniem met wat eerder “de wijsheid van de wereld” 1Kor.1:20 Door het Goede Bericht dat Paulus wereldkundig mocht maken, hadden de Korintiërs “de geest vanuit God” ontvangen. Deze geest is, in tegenstelling tot die van de wereld, de wijsheid van God die voorheen verborgen was. 1Kor.2:7 werd genoemd. Onder “de geest vanuit God” valt alles wat God heeft te onthullen. Deze geest is maar geen ‘vaag gevoel’. De Korintiërs hadden deze geest immers ontvangen opdat men zou weten … Gevoelens, ach, ze zijn voortdurend aan verandering onderhevig. Maar de dingen die we weten, zijn als een rots in de branding. Je kunt er op stáán en bouwen. We zouden weten de dingen die door God aan ons genadig, als gunst worden gegeven. Dat maakt onvoorstelbaar blij. Dat is ook wat genade betekent: vreugde om niet. Juist omdat het zo vast en zeker is! 59

1 Korinthe 2:13 – woorden van menselijke wijsheid? Van deze dingen spreken wij ook, niet onderwezen in woorden van menselijke wijsheid maar onderwezen in die van geest, geestelijke [woorden] doen passen bij geestelijke [dingen]. Het contrast dat Paulus hier beschrijft is tweeërlei. Ten eerste de wijsheid van God versus menselijke wijsheid. En ten tweede het contrast tussen “woorden van menselijke wijsheid” en “geestelijke woorden”. De woordenschat waarin de Goddelijke boodschap gesproken en opgetekend is, matchen honderd procent. De wijsheid waarvan Paulus sprak had hij niet van zichzelf. Maar ook de woorden waarin hij deze doorgaf waren van Goddelijke oorsprong. Het is onmogelijk maar ook fataal om Goddelijke zaken te willen delen in “woorden van menselijke wijsheid”. De orthodoxe theologie wemelt van dergelijke terminologie. Men heeft ze bovendien nog heilig verklaard ook. Erkenning ervan geldt als voorwaarde om in ‘de kerk’ te mogen prediken. Denk maar aan woorden als ‘drie-eenheid’, ‘God de Zoon’ en vele andere termen. Dat zijn woorden die onbekend zijn in de Schrift, maar door knappe geleerden bedacht zijn. Met recht dus “woorden van menselijke wijsheid”. En juist daarom ongeschikt. Willen we de wijsheid Gods verstaan en verwoorden, dan kan dat slechts via de woorden die de Schrift ons zelf aanreikt. Alleen dat zijn “gezonde woorden”. 60

1 Korinthe 2:14 – de handicap van de zielse mens Maar een ziels mens ontvangt niet de dingen van de geest van God, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet kennen omdat het op een geestelijke wijze wordt beoordeeld. Ziels is de mens die beheerst wordt door de ziel, de psyche, want dat is het Griekse woord dat Paulus hier bezigt. De ziel staat voor de sensaties die door de zintuigen worden geprikkeld. In de Schrift heeft de mens niet in de eerste plaats een ziel, maar hij is een ziel. Gen.2:7 Evenals trouwens een dier. De eerste keren dat het woord ‘ziel’ in de Schrift voorkomt, gaat het juist over dieren. Gen.1:20,21 Dieren kennen evenals de mens, sensaties en emoties. Aangewakkerd door het kloppende hart. Vandaar dat de ziel in het bloed is. Lev.17:11 “De dingen van de geest van God” daarentegen, komen niet binnen via de ogen en ze bedoelen ook niet het gevoel te triggeren. “Geest” is een verzamelterm voor wat per definitie onzienlijk is. ‘Geest’ spreekt ook niet de ogen aan, maar de oren. Want geloof is uit het horen. Rom.10:17 zoek naar sensatie en goed voelen. De geestelijke mens daarentegen zoekt waarheid. Een totaal andere oriëntatie. De zielse mens is op 61

1 Korinthe 2:15 – passie voor waarheid De geestelijke mens echter beoordeelt alle dingen, maar zelf wordt hij door niemand beoordeeld. De zielse (Grieks: psuchikos) mens heeft geen antenne voor de geestelijke dingen. Hij is georiënteerd op “wat voor ogen is” en het gevoel. Wellicht heel godsdienstig met rituelen, mooie gebouwen, muziek, wierook, retoriek, grote aantallen, lichteffecten, enzovoort. De geestelijke (Grieks: pneumatikos) mens daarentegen, wil in de eerste plaats weten hoe het is. Hij is geïnteresseerd in de waarheid. Het woord voor ‘beoordelen’ is in het Grieks anakrino, wat een juridische term is. Het wordt gebruikt voor verhoren bij de rechtbank en het onderzoek dat een rechter doet. Hand.25:26; 28:18 Het oordeel van een rechter dient geheel onafhankelijk te zijn. Niet beïnvloed door gevoelens en schone schijn. Want het gaat om “de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid”. Anakrino wordt ook gebruikt in verband met de Bereërs die dagelijks in de Schriften nagingen of wat Paulus vertelde, klopte. Hand.17:11 Anakrino betekent: nagaan, checken. Deze passie voor waarheid kenmerkt de geestelijke (pneumatische) mens. Hij is onbegrepen bij degenen die ‘ziels’ in het leven staan. Want voor hen is de vraag naar waarheid vooral lastig (‘inconvenient’). Maar de geestelijke mens gaat onafhankelijk zijn weg. Alleen de waarheid telt. 62

1 Korinthe 2:16 – het denken van Christus Want wie kent het denken van de Heer dat hij hem zou instrueren? Maar wij hebben het denken van Christus. Evenals in Romeinen 11:34, refereert Paulus hier aan woorden uit de profeet Jesaja (40:13). Het denken van de Heer staat op een onvergelijkelijk hoger niveau dan het denken van de mens. Hoe beperkt is de mens in zijn zicht en intelligentie! Is het daarom niet dwaas om daarop te steunen? Daar komt bij dat het oordeel van de mens al te gemakkelijk beïnvloed wordt door ‘zielse’ factoren. Door de schone schijn en de emoties van het moment. Toen God de schepping voortbracht, was er geen mens om Hem voor te lichten of te instrueren. Alleen de gedachte al is bizar en lachwekkend. Waarom dan zouden we menselijke wijsheid zo serieus nemen? En waarom zouden we indruk willen maken bij haar ‘autoriteiten’? Verkiest God juist niet door de ‘dwaasheid’ van de prediking te redden? Het was door openbaring dat Paulus Christus had leren kennen. Hoogstpersoonlijk was hij door Hem geroepen en onderwezen. Gal.1:11,12 Het denken, de wijsheid en zelfs de woorden die daaraan uitdrukking geven, had Paulus niet van zichzelf. Wat hij verkondigde was niet minder dan de denkzin van Christus zelf! 63

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 3 65

1 Korinthe 3:1 – vleselijk en onmondig En ik broeders, ik kon niet tot jullie spreken als tot geestelijken maar als tot vleselijken, als tot onmondigen in Christus. Wat Paulus graag wilde delen met de Korintiërs, kon hij niet aan hen kwijt. Daarvoor is namelijk een geestelijke instelling vereist. Dat wil zeggen: een interesse in de waarheid. In plaats daarvan wilden de Korintiërs graag gezien worden en erkenning vinden in de wereld. Dat is niet geestelijk maar ‘ziels’. Paulus voegt daar nog twee andere termen aan toe: vleselijk en onmondig. ‘Vlees’ is de aanduiding van de mens in zijn zichtbare en vergankelijke verschijning. Wij allemaal wandelen “in het vlees”; dat is wat we hier op aarde zijn. Maar met ‘vleselijken’ doelt Paulus op degenen die “naar het vlees” wandelen. 2Kor.10:3 ‘Vleselijken’ laten zich leiden door het vlees. Zij worden beheerst door de impulsen van het lichaam. Vlees staat tegenover geest. Onmondigen zijn kleine kinderen. Woorden kunnen ze nog niet goed verstaan, laat staan zichzelf uitdrukken. Een klein kind heeft nog in alles leiding nodig en kan nog niet zelf staan of lopen. Deze beide eigenschappen (vleselijk en onmondig) typeerden de Korintiërs. Wat jammer wanneer mensen hierin blijven steken. Want er is nog zoveel meer te ontdekken! 67

1 Korinthe 3:2 – melk en vaste voeding Melk gaf ik jullie te drinken, geen vaste voeding, want dat vermochten jullie nog niet. Maar zelfs nu vermogen jullie dat nog niet … Paulus beschouwt de Korintiërs als onmondigen. Nu, enkele jaren nadat ze gelovig werden, nog steeds. Geestelijk gezien nog in het baby-stadium. Afhankelijk van de zorg van anderen. En terwijl Paulus zoveel te melden heeft, kon hij het niet aan hen kwijt. Dat was niet zozeer Paulus’ frustratie, het stond vooral hun eigen ontwikkeling in de weg. Baby’s vragen aandacht. Volwassenen geven aandacht en stellen zich de vraag wat ze voor anderen kunnen betekenen. Melk en vaste voeding vertegenwoordigen verschillende mindsets. “Melk” staat voor ABC-onderwijs. “De eerste beginselen van de woorden Gods”, zoals dat in Hebreeën 5:12 wordt genoemd. Moedermelk is hap, slik, weg. Niets mis mee, maar het is een fase waarin men niet zou blijven steken. “Vaste voeding” is bestemd voor degenen die in staat zijn te kauwen. Wie geestelijk is checkt de dingen. Het getuigt van een volwassen houding om zelf te denken en zelfstandig te zijn. Onmondigen denken in termen van wat mag en niet mag. Volwassenen denken in termen van wat nuttig en opbouwend is. Zij stellen zich de vraag hoe God maximaal wordt verheerlijkt. 68

1 Korinthe 3:2,3 – vleselijk denken Melk gaf ik jullie te drinken, geen vaste voeding, want dat vermochten jullie nog niet. Maar zelfs nu vermogen jullie dat nog niet, want jullie zijn nog vleselijk. Want waar er onder jullie jaloezie en ruzie is, zijn jullie dan niet vleselijk en wandelen jullie dan niet naar de mens? Dat de Korintiërs nog steeds geen “vaste voeding” verdroegen, lag niet aan hun IQ. Want al is deze “vaste voeding” inderdaad onderwijs voor gevorderden, men hoeft er geen intellectueel voor te zijn. Waar het op aankomt is het besef dat “het vlees” (lees: de mens, met al zijn kennis en kunde) geen gewicht in de schaal legt bij God. ‘Vleselijke’ oriëntatie blaast de mens op. Deze gerichtheid werkt als zuurdesem: het laat de mens bluffen. Het lijkt heel wat, maar het is niets. Dat is wat in Korinthe speelde. Met die instelling gaat de mens zichzelf belangrijk vinden en dat is de ideale voedingsbodem voor onderlinge jaloezie en ruzie. Waar de mens daarentegen geestelijk volwassen wordt, gaat hij zijn eigen geringheid beseffen. In plaats van gerichtheid op ‘het vlees’ leert men God kennen en de waarde van Zijn voornemen, Zijn verborgen wijsheid en Zijn kracht! Dat is wat telt! 69

1 Korinthe 3:4,5 – de Héér geeft geloof Want wanneer iemand zegt: ik ben van Paulus en een ander: ik ben van Apollos, zal hij dan niet vleselijk zijn? Wat dan is Apollos? Want nu is Paulus? Dienaren, door wie jullie geloven en wel, zoals de Heer aan een ieder geeft. ‘Vleselijk’ duidt op een oriëntatie waarbij men gericht is op ‘het vlees’. Het geeft de mens reden zich te beroemen. Het klinkt paradoxaal, maar juist op het terrein van godsdienst treffen we deze instelling. ‘Ik ben goed of acceptabel voor God omdat ik …’, vul maar in. Een ‘vleselijke’ instelling zien we ook, waar men zich fixeert op de buitenkant in plaats van op de inhoud. In Korinthe ontstonden ruziënde partijen over voorgangers. Opmerkelijk dat Paulus zonder pardon degenen die van ‘zijn partij’ waren, als net zo vleselijk wegzet, als degenen die van Apollos’ partij waren. Wat beide partijen ontging, was dat zowel Apollos als Paulus slechts dienaren waren van het Woord van de Heer. Niet meer dan een ‘doorgeefluik’. Het was de Heer die hen zó geloof had gegeven en zich daarbij had bediend van menselijk ‘gereedschap’. Te kunnen en mogen geloven is puur Gods prestatie. Wie dat ontgaat, hoe vroom ook, is nog ‘vleselijk’ in zijn denken. 70

1 Korinthe 3:6,7 – planten, begieten & groeien Ik plant, Apollos begiet maar de Heer doet groeien. Daarom, noch wie plant, noch wie begiet is iets, maar God die doet groeien. Paulus had enkele jaren tevoren in Korinthe de ekklesia ‘geplant’. Niet door een organisatie of genootschap op te richten, maar enkel door ‘het Goede Bericht’ daar te verkondigen. En God deed het zaad ontkiemen en zo ontstond er een geloofsgemeenschap. Na anderhalf jaar daar te hebben gearbeid, vertrok Paulus uit Korinthe. Hand.18:11 Ondertussen hadden Priscilla en Aquila, een echtpaar dat met Paulus samenwerkte, ene Apollos ontmoet in Efeze en hem aangemoedigd om naar Achaje over te steken. Hand.18:27 En zo kwam deze in Korinthe terecht. Hand.19:1 Apollos was een vurige, welsprekende Jood uit Alexandrië, doorkneed in de Schriften en inmiddels ook uitstekend op de hoogte van het Evangelie. Als geen ander was hij geschikt om de jonge ‘aanplant’ in Korinthe te ‘begieten’. Hoe anders dan door hen te versterken in het Woord van God? Maar wat betekenen activiteiten als ‘planten’ en ‘begieten’ wanneer God niet zou doen ontkiemen en groeien? Het is het unieke, levende Woord van God, dat aan ‘planten en begieten’, betekenis geeft. Want dat Woord is niet alleen levend, het doet ook leven! 71

1 Korinthe 3:8,9 – Gods medewerkers Degene nu die plant en die begiet zijn één. Een ieder nu zal zijn eigen loon ontvangen, naar zijn eigen moeite. Want Góds medewerkers zijn wij, Góds akker en bouwwerk zijn jullie. Het is God die in elk stadium de groei geeft. In dat perspectief doet de planter wezenlijk niet anders dan de begieter. Beiden zijn instrumenten in de hand van God, Die doet groeien. En beiden ontvangen loon voor wat ze doen. De één merkt op dat de aanplant wortel schiet en de begieter stelt even dankbaar vast dat de groei vordert. Dat is het loon van hun arbeid. Paulus bedoelt in vers 9 niet te zeggen dat hij en Apollos met God samenwerken. Nee, wat hij zegt is dat hij en Apollos met elkaar samenwerken en zó Gods werk doen. De één mag dan planten en de ander begieten, maar beiden worden ingezet door God, Die de wasdom geeft. In vers 9 gaat het ook niet om de tegenstelling tussen “wij” en “jullie”. Het gaat juist om de overeenkomst. Zoals Paulus en Apollos Gods medewerkers zijn, zo zijn de Korintiërs Gods akker en Zijn bouwwerk. Alle arbeid en ook de ekklesia zelf, is geheel GODS werk. En dus ook Zijn eer! 72

1 Korinthe 3:10 – de genade van God Naar de genade van God die aan mij gegeven wordt, plaatste ik als wijs bouwmeester het fundament en een ander bouwt er op. Maar laat een ieder uitkijken hoe hij er op bouwt. Het was de genade van God die Paulus riep en hem van een vijand in een vriend veranderde. Het was de genade van God die hij vervolgens onder de natiën mocht uitbazuinen. De genade van God die alle mensen redt. Tit.2:11; 1Tim.4:10 In Christus, die immers stierf om alle mensen onvergankelijk leven te geven. Dat is de fundamentele waarheid die Paulus als een wijs bouwmeester in Korinthe had geplaatst. Zó, op deze grondslag was Gods bouwwerk, de ekklesia 1Kor.3:9 ontstaan. Het is ook uitsluitend op deze grondslag waarop men verder zou bouwen, dat wil zeggen: onderwijs zou geven. Paulus was ooit al veel eerder vertrokken uit Korinthe, en zelfs Apollos, die na hem kwam, was al niet meer werkzaam onder hen. 1Kor.16:12 Maar Paulus’ zorg omtrent hen was er niet minder om geworden. Het is fundamenteel dat men blijft bij – en voortbouwt op – wat Paulus heeft neergelegd. Al het onderwijs dat gegeven wordt, zou daarop zijn gebaseerd. Op de genade van God en op niets anders! 73

1 Korinthe 3:11 – één fundament Want een ander fundament kan niemand plaatsen, naast hetgeen er ligt, welke is: Jezus Christus. Het onderwerp waarover Paulus spreekt is de versterking en het uitbouwen van de ekklesia. Eerder gebruikte hij de metafoor van moedermelk en vaste voeding. Of dat van aanplant en begieten. Paulus was het die de ekklesia door de prediking van het Woord had geplant. Nu vervolgt hij met de metafoor van een bouwwerk. Paulus is degene die met de prediking van Jezus Christus het fundament van dit bouwwerk had gelegd. Er is niets anders dat de naam ‘fundament’ verdient. Over het fundament waarop de ekklesia in Korinthe was gebouwd, was reeds geschreven in de Hebreeuwse Bijbel. Het is de steen die door de bouwlieden werd afgekeurd maar niettemin tot hoeksteen is geworden. Ps.118:22 Het is ook de steen waarover in Jesaja 28:16 was geprofeteerd. God zou in Sion een beproefde, kostbare steen funderen. De beproefde steen is degene die door Israëls leiders werd afgekeurd en als in vuur werd geoordeeld. Maar God wekte hem op in Sion en zo werd deze steen, het fundament van het Godsgebouw, de ekklesia. “Van JAHWEH is dit geschied, het is wonderbaarlijk in onze ogen!”. Ps.118:23 74

1 Korinthe 3:12 – goud, zilver en kostbaar gesteente Indien nu iemand op het fundament bouwt met goud, zilver, kostbare stenen, houten delen, hooi, stro … Paulus vergelijkt onderwijs van blijvende waarde met vuurbestendig materiaal. Hij noemt daarbij goud, zilver en edelgesteente. Dat zijn zeker geen willekeurige voorbeelden. Want deze materialen speelden een belangrijke rol in het heiligdom zoals beschreven in de wet van Mozes. Goud is evenals zilver een edelmetaal omdat het niet roest. Het is een beeld van onvergankelijkheid. Het is een type van God, Die immers Zelf onvergankelijk is. Het spreekt ook van het leven dat Hij, via de opwekking van Christus, aan het licht bracht. Zilver functioneert in de Schrift gewoonlijk als geld (zilverlingen). Het verwijst primair naar de prijs die ooit betaald werd. Naar Christus Jezus die de losprijs voor allen betaalde. Kostbare stenen zijn edelstenen, dat wil zeggen: licht doorlatend. Ze werden gedragen door de hogepriester. Twaalf stenen op zowel zijn schouders (kracht) als op zijn hart (liefde). Het vertelt hoe kostbaar het volk is dat gedragen wordt door de ware Hogepriester voor Gods aangezicht. De ekklesia zou gebouwd worden met dit goud, zilver en kostbaar gesteente. Slechts dat is het fundament van Gods genade waardig. Het is kostbaar, schitterend, licht doorlatend en onvergankelijk! 75

1 Korinthe 3:12 – hout, hooi en stro Indien nu iemand op het fundament bouwt met goud, zilver, kostbare stenen, houten delen, hooi, stro … Goud, zilver en kostbaar gesteente zijn absoluut ‘fireproof’. Hout, hooi en stro zijn juist het tegendeel. Paulus legt niet uit wat hij specifiek bedoelt met deze materialen, maar de rest van de Schrift zet ons wel op het spoor. Hout staat in het origineel in het meervoud en dus hebben we te denken aan houten delen of constructies. In het verband van 1 Korinthe 3, doet dit direct denken aan “de redeneringen van wijzen” waarvan de Heer zegt dat ze ijdel zijn. 1Kor.3:20 Mensen bedenken knappe constructies en bolwerken van filosofie, maar … het is hout. Vergankelijk en ijdel als de mens zelf. In de slavernij van Egypte moesten de Israëlieten tichelstenen bakken. Als lastenverzwaring moest men ook nog eens het stro als bijbehorend ingrediënt daarvoor verzamelen. Tichel staat voor wat de mens zelf bakt. Het eerst lezen we daarover bij de torenbouw van Babel. Israël zou geen altaar van tichel maken. Jes.65:3 Want de mens kan God nooit naderen met zijn eigen werk. Hooi en stro zijn een uitbeelding van getob, frustratie en slavernij zonder ooit de hemel naderbij te brengen. Ongeschikt daarom als bouwmateriaal van de ekklesia. 76

1 Korinthe 3:12,13 – vuurbestendig Indien nu iemand op het fundament bouwt met goud, zilver, kostbare stenen, houten delen, hooi, stro, het werk van ieder zal openbaar worden, want de dag zal het duidelijk maken omdat ze in vuur wordt onthuld. En hoedanig het werk van ieder is, zal het vuur toetsen. Op het fundament dat door Paulus was geplaatst, zou worden voortgebouwd. Dat is logisch, want een fundament is slechts het begin. In de metafoor die Paulus hier uitwerkt, is de ekklesia “Gods bouwwerk”. Het fundament is Jezus Christus, “de gestorvene, wat meer is de opgewekte”. Het voortbouwen op het fundament spreekt van het vervolgonderwijs. Waarbij de grote vraag is: met welk materiaal wordt gebouwd? Wat is vuurbestendig? Oftewel: welk onderwijs zal de toets van Goddelijke kritiek kunnen doorstaan? Welk onderwijs is solide en blijvend van waarde? En welk onderwijs juist niet? Paulus noemt twee typen materialen. Het eerste type “goud, zilver en kostbaar gesteente” is bestand tegen vuur. Het tweede type materiaal daarentegen, “hout, hooi en stro” vat heel gemakkelijk vlam. Wanneer straks het vuur de bouwwerkzaamheden zal toetsen, gaat het niet om hoeveel werk iemand heeft geleverd. Eén vraag zal beslissend zijn: “hoedanig” was het werk? Niet kwantiteit maar kwaliteit beslist alles. 77

1 Korinthe 3:14 – loon ontvangen Indien het werk van iemand dat hij er op bouwde, zal blijven, zal hij loon ontvangen. Het idee dat een gelovige straks loon zal ontvangen ligt bij velen moeilijk. Strijd het niet met de leer dat alles genade is? Valt er dan toch wat te verdienen? Het antwoord is, dat loon niet gegeven wordt voor wat ik doe, maar voor wat de Heer door mij doet. Zoals Paulus verderop zegt, in 1 Korinthe 15:58: “altijd overvloedig in het werk van de Heer”. Het is Zijn werk waarin wij overvloedig mogen zijn. Dan zijn we als een instrument in zijn handen, maar het is niettemin zijn prestatie. Het is een grote eer om door de Heer te worden ingezet en zo voor Hem tot nut te mogen zijn. Want zulke arbeid is van blijvende waarde. Het is juist in dat blijvende waarin ook het loon gelegen is. Vergelijk het met een medaille. Een medaille is een blijvende herinnering aan een prestatie in het verleden (vergelijk 1 Korinthe 9:25). De onderscheiding die we als loon straks zullen ontvangen, is de erkenning dat we deel mochten nemen aan “Gods bouwwerk”. Niet met eigen werk van hout, hooi of stro. Maar met goud, zilver en kostbaar gesteente dat het vuur trotseert! 78

1 Korinthe 3:15 – schade lijden Maar indien het werk van iemand verbrand zal worden, zal hij schade lijden, hoewel zelf gered worden. Maar zó als door vuur heen. Het gaat hier nog steeds over het type onderwijs waarmee de ekklesia wordt gebouwd. Als dat met “goud, zilver en kostbaar gesteente” is, dan zal dat ná het vuur van Gods gericht, nog recht overeind staan. Is er echter met houten constructies, hooi en stro gebouwd, dan zal het vuur daar korte metten mee maken. Wat heb je er aan als het ‘heel wat lijkt’ vóór de brand, wanneer ná de brand er niets van overgebleven is? Beter weinig ná de brand, dan veel ervóór. Het lot van de gelovige is hier niet aan de orde. Zijn redding is veilig gesteld. Aan de orde is de waarde van waarmee werd gebouwd aan “Gods bouwwerk”, de ekklesia. Dat zal op “die dag” blijken. 1Kor.3:13 Dan hebben we wellicht ons stinkende best gedaan. Of gebruik gemaakt van het gedachtegoed van knappe geleerden. Maar het zal niet beklijven. Dan zijn we zelf gered, maar de waarde van het bestaan waarop we terugkijken, zien we in rook opgaan. Dat is “schade lijden”. Alleen wat blijvend is, dát telt! 79

1 Korinthe 3:16,17 – Gods tempel Weten jullie niet dat jullie Gods tempel zijn en de geest van God in jullie huist? Indien iemand de tempel van God verderft, God zal hem verderven want de tempel van God, en die zijn jullie, is heilig. In deze verzen is Paulus’ toonzetting nog ernstiger dan in de voorgaande. Eerst wijst hij op wat de ekklesia is. Alle gelovigen tezamen vormen Gods tempel, om de eenvoudige reden dat Gods geest in hen woont. Dat wisten de Korintiërs. Waarbij het er hier niet om gaat dat Gods geest in elke gelovige individueel woont (zoals bijvoorbeeld later in 1 Korinthe 6:19), maar dat Gods geest woont in het collectief. Waar gelovigen vergaderd zijn als ekklesia, vormen zij gezamenlijk Gods tempel. Zij zijn heilig, zoals een tempel per definitie heilig is, puur omdat God daarin woont. Ef.2:21 Deze heilige status, heeft als consequentie, dat schending van die tempel (de ekklesia dus), gelijk staat aan heiligschennis. Wie Gods tempel bouwt met ondeugdelijk materiaal (hout, hooi en stro) schendt de tempel. De consequentie daarvan is dat God ook hem zal schenden. Wat dat betekent had Paulus in de voorgaande verzen al duidelijk gemaakt. Al het mensenwerk zal geheel in rook opgaan. Zo waakt God over Zijn tempel! 80

1 Korinthe 3:18,19 – wijs in deze aeon Laat niemand zichzelf misleiden. Indien iemand onder jullie meent wijs te zijn in deze aeon, laat hem dwaas worden, opdat hij wijs zou worden. Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God, want er staat geschreven: want Hij pakt de wijzen in hun sluwheid (zie Job 5:13) … Nog steeds borduurt Paulus voort op het thema van de bouw van de ekklesia. “Houten constructies, hooi en stro” zijn ondeugdelijk omdat ze mensenwerk vertegenwoordigen. “Houten constructies” verwijzen naar bolwerken van menselijk denken en redeneren. Het lijkt indrukwekkend maar de Goddelijke test (vuur) kan het niet doorstaan. Pogingen van gelovigen om erkenning te krijgen van menselijke wijsheid en in achting te staan bij de academische wereld, zijn pure zelf-misleiding. Want wie Gods wijsheid zich eigen wil maken, zal genoegen moeten nemen om door de wereld voor ‘dwaas’ te worden versleten. Leuker kunnen we het niet maken … De wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God. Juist in hun uitgekiende sluwheid, pakt God de ‘wijzen’. De top van theologen in Jeruzalem was niet in staat hun Messias te herkennen en men kruisigde hem. Maar God wekte hem drie dagen later op en zo werd een lange neus getrokken naar al wat voor de wereld ‘wijs’ heet. 81

1 Korinthe 3:20 – redeneringen van de wijzen … en weer: de Heer weet dat de redeneringen van de wijzen, dat ze zinloos zijn. Om zijn punt te maken, dat de wijsheid van de wereld dwaasheid is voor God, refereert Paulus dit keer aan een Psalmwoord. Ps.94:11 In het Hebreeuws is daar sprake van ‘habel’ (Abel), dat ook het beroemde woord is dat telkens klinkt in het boek Prediker: ‘ijdelheid’. Het betekent: leeg en zinloos. Van het woord voor ‘redeneringen’ in het Grieks, komt ook ons woord ‘dialoog’. Letterlijk: door-redeneren. Een redenering is een gedachtegang met een conclusie. Het zijn juist de wijzen en intellectuelen die daarin geoefend zijn. Wat in dit vers opvalt is, dat de redeneringen van de wijzen zinloos worden genoemd. Van de onwetenden kunnen we ons dat voorstellen, maar hoezo van de wijzen? Het antwoord is: “de wijsheid van de wereld” rekent niet met God. Daarmee deugt haar uitgangspunt niet en dat maakt al haar redeneringen zinloos en dwaas. Alles wat “de wijsheid van de wereld” te melden heeft over de oorsprong, de zin en het doel van ons bestaan, is op voorhand zinloos. Want ware wijsheid begint met de erkenning van God, Ps.111:10 Slechts dat geeft zin! en ze luistert naar wat Hij zegt. 82

1 Korinthe 3:21,22 – alles is van jullie! Daarom: laat niemand roemen in mensen. Want alles is van jullie, hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige dingen, hetzij aanstaande dingen, alles is van jullie … Roemen in mensen en hun wijsheid is dwaas, omdat ware wijsheid per definitie van God afkomstig is. Als mensen zoals Paulus, Apollos of Kefas dit mogen doorgeven, dan zijn zij daarin niet meer dan Gods dienaren. Echter niet alleen dienaren van Hem, maar ook van de gelovigen. Zij oefenen hun functie uit ten behoeve van de ekklesia. Gelovigen van de ekklesia zouden zich eens moeten realiseren hoe hoog de status is die hen van Godswege is toebedeeld. Niet alleen de genoemde dienaren maar alles behoort ons toe. De wereld is van ons en alles wat erin is. Het is ons gebied en niet dat van de tegenstander2 – dit ondanks zijn succes om anderen dat te laten geloven. Maar alles in het leven en zelfs de dood, kán niet anders dan dienstbaar zijn aan ons. Alle tegenwoordige dingen maar ook alles wat nog staat te gebeuren behoort ons toe. Vandaar ook dat alles daarin moet meewerken ten goede voor ons, die God liefhebben. Alsjeblieft! 2 Hebreeuws: satan 83

1 Korinthe 3:23 – de top van de pyramide … alles is van jullie, en jullie zijn van Christus en Christus is van God. Het feit dat alles (wereld, leven, dood, tegenwoordige en toekomende dingen) aan ons die geloven toebehoort, wordt hier verklaard. Alles behoort ons toe om de simpele reden dat wij aan Christus toebehoren. En aangezien aan Christus alle dingen zijn toevertrouwd, en wij als gelovigen in zijn positie delen, behoort alles ook aan ons toe. Dat is ook de basis van onze toekomstverwachting: Christus’ toekomst is onze toekomst. Maar de hiërarchische trap gaat nog één trede hoger. God is de top van de pyramide. Zoals we later lezen: “het Hoofd van Christus is God”. 1Kor.11:3 Alles begint bij God en eindigt ook bij Hem. Door Zijn Woord bracht Hij heel de schepping tot stand. Hetzelfde Woord dat veel later tot Maria kwam en vlees werd: Jezus Christus, Gods Zoon en Ikoon. Hij die door God als Eersteling werd opgewekt uit de doden om elk schepsel tot God terug te brengen. Nooit gaat het Christus Jezus om hemzelf maar altijd puur om zijn God en Vader. Daarom zal de Zoon, wanneer zijn taak volbracht zal zijn, afstand doen van de troon en een volmaakte schepping aan zijn God teruggeven. 84

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 4 85

1 Korinthe 4:1 – assistenten en beheerders Laat een mens zó met ons rekenen: als assistenten van Christus en beheerders van Gods geheimen. Paulus plaatst zijn werk en dat van Apollos hier in perspectief. 1Kor.4:6 Apollos was via Priscilla en Aquila nauwkeurig op de hoogte gebracht van Paulus’ onderwijs. Hand.18:26 Paulus had ooit de ekklesia in Korinthe 'geplant' terwijl Apollos haar nadien had 'begoten’. Maar slechts God deed groeien en Paulus en Apollos mochten de Heer assisteren. Paulus was niet alleen een assistent maar (samen met Apollos) ook een “beheerder van Gods geheimen”. Het woord voor ‘beheerder’ in het Grieks betekent letterlijk ‘huishouder’. Een ‘huishouder’ is geen eigenaar van het huis, maar degene die aangesteld is om de huishouding te regelen en de administratie ervan bij te houden. Paulus was een ‘huishouder’ van Gods geheimen. Aan hem waren geheimenissen of verborgenheden toevertrouwd. Waarheden die tot dan toe nooit waren geopenbaard. Paulus was geroepen deze geheimen bekend te maken. Om ze op te schrijven en de regels en de principes van de huishouding te onthullen. Daarom, wanneer we willen weten waar het om gaat in het tegenwoordige “huis van God”, de ekklesia, dan moeten we bij Paulus wezen. Want bij hem ontdekken we Gods geheimen! 87

1 Korinthe 4:1,2 – betrouwbaar Laat men zó met ons rekenen: als assistenten van Christus en beheerders van Gods geheimen. Hier overigens wordt in beheerders gezocht dat men betrouwbaar bevonden wordt. Men zou Paulus rekenen als beheerder van Gods geheimen. En hier op aarde wordt van beheerders eerst en vooral verwacht dat men betrouwbaar is. Iemand waarvan men op aan kan. Die doet wat hij zegt en zegt wat hij doet. Iemand die eerlijk is en de waarheid dient. Komt het er in alle menselijke verhoudingen niet primair op aan dat men elkaar kan vertrouwen? In het huwelijk, in het gezin, op de werkvloer, bij transacties of afspraken. Betrouwbaarheid is altijd de basis. Elders schrijft Paulus dat hij niet als zovelen marchandeert met het Woord van God. 2Kor.2:17 Want dat Woord is geen handelswaar: het hoeft niet te worden verkocht. Het gaat niet om ‘kijkcijfers’. Daarom zou men ook niet omwille van de achterban zaken verzwijgen. Want dan ben je geen betrouwbare beheerder. Beheerders zouden het Woord van God bekend maken en ‘klare wijn schenken’. Puur, zonder compromis. Men zou geen organisatie dienen of de eigen portemonnee. Wat telt is: de waarheid, de volle waarheid en niets dan de waarheid. Zulke beheerders worden gezocht. 88

1 Korinthe 4:3 – menselijke oordelen Voor mij nu is het het minste dat ik beoordeeld word onder jullie of onder een menselijke dag[vaarding]. Van alles wat van waarde is, tellen de meningen en oordelen van mensen voor Paulus het minst. Die oordelen en meningen waren er wel over hem. Hij was zich bewust van de oordelen die ook in Korinthe over hem rond zongen. Maar het interesseerde hem nauwelijks. Dat gold niet alleen voor allerlei particuliere oordelen binnen en buiten de ekklesia. Het gold ook voor het oordeel van rechterlijke instanties. Letterlijk is hier sprake van oordelen onder een “menselijke dag”. Het woord ‘dag’ heeft hier de betekenis van een gericht. Zoals ook wij spreken van ‘iemand voor het gerecht dagen’ of ‘dagvaarden’. Ook met dergelijke oordelen had de apostel veel ervaring opgedaan. En menig keer was het hem ook duur komen te staan. Maar al deze oordelen konden Paulus niet wezenlijk raken, omdat hij ervan doordrongen was dat het slechts menselijke oordelen betreft. Met alle beperkingen van dien. Het enige oordeel dat echt telt is dat van Hem die alle feiten, maar ook de motieven en ‘het hele plaatje’ kent. Op zijn dag zal alles aan het licht komen. Eerlijk en onweerlegbaar. 89

1 Korinthe 4:4 – de futiliteit van eigen oordeel Zelfs mezelf beoordeel ik niet. Want ik ben mij van niets bewust, al ben ik daardoor niet gerechtvaardigd. Maar die mij oordeelt is de Heer. Mensen in Korinthe hadden hun oordelen klaar over Paulus’ werk als verkondiger. Maar deze oordelen waren voor hem zo goed als waardeloos. Want het waren slechts menselijke oordelen. Daarom onthield Paulus zich ook liever van een oordeel over zichzelf. Het is waar, geen mens kent mij beter, dan ik mijzelf ken. Maar dat maakt me daarom nog niet geschikt om mijzelf te beoordelen. Niemand is in staat om objectief en zuiver te oordelen over zaken waarbij hijzelf betrokken is. Paulus getuigt dat hij zich van geen kwaad bewust is, als het gaat om zijn werk als Woordverkondiger. Maar dat rechtvaardigt hem nog niet. Waar het mijzelf aangaat heb ik gemakkelijk ‘blinde vlekken’. Of dank ik mijn goede geweten aan mijn selectieve geheugen. Een stamkroeg-wijsheid luidt: ‘praat niet over jezelf, dat doen wij wel, als je weg bent’. En zo is dat. Ware bescheidenheid is niet gering over jezelf oordelen, maar niet over jezelf oordelen. Laat het oordeel bovenal maar over aan Hem die als geen ander in staat is alles zuiver en eerlijk te wegen. 90

1 Korinthe 4:5 – vooroordelen Daarom, oordeel niet iets vóór de gelegenheid, totdat de Heer zou komen die ook aan het licht zal brengen de verborgen dingen van de duisternis en openbaar zal maken de bedoelingen van de harten. Menselijke oordelen zijn vaak prematuur. Er mankeert van alles aan. Dat komt omdat we als mensen nu eenmaal niet alles weten. Relevante feiten kennen we niet óf we zien ze over het hoofd. Er is zoveel verborgen en ook motieven van mensen kunnen we niet kennen, laat staan beoordelen. Hoe vaak moet het oordeel van een rechter niet compleet herzien worden door de onthulling van één enkel feit? Pas wanneer de Heer eenmaal komt, dan zal alles aan het licht komen. Dan zal ook blijken hoe volstrekt achterhaald al onze opinies en oordelen waren. Gebaseerd op onkunde. Te vroeg uitgesproken. Ook onze religieuze oordelen zullen dan geheel moeten worden herzien. De morele aanklacht tegen God dat Hij het kwaad een plaats kon geven, zullen we beschaamd intrekken. Want het was een oordeel over Gods werk, dat nog lang niet af was. Hoe dom en bekrompen. Het werk stond nog ‘in de steigers’! Dan zal naar waarheid blijken: elk oordeel voordat de Heer kwam, was een vooroordeel. 91

1 Korinthe 4:5 – applaus van God! Daarom, oordeel niet iets vóór de gelegenheid, totdat de Heer zou komen die ook aan het licht zal brengen de verborgen dingen van de duisternis en openbaar zal maken de bedoelingen van de harten. En dan zal voor ieder de lof van God komen. Menselijke oordelen zijn zo beperkt als dat de mens zelf beperkt is. Ons gezichtsveld is beperkt in ruimte. En zelfs binnen dat beperkte bereik is ook nog eens veel verborgen. Denk aan de motieven van mensen. Ons gezichtsveld is ook beperkt in tijd. Hoe weinig achtergronden kennen we vanuit het verleden?! En de toekomst is ons al helemaal niet gegeven te kennen (tenzij het ons wordt geopenbaard). Kortom: wat weten we van Gods ‘big picture’? Voor ons als gelovigen is het wachten op de gelegenheid dat de Heer zal komen. Dan zal blijken wat in ons leven op aarde waardevast was (goud, zilver en kostbaar gesteente). En ook wat niet (hout, hooi en stro). Alles zal aan het licht komen zodat zal blijken wat Zijn werk was. Wat Hij met ons leven heeft kunnen doen. Onze eigen pogingen zullen als onvervalst mensenwerk vergaan. Zijn werk daarentegen zal glorieus stralen. Dat is het applaus van God! 92

1 Korinthe 4:6 – er staat geschreven! In deze dingen nu broeders geef ik een ander aanzien aan mijzelf en Apollos om jullie, opdat jullie in ons zouden leren, niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat de één niet boven de ander opgeblazen zou worden, tegen de andere. In het voorgaande beriep Paulus zich niet op zijn autoriteit als apostel, maar stelt hij zich samen met Apollos op als “assistenten van Christus”. 1Kor.4:1 En als beheerders van Gods geheimen, deden zij slechts wat van hen gevraagd wordt, namelijk betrouwbaar te zijn. 1Kor.4:2 De reden waarom hij zich zo bescheiden opstelt is opdat de Korintiërs daarin zouden leren “niet te gaan boven hetgeen geschreven staat”. Inderdaad, Paulus maakte geheimen bekend die nooit eerder waren geopenbaard. Maar hij putte daarbij altijd uit de toenmalige Schriften. Uit wat wij het ‘Oude Testament’ noemen. Want daarin ligt onder de oppervlakte de wijsheid van God verborgen. 1Kor.2:7 En Paulus en Apollos hebben in hun prediking de bedekking die over het oude verbond lag, weggenomen. 2Kor.3:14 Hun prediking was dus met recht ontdekkend! In wat “er staat geschreven” ligt alles besloten wat aan de ekklesia is gegeven. Het zijn de levende woorden van God. Daarin vinden we de opgewekte Christus! 93

1 Korinthe 4:6 – volume of gewicht? … opdat jullie in ons zouden leren, niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat de één niet boven de ander opgeblazen zou worden, tegen de andere. Paulus verwijt de Korintiërs dat de één zich opblies boven de ander. Deze beeldspraak is veelzeggend. Wie zich opblaast maakt zich groot, maar het is slechts schijn, een luchtbel. Het heeft wel volume maar geen gewicht. Het doet sterk denken aan de werking van zuurdeeg waarover Paulus in het volgende hoofdstuk schrijft. 1Kor.5:6 Zuurdeeg doet het deeg rijzen en geeft het volume. Maar het is lucht en, zoals het woord aangeeft, heeft het ‘zuur’ oftewel bederf in zich. Waar “hetgeen geschreven staat” heilig is, zijn eigen aannames, gevoelens, meningen en oordelen volkomen ondergeschikt aan de Schrift. Dat geldt ook voor menselijke traditie en “de wijsheid van deze wereld”. Als dat niet strookt met wat we zwart-op-wit van Godswege hebben ontvangen, dan hoort dat in de prullenbak thuis. Deze positie van de Schrift als hoogste bron van wijsheid, zet ons als mensen op de plaats. Het maakt ons ook bescheiden ten opzichte van elkaar. Mijn opinie doet evenmin ter zake als de opinie van een ander. Niet wat mensen zeggen maar wat God verklaart, dat heeft gewicht! 94

1 Korinthe 4:7 – niets van onszelf! Want wie onderscheidt je? Wat heb je dat je niet ontvangen hebt? Maar als je het dan ontvangen hebt, waarom beroem je je alsof je het niet ontvangen hebt? Geen mens hoeft zich wat te verbeelden. Of zich superieur te voelen boven de ander. Die houding speelde nogal in Korinthe met diverse rivaliserende partijen. Maar Paulus zet ze met een paar retorische vragen op hun plaats. Want al is het waar dat we allemaal verschillende capaciteiten hebben en verschillende posities bekleden, dat verandert niets aan dit ene feit dat daar niets van onszelf bij is. God is het die onderscheid maakt door met elk mens een aparte weg te gaan. In alles wat wij zijn en ook in alles wat we hebben, kunnen we slechts omhoog kijken. Het is van Hem afkomstig want er is niets van onszelf bij. Tot in het kleinste detail zijn wij een creatie van Hem. In onze capaciteiten, ons denkvermogen, onze vaardigheden. Ook ons geloof hebben we niet van onszelf. Want God opent ogen, oren en harten. Deze waarheid zet ons als schepselen op de plaats. Het maakt ons klein en ootmoedig. Alle roem is aan God, Die heel Zijn schepping tot een volmaakt einde brengt! 95

1 Korinthe 4:8 – nu al regeren? Reeds zijn jullie oververzadigd. Reeds zijn jullie rijk. Zonder ons heersen jullie als koning. En och, zouden jullie zeker heersen, dan zouden ook wij samen met jullie heersen! De Korintiërs hadden zich gesetteld in de wereld. Ze voedden zich met haar filosofieën en wijsheid en waren daar rijk mee. Daarmee vonden ze ook erkenning in de wereld. Wie in de wereld voor ‘vol’ wil worden aangezien, moet met haar meedoen. Denken zoals zij denkt en praten zoals zij praat. Met die houding ondervonden de Korintiërs zowel erkenning als invloed. De wijze waarop Paulus zich uitdrukt (“jullie heersen als koning”), suggereert dat de Korintiërs ook politieke ambities hadden. Misschien hadden enkelen van hen zelfs zitting in het bestuur van de stad. Maar Paulus is daar allerminst enthousiast over. Hij vond het misplaatst dat de gelovige Korintiërs uit waren op macht. Misplaatst want: prematuur. Te vroeg. De ekklesia is inderdaad bestemd voor de heerschappij over de wereld. 1Kor.6:2 Sterker nog: het woord ‘ekklesia’ is zelfs een politiek begrip en verwijst naar de hoogste instantie van besluitvorming. Maar, zegt Paulus, zover is het nu nog niet. Straks zullen alle gelovigen met Christus regeren. Tot die tijd echter delen we in zijn verwerping. 96

1 Korinthe 4:9 – in de arena Want het schijnt mij dat God ons, de apostelen een laatste plaats aanwees, als nabij de dood, want wij zijn een theater geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. De Korintiërs hadden zich gesetteld in de wereld en namen deel aan de politiek. Heel anders dan Paulus die, samen met zijn collega-apostelen, miskend en verdrukt werd. Degenen die God als eersten in de ekklesia had geplaatst, 1Kor.12:28 wees Hij kennelijk de laatste plaats toe in de wereld. Ironisch wijst Paulus op het contrast. De apostelen waren als het ware terdoodveroordeelden in het theater waar zij, tot vermaak van de menigte, voor de leeuwen zouden worden geworpen. Later zegt Paulus in deze brief, 1Kor.15:32 dat hij in Efeze (vanwaar hij ook schrijft) naar de mens gesproken, gevochten heeft met wilde dieren. Hij legt daarbij ook uit dat als Christus niet zou zijn opgewekt, hij tot de beklagenswaardigste van alle mensen zou behoren. 1Kor.15:19 Want in de wereld viel hem slechts verdrukking en doodsgevaar ten deel. Dat was wat zijn getuigenis hem kostte. Hoe bizar is het in dat licht, dat de Korintiërs status genoten! Gelovigen lijden in deze wereld miskenning. Dat is niet meer dan normaal. Pas straks volgt de heerlijkheid! 97

1 Korinthe 4:10 – christelijke spierballen Wij zijn dwaas om Christus maar jullie verstandig in Christus, wij zijn zwak maar jullie sterk. Jullie zijn glorieus maar wij zonder eer. In dit vers scherpt Paulus de contrasten nog verder aan. Hij grijpt daarbij terug op woorden die hij eerder bezigde in 1 Korinthe 1:26-28. Toen schreef hij over wie de Korintiërs waren toen zij werden geroepen. Niet vele wijzen, niet vele sterken, niet vele aanzienlijken. Maar juist dat had God uitverkoren. Maar nu was het de Korintiërs ‘naar de bol gestegen’. Ze meenden dat nu ze “in Christus” waren, zich wel als verstandig, sterk en glorieus in de wereld zouden moeten presenteren. Deze opstelling zien we ook in de christenheid vandaag. Graag indruk willen maken met christelijke filosofie en wetenschap. Met eigen hogescholen en universiteiten. Eigen christelijke kranten, maatschappelijke organisaties en politieke partijen. Maar het is het tonen van ‘christelijke spierballen’: de wereld laten zien hoe verstandig en sterk je bent. Om vooral toch maar voor ‘vol’ te worden aangezien. Paulus deed daar niet aan mee. Hij verkoos “de dwaasheid van het kruis” te prediken en nam de ontberingen en vervolgingen die dat met zich meebracht, voor lief. De smaad van Christus dragen, was voor hem een eer! 98

1 Korinthe 4:11-13 – walk your talk Tot op het uur van nu hebben wij ook honger en dorst, zijn we naakt en worden we met vuisten geslagen en zijn we zonder vaste standplaats, en wij zwoegen terwijl we werken met eigen handen. Worden we uitgescholden, wij zegenen. Worden we vervolgd, wij verdragen. Worden we belasterd, wij bemoedigen. In deze verzen is Paulus’ ironie geheel weg. Onverbloemd beschrijft hij wat het uitkomen voor het Evangelie hem opleverde. Geen luxe of comfort, integendeel. Gebrek aan eten, drinken en kleding ondervond hij dagelijks. En voortdurend in gevaar vanwege agressie van toehoorders of door mishandelingen na oneerlijke processen. Daar kwam bij dat Paulus uit principe nooit om ondersteuning vroeg en slechts geld aannam als hem dit vrijwillig werd aangeboden. In de praktijk betekende dit dat hij voorzag in zijn eigen levensonderhoud, naast al het geestelijke werk dat hij verrichtte. Vervolging verdroeg hij en wie hem belasterden, die ondersteunde hij met bemoediging. En wie hem uitscholden, die zegende hij. God is immers de Redder van alle mensen, ook van hen! Dat was niet slechts de boodschap die Paulus vertelde maar ook leefde. Zonder ook maar één onvertogen woord. Zó te mogen leven getuigt van een enorm groot, God gegeven voorrecht! 99

1 Korinthe 4:13,14 – als vuilnis en uitschot Wij zijn geworden als vuilnis van de wereld, het uitschot van allen, tot op dit moment. Niet om jullie verlegen te maken schrijf ik deze dingen, maar om jullie als mijn geliefde kinderen te attenderen. Hoe Paulus en de andere apostelen door de wereld werden beschouwd, kan worden samengevat in twee woorden: ‘vuilnis’ en ‘uitschot’. Niet slechts zonder eer en aanzien, maar nog veel minder dan dat. Ze werden behandeld als iets waarvan men het liefst zo snel mogelijk afstand doet. Als rommel die moet worden opgeruimd. Paulus wilde de Korintiërs niet beschamen omdat zij graag aanzien in de wereld wilden hebben. Hij maakt hen slechts attent op het contrast. Om hen aan het denken te zetten. Verachting was het lot van de apostelen, “tot op dit moment”. Paulus besefte dat wanneer het Koninkrijk van God zal worden geopenbaard, de rollen compleet zullen worden omgekeerd. Het lichaam van Christus, “de ekklesia” is immers gesteld tot heerschappij over heel de kosmos. Maar dat is toekomstmuziek. Zelfs voor Christus zelf, aan wie alle macht in hemel en op aarde is gegeven. Tot op vandaag regeert hij niet. Hij wacht daarop. Heb.2:8; 10:13 delen in die positie. Nu en straks! En wij, wij mogen 100

1 Korinthe 4:15,16 – imitators Want al zouden jullie tienduizenden opvoeders in Christus hebben, jullie hebben niet veel vaders. Want door het Goede Bericht verwekte ik jullie. Ik moedig jullie dan aan: wordt mijn nabootsers! Paulus plaatst nogal wat kanttekeningen bij de “tienduizenden opvoeders in Christus” die de Korintiërs hadden. Natuurlijk blaast Paulus dat aantal op, maar illustreert daarmee hoe hij aankeek tegen het merendeel van deze lieden: als opgeblazenen. 1Kor.4:18 Maar hoeveel mensen zich ook opwierpen als opvoeders (letterlijk als ‘pedagogen’), de Korintiërs zouden zich realiseren dat slechts Paulus hen ooit had ‘verwekt’ door het Goede Bericht. Daarmee was alles begonnen. Dat was het fundament. En van daaruit zou men ook worden opgevoed. Paulus klaagt in deze hoofdstukken dat de Korintiërs, in plaats van volwassen te worden, nog steeds baby’s zijn. En in plaats van ‘vast voedsel’, hadden zij nog steeds ‘melk’ nodig. Ze moesten weer herinnerd worden aan het ABC van het Evangelie. Helemaal terug naar ‘af’: naar Christus alléén. Van deze Christus was Paulus zelf een ‘nabootser’. Letterlijk : een imitator. 1Kor.11:1 Rechtstreeks was Paulus door Christus geroepen en onderwezen. De opgewekte Christus was voor Paulus het levende model. En zó mogen wij op onze beurt Paulus nabootsen. En daarmee dus de levende Christus! 101

1 Korinthe 4:16,17 – onderwijs in de ekklesia Ik moedig jullie dan aan: wordt mijn nabootsers! Hierom zend ik Timoteüs tot jullie, die mijn geliefd en trouw kind is in de Heer, die jullie zal herinneren aan mijn wegen in Christus Jezus, zoals ik in elke ekklesia onderwijs. Paulus had de Korintiërs (bij wijze van spreken) verwekt. Door hen het Goede Bericht te vertellen waren ze gelovig geworden. Als een vader moedigt hij ze nu aan: wordt mijn nabootsers. Hij was hun rolmodel, precies wat kinderen nodig hebben. Evenals de Korintiërs, 1Kor.4:14 noemt Paulus ook Timoteüs zijn “geliefd kind”. Timoteüs was al enkele jaren eerder gelovig geworden via Paulus’ prediking. En daarna ook direct zijn trouwe medewerker geworden. Samen hadden ze in Korinthe gearbeid en nu had Paulus hem weer naar Korinthe teruggestuurd. Want er was grote behoefte aan zuiver onderwijs. En van het onderricht dat ze nu veelal kregen, daarvan had Paulus geen hoge pet op … Alles was Paulus er aan gelegen om de Korintiërs weer bij de les te krijgen. Om hen te herinneren aan de wegen die Christus Jezus via hem ging. En aan de wijsheid van God die aan hem bekend was gemaakt. Van wat geen oog ooit heeft gezien en geen oor heeft gehoord! 102

1 Korinthe 4:18-20 – woord of kracht? Alsof ik niet naar jullie toe zou komen, werden sommigen echter opgeblazen. Maar ik zal snel naar jullie toe komen, zo de Heer wil. Dan zal ik weten, niet het wóórd van hen die opgeblazen zijn maar de kracht. Want het Koninkrijk van God is niet in woord maar in kracht. In de waan verkerend dat Paulus niet meer in Korinthe zou komen, hadden sommigen dit aangegrepen om zich tegen zijn prediking te keren. Ze verzetten zich tegen zijn afkeer van mooie retoriek en wereldse wijsheid. Want het was juist hun ambitie om wel in de wereld in tel te zijn. Pauls wist nog niet precies wanneer, maar wel dat hij gauw een bezoek zou brengen aan Korinthe. En een confrontatie met het woord van deze opgeblazen lieden, zou dan ook onvermijdelijk zijn. Hij zag daar niet tegenop. Hij was allerminst onder de indruk van hun grote woorden. Want het was niet meer dan een luchtballon die wachtte om doorgeprikt te worden. In het Koninkrijk van God gaat het niet zomaar om ‘woord’. Er bestaat immers zoveel leeg woord, met veel pretenties en schone beloften. Maar wat telt is woord dat kracht heeft. Dat zich waar betoont en bewijst. GODS Woord dus! 103

1 Korinthe 4:21 – harde of zachte landing? Wat willen jullie? Dat ik met een roede naar jullie toe kom? Of in liefde en een geest van bescheidenheid? Paulus voelt aan dat zijn aangekondigde bezoek aan Korinthe zomaar eens zou kunnen uitlopen op een keiharde confrontatie tussen hem en degenen die zich opwierpen tegen zijn prediking. Maar mocht het nodig zijn dan aarzelde hij niet om hard op te treden en zich te keren tegen zijn opponenten. Want als “de waarheid van het Evangelie” in het geding is, is toegeeflijkheid geen optie. Paulus vertikte het om water bij de wijn van het Goede Bericht te doen. Zeker, de zoete vrede is een groot goed om te koesteren, maar niet ten koste van de fundamentele waarheid (= Christus) waarop de ekklesia is gebouwd. Mede om deze pijnlijke confrontatie te voorkomen, schreef Paulus de Korinthe-brief. De ekklesia was ontstaan uit zijn prediking en nu dreigde men een compleet andere koers te gaan varen. Paulus ging er vanuit dat zijn brief de gewenste uitwerking zou hebben. In dat geval zou hij de roede thuis kunnen laten, om hen in liefde en een geest van bescheidenheid op te bouwen. De vraag was (en is!): wil men zich laten corrigeren door Paulus … of niet? 104

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 5 105

1 Korinthe 5:1,2 – misplaatste trots Om kort te gaan, het is gehoord dat er onder jullie hoererij is en zulke hoererij als er zelfs onder de natiën niet is, dat iemand het houdt met de vrouw van zijn vader. En zijn jullie opgeblazen en niet veeleer in droefheid … Een nieuw item snijdt Paulus hier aan. Al vloeit het wel direct voort uit het voorgaande. De Korintiërs waren ‘opgeblazen’, 1Kor.4:19; 5:2 en wilden graag meetellen in de wereld. Nou dat deden ze ook; ze waren zelfs kampioen! Er ging namelijk een roep van hen uit dat onder hen hoererij werd getolereerd, zoals dat zelfs onder de natiën niet voorkwam. ‘Hoererij’ in de Schrift is een verzamelnaam van alle seksuele gemeenschap (“één vlees”-zijn), buiten dat van “een man en zijn vrouw”. Gen.2:24 Zelfs onder de natiën, waar ‘hoererij’ toch heel gewoon is (denk aan bijvoorbeeld overspel of homoseks), was het ongehoord dat een man het hield met de vrouw van zijn vader. Paulus spreekt in dit hoofdstuk niet de man aan, die deze foute relatie er op nahield. Want niet zijn gedrag was het probleem, maar de houding van de Korintiërs! Zij waren ‘opgeblazen’ en trots op hun tolerantie. Ja, de vlag wapperde, maar niet die van het Evangelie … 107

1 Korinthe 5:2 – gezonde weerstand En zijn jullie opgeblazen en niet veeleer in droefheid, zodat de bedrijver van dit werk uit jullie midden zou worden verwijderd? Niet de man die zijn vader bedroog met diens vrouw wordt in dit hoofdstuk aangesproken. Zijn gedrag is hooguit illustratief voor de ekklesia te Korinthe: het getuigde van weinig eerbied voor de Vader. Toch richt Paulus zich niet tot hem, maar tot de Korintiërs die trots zijn gedrag goedkeurden. Gedrag dat zelfs in een havenplaats als Korinthe ongehoord was. Door de opstelling van de Korintiërs, kon de boosdoener zich ongestoord in de ekklesia handhaven. Paulus dringt niet aan om zijn kerklidmaatschap af te nemen. Zoiets bestond niet eens en het is ook vreemd aan het wezen van de ekklesia. De leden daarvan zijn immers door één geest tot één lichaam gedoopt. 1Kor.12:13 Niemand kan dat ongedaan maken. Paulus zegt ook niet (zoals de meeste vertalingen lezen) dat de Korintiërs de man uit hun midden moesten verwijderen. Nee, hij spreekt hen aan op hun houding. Zou men bedroefd zijn over het gedrag van de man, dan zou hij vanzelf uit hun midden verdwijnen. Want ziektekiemen gedijen niet in een gezond lichaam. Dat is geen organisatorische maatregel maar een organisch gegeven! 108

1 Korinthe 5:3,4 – in geest aanwezig Want ik, inderdaad in het lichaam afwezig maar in de geest aanwezig, heb reeds als aanwezig geoordeeld over degene die zoiets bewerkt. In de naam van Jezus, onze Heer, wanneer jullie en mijn geest vergaderd worden, samen in de kracht van Jezus, onze Heer … Paulus bevond zich in Efeze, maar “in de geest” was hij in Korinthe. En wanneer deze brief later onder de Korintiërs zou worden voorgelezen, luisteren zij naar Paulus, alsof hij in hun midden is. Paulus had al geschreven over het verwerpelijke gedrag van de man waarover hij schreef. 1Kor.5:1 Hij benadrukt daarbij dat wat hij schrijft niet zijn subjectieve mening is, maar het Woord “van Jezus, onze Heer”. Door Hem was hij immers afgevaardigd. Wat Paulus optekent draagt het gezag van die naam. Dat geldt ook vandaag, wanneer we vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus. Dan zijn we gelukkig niet overgeleverd aan meningen en opinies van mensen. Aan “allerlei wind van leer”. Nee, vergaderd zijn in de naam van de Heer Jezus, wil zeggen dat Hij geestelijk in ons midden is als Hoofd. En dat we luisteren naar wat Hij te melden heeft door zijn Woord. Zwart op wit vastgelegd. Compleet. Dat is onze grondslag! 109

1 Korinthe 5:5 – loslaten In de naam van Jezus, onze Heer, wanneer jullie en mijn geest vergaderd worden, samen in de kracht van Jezus, onze Heer, leveren wij hem over aan de satan tot verderf van het vlees, opdat de geest gered zou worden in de dag van de Heer. De “hem” hier is de man die het hield met de vrouw van zijn vader. 1Kor.5:1 hielden het kwaad daardoor in stand. 1Kor.5:2 De Korintiërs waren trots op hun tolerantie en Maar Paulus stelt het expliciet aan de kaak. Hij noemt niet de man maar wel het kwaad bij naam. In de brief die in Korinthe zou worden voorgelezen, wordt degene die aan het kwaad vasthield, losgelaten. Door Paulus’ woorden wordt de ekklesia gezuiverd. Uiteraard omdat in die woorden Christus’ eigen Woord doorklinkt. En dat Woord heeft een reinigende werking. Zodat de ekklesia in de praktijk wordt, wat ze in Gods ogen al is. 1Kor.5:7 Het overgeven of loslaten van de man dient trouwens bovenal om de man zelf tot inkeer te brengen. Want hoe pijnlijk Paulus’ woorden ook voor zijn ‘vlees’ (ego) zijn, uiteindelijk zal het geestelijk juist tot zijn redding strekken. Dat zal eenmaal in de dag van de Heer blijken! 110

1 Korinthe 5:6 – een beetje zuur Jullie roem deugt niet. Weten jullie niet dat een klein beetje zuurdeeg heel het deeg doorzuurt? Al diverse keren had Paulus opgemerkt dat de Korintiërs “opgeblazen” waren. 1Kor.4:6,18,19; 1Kor.5:2 Die associatie klinkt ook in deze verzen door. Want opblazen is precies wat zuurdeeg met deeg doet. Het doet het deeg rijzen waardoor het luchtig wordt. Zuurdeeg of gist is een stukje deeg van de vorige dag. Vandaar ook dat we van ‘gist-eren’ spreken. Zuurdeeg heeft het begrip ‘zuur’ in zich, dat staat voor bederf en vergankelijkheid. Gezuurd etenswaar is bederfelijk. Zuurdeeg is een type van de oude schepping waarin zonde en dood heersen. De Korintiërs beroemden zich op de wereld. De wereld van gisteren, die voorbijgaat, ondanks alle bluf. Maar dat is zuurdeeg. Het zuurdeeg dat Paulus opmerkt bij de Korintiërs, was niet de man in hun midden die het hield met de vrouw van zijn vader. Nee, het was hun roem over hun morele tolerantie, waarin ze zich kampioen waanden in de wereld. 1Kor.5:1,2 Zulke gerichtheid op het oude (gisteren) doorzuurt alles en vreet alles aan. Het geeft ook zure gezichten en zure verhoudingen. Zuurdeeg staat haaks op het leven in de opgewekte Christus: nieuw en onvergankelijk! 111

1 Korinthe 5:7 – jullie zijn ongezuurd! Zuivert uit het oude deeg opdat jullie een vers deeg zouden zijn, zoals jullie ongezuurde [broden] zijn. Want ook ons Pascha werd geslacht: Christus … Paulus verwijst hier naar het bekende feest van de ongezuurde broden. Sinds de uittocht uit Egypte werd dat jaarlijks door Israël gevierd. Op de veertiende van de maand Nisan werd het Pascha geslacht, waarna vervolgens het feest van de ongezuurde broden begon. Dat is profetisch, want het lam van Pascha spreekt onmiskenbaar van Christus. Hij werd uitgerekend op de datum van het Pascha gekruisigd. Zo deed God de Schriften in vervulling gaan. Met het slachten van het Pascha, werd destijds de basis gelegd voor Israëls verlossing. Egypte en de slavernij behoorden sindsdien tot het verleden en een nieuwe toekomst lag voor hen. Uitgebeeld in het ongezuurde. En zo is het ook vandaag, want ook ons Pascha werd geslacht: Christus. En daarna stond hij op uit de doden. Eens voor altijd! En onze identiteit ligt in hem vast: “jullie zijn ongezuurd”, schrijft Paulus. Een nieuwe schepping in Christus! 2Kor.5:17 Dat is geen ideaal of een doel om te proberen te bereiken. Dan zou het juist weer zuurdeeg zijn. Nee, het is een gegeven en een feestelijk feit! 112

1 Korinthe 5:8 – opdat we feest zouden vieren! Want ook ons Pascha werd geslacht: Christus, opdat wij feest zouden vieren, niet in oud zuurdeeg … Hier komt Paulus tot het doel van zijn betoog: “… opdat wij feest zouden vieren”. Veel commentaren op dit bijbelhoofdstuk verliezen zich in beschouwingen over wet en uitsluiting. In de praktijk nogal zure kost in plaats van een feestelijk maal. Zuur en feest staan hier pal tegenover elkaar. Want het feest waar het over gaat is het feest van het ongezuurde. Waarbij zuurdeeg symbool staat voor het oude, dat wil zeggen: het deeg van gisteren. Zuurdeeg is een beeld van bederf en het vergankelijke. “Ons Pascha is geslacht, Christus” – op de veertiende van de eerste maand werd hij gekruisigd. Op de dag van het Pascha. Waarom? Om daarna als Eersteling op te staan in “nieuwheid van leven”. Ziedaar het feest van het ongezuurde! Aan zonde en dood is in hem definitief een einde gekomen. En God ziet ons aan in hem – ongezuurd! Dat is wat wij zijn! Sinds de grote steen voor het graf is afgewenteld, is de dood overwonnen. En een glansrijke toekomst wacht heel de mensheid – “ieder in zijn eigen rangorde”. Dat is het feest dat we in geloof elke dag mogen vieren! 113

1 Korinthe 5:8 – oprechtheid en waarheid … opdat wij feest zouden vieren, niet in oud zuurdeeg, ook niet in zuurdeeg van kwaadaardigheid en boosaardigheid maar in ongezuurde [broden] van oprechtheid en waarheid. Waar het Paulus om gaat, is dat we als gelovigen het feest van het ongezuurde zouden vieren. Van hem die in onvergankelijkheid, als Eersteling opstond, in nieuwheid van leven. Volkomen buiten het bereik van bederf. Dat is wat wij in hem zijn, ongezuurd 1Kor.5:7 : niet slechts onbedorven maar zelfs onbederfelijk! Let op: dat is geen opdracht maar een feestelijke vaststelling! Het idee over dit hoofdstuk is gewoonlijk dat het zuurdeeg zou slaan op de man die het hield met de vrouw van zijn vader. Maar dat is een misverstand. Het zuurdeeg is de onoprechtheid van de Korintiërs die niet de waarheid onder ogen wilden zien. Paulus houdt geen ethisch betoog over de vraag óf de man fout was. Want dat staat niet eens ter discussie. De Korintiërs zouden oprecht de waarheid onderkennen. De waarheid dat het feest van het ongezuurde is aangebroken. “Het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen”! De vraag is: vieren zij en wij dat feest ook? Of laten we het bederven door zuur en door wat van gisteren is? 114

1 Korinthe 5:9,10 – verschil maken Ik schreef jullie in de brief je niet te vermengen met hoereerders; niet in het algemeen met de hoereerders van deze wereld of de oplichters en rovers of afgodendienaars, want dan waren jullie verschuldigd de wereld uit te gaan. Paulus doelt hier niet noodzakelijk op een eerdere brief; zijn woorden kunnen ook slaan op het voorgaande. Wat Paulus wil is dat de gelovige Korintiërs zich zouden onderscheiden van notoire boosdoeners. Hij denkt daarbij niet aan ‘vleselijk’ gedrag zoals nijd en twist, 1Kor.3:3 maar op boze, misdadige praktijken. Want het leven van gelovigen zou een versiering zijn van het Goede Bericht en niet worden gekoppeld aan oplichterij, beroving, afgoderij en hoererij. Dat zou een blamage zijn. Tegelijkertijd wil Paulus een mogelijk misverstand rechtzetten. Want hij bedoelt met “je niet vermengen” beslist geen pleidooi te voeren voor een kluizenaarsbestaan. We leven in de wereld en daarin komen we van alles tegen, inclusief oplichters, rovers, hoereerders en afgodendienaars. Geen punt, integendeel, want we hebben een goed bericht voor iedereen! Stel dat we ons uit de boze wereld zouden terugtrekken, hoe zouden we anderen dan ooit kunnen bereiken met het Woord van God?! Paulus’ eigen leven was een demonstratie van juist de wereld ingaan! 115

1 Korinthe 5:11 – samen eten Maar nu schrijf ik jullie je niet te vermengen met iemand die broeder genoemd wordt die een hoereerder of oplichter of afgodendienaar of uitschelder of dronkaard of rover is; met zo iemand zou ook men niet samen eten. Om niet verkeerd begrepen te worden, had Paulus duidelijk gemaakt dat niet het contact met boosdoeners in het algemeen zou moeten worden vermeden. Want dan zou men de wereld uit moeten gaan, wat uiteraard niet de bedoeling is. In bovenstaand vers maakt Paulus duidelijk wat hij wel bedoelt. Met zich niet vermengen met hoereerders, oplichters, enzovoort, doelt hij op degene die zich binnen de eigen kring als een boosdoener opstelt. Zo iemand kan niet worden tegengehouden in wat hij doet. En Paulus pleit ook niet voor sancties tegen hem. Met de ‘broeder’ valt wezenlijk niet meer te communiceren. Want hij luistert toch niet. Dat is dus met recht ‘excommunicatie’, dat wil zeggen: de communicatie (> commune = gemeenschap) is voorbij. Zich gezamenlijk verblijden in het Woord is aan de ‘broeder’ niet (langer) besteed. Daarmee maakt hij zichzelf tot een buitenstaander. Dat is geen reden om hem vijandig te bejegenen (vergelijk 2 Tessalonika 3:14). Maar samen eten en het glas heffen, doen we met intimi, niet met buitenstaanders. 116

1 Korinthe 5:12,13 – toch oordelen? Want is het aan mij degenen te oordelen die buiten zijn? Oordelen jullie niet degenen die binnen zijn? Zij die buiten zijn, oordeelt God. Doen jullie de misdadiger uit jullie eigen midden weg. Dit vers lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met wat Paulus in het voorgaande hoofdstuk over oordelen had geschreven. “Oordeel niet voordat de Heer komt …”. 1Kor.4:5 Inderdaad allen “die buiten zijn”, zijn sowieso voor Gods rekening. Dat is onze zaak niet. Maar waarom dan wel oordelen over degenen “die binnen zijn”? Oordelen over degenen die binnen zijn betekent: beoordelen of zij al of niet binnen thuishoren. We hoeven elkaar gelukkig niet de maat te nemen. De meeste gelovigen in Korinthe waren helaas ‘vleselijk’, 1Kor.3:1 maar ze hoorden onmiskenbaar ‘binnen’, dat wil zeggen: tot de gemeenschap van gelovigen. Maar als iemand een misdadiger is (bijvoorbeeld een oplichter of berover; 1 Korinthe 5:11) en daarin volhardt, dan hoort hij niet binnen. Punt. De directe aanleiding in dit hoofdstuk was de man die zich schuldig maakte aan incest. 1Kor.5:1 Er is geen geldig excuus om daarvoor een oogje dicht te knijpen. Ook al heet de betrokkene een ‘broeder’; een misdaad blijft een misdaad. Zoiets verdragen is zuurdeeg. En dat bederft het feest … 117

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 6 119

1 Korinthe 6:1 – recht zoeken bij onrechtvaardigen? Durft iemand van jullie die een zaak heeft met de ander, geoordeeld te worden bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen? De kwesties die bij de Korintiërs speelden vloeiden allen voort uit een (zoals Paulus het eerder noemde; 1 Korinthe 3:1) “vleselijke” instelling. Gericht op en denkend vanuit “het vlees”, dat wil zeggen: de mens van huis uit. Paulus daarentegen had hen het Evangelie voorgehouden dat rekent vanuit “de nieuwe mens” en met wat we zijn in de opgewekte Christus. Dat is een totaal andere mindset. Niet vleselijk maar geestelijk. Niet gericht op wat we zien en voelen, maar op de waarheid die onze zintuigen ver te boven gaat. Ook het onderwerp dat Paulus nu gaat aansnijden, kon slechts spelen omdat de Korintiërs niet in staat waren aardse zaken te relativeren. Een broeder in de ekklesia had een rechtszaak aangespannen tegen een andere broeder. En Paulus vraagt verbaasd: hoe durf je dat!? Zoiets kon men zich alleen in het hoofd halen omdat men geen idee had van wie zij werkelijk waren. Ging men nu recht zoeken “bij de onrechtvaardigen”, dat wil zeggen: bij rechters die God niet (er)kenden, in plaats van “bij de heiligen”?! Terwijl wij apart gezet zijn voor de hoogste taak straks?! 121

1 Korinthe 6:2 – weten jullie niet? Of weten jullie niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En indien de wereld onder jullie wordt geoordeeld, zijn jullie dan onwaardig voor de minste rechtszaken? Hoe vaak zeggen we niet achteraf: had ik dát maar geweten! Voor een gelovige is er niets zo belangrijk als te weten wie je bent. Zoals God je ziet. Waartoe Hij je heeft bestemd. Via Paulus hadden de Korintiërs vernomen dat ze ‘heiligen’ waren. Niet omdat ze zo voorbeeldig leefden (integendeel!), maar omdat God hen had geroepen en hen in Christus apart had gezet. Opdat de wereld straks door hen geoordeeld zou worden. Dat betekent: ze waren bestemd voor de hoogst denkbare positie! Vergis je niet: de rechters van de rechtbank zouden straks aan hun oordeel ondergeschikt zijn. Is het in dat licht niet bizar, dat wanneer er onderlinge strubbelingen zijn, men zijn recht gaat zoeken bij zulke instanties? Let wel: Paulus zegt niet dat dat niet zou mogen. Dat is niet aan de orde. Het is eerder bespottelijk in het perspectief van wat ze geacht werden te weten. Of wisten ze het soms niet meer? Waren ze het vergeten? Paulus herinnert hen aan deze ABC-kennis. Om hen zo weer op het spoor te zetten. 122

1 Korinthe 6:3 – engelen oordelen Of weten jullie niet dat wij engelen zullen oordelen? Paulus gaat er vanuit dat men in Korinthe wel wist dat zij als ekklesia geroepen zijn om de wereld, 1Kor.6:2 maar ook de engelen te oordelen. Dat behoorde kennelijk tot het basispakket dat Paulus hen had onderwezen. En inderdaad, tot het ABC van Paulus’ onderwijs behoort de waarheid dat de ekklesia het lichaam van Christus is. Eén gemaakt met hem. Ze deelt in zijn positie en toekomst. En daarmee ook in zijn taak om Gods Koninkrijk te vestigen in hemel en op aarde. Wanneer de ekklesia zal worden weggerukt van de aarde, 1Tes.4:17 Satan en al zijn engelen zullen bij die gelegenheid uit de hemel op aarde worden geworpen. Op.12:7-9 dan is dat om Gods troon in de hemel te bezetten. Op.12:5 Anders gezegd: wij naar boven, zij naar beneden. Dan zal de tijd aanvangen van de grote verdrukking voor Israël. Op.12:6 hemel de positie innemen die nu nog door de machten van de duisternis wordt ingenomen. Ef.6:12 hen rivalen zijn en zij ons bestrijden. Vandaar dat wij voor Vergis je niet: de ekklesia wacht een grootse taak in de toekomst. Bestemd voor de troon in de hemel! De ekklesia gaat in de 123

1 Korinthe 6:3 – relativeren Of weten jullie niet dat wij engelen zullen oordelen? Maar dan toch zeker de dingen van het leven? Een immens hoge en hemelse taak is voor de ekklesia weggelegd. Dat is onze toekomst. En ons verblijf hier op aarde dient om daartoe voorbereid te worden. Dat kan uiteraard alleen wanneer je eerst van deze dingen op de hoogte gebracht bent. Weten wie je bent en tot welke taak je geroepen bent. Pas wanneer je besef hebt van de hemelse positie die je is toebedeeld, leer je alle zaken die op aarde spelen in hun juiste proporties te zien. Dingen die vanuit aards perspectief bezien als ‘belangrijk’ worden beschouwd, worden in hemels licht ineens volstrekt onbenullig. Wie beseft deel uit te maken van “het lichaam van Christus”, dat wil zeggen: van de Koning van het heelal (!!) en weet welke kolossale taak hem wacht in de komende aeonen, gaat het alledaagse bestaan onwillekeurig relativeren. Want het ‘nu’ wordt dan zo klein en betrekkelijk ten opzichte van ‘straks’! Het is als een zandkorreltje in vergelijking met een groot strand. Wat de Korintiërs misten, was besef van hun hemelse positie en van hun toekomstige taak. Daarom ook hadden ze zoveel problemen met allerlei “dingen van het leven”. 124

1 Korinthe 6:4,5 – adeldom verplicht Als jullie dan rechtszaken hebben voor de dingen van het leven, laten jullie diegenen zitting nemen die geminacht zijn in de ekklesia? Ik zeg het zo om jullie in verlegenheid te brengen. Is er bij jullie geen enkele wijze die recht kan spreken te midden van zijn broeders? Beslissend voor gelovigen in Christus Jezus is niet de vraag of iets geoorloofd is. Later in dit hoofdstuk zal Paulus dat nog veel duidelijker maken. Maar een kwestie als rechtszaken tussen gelovigen is voor Paulus bizar. Hij doelt niet op strafrecht maar op wat wij ‘privaat recht’ noemen: rechtspraak over onderlinge conflicten. Waarom geen wijs man in de geloofsgemeenschap raadplegen die vertrouwen geniet en in staat is te bemiddelen in het geschil? Dat is de koninklijke weg en niet het aankloppen bij een wereldlijke rechter. Met een wereldlijke rechtbank op zich is niets mis. Maar in vergelijking met waartoe de ekklesia is geroepen, stelt het volstrekt niets voor. Is het daarom geen blamage wanneer gelovigen met een onderling geschil daar naartoe gaan? De kracht van deze logica dringt alleen door wanneer je beseft waartoe de ekklesia is geroepen. Tot heerschappij over de wereld en zelfs over engelen! Puur adeldom … en ja, dat verplicht. 125

1 Korinthe 6:6,7 – gevaarlijke onkunde Maar een broeder voert een rechtsgeding met een broeder en dit bij ongelovigen!? Maar dan is het al helemaal jullie nederlaag; dat jullie rechtszaken hebben met elkaar. Je hoort in Paulus’ formulering zijn verbijstering doorklinken. Vooral over het totale gebrek aan besef in Korinthe over wie zij als gelovigen zijn. Over hun roeping en de grote toekomst en taak die hen wacht. Kennis en besef over wie je bent, wat je positie is en wat je roeping is, is geen luxe of hobby. Het is noodzakelijk om je te kunnen oriënteren en je koers te bepalen. En daarom ook om goede keuzes te kunnen maken. Als broeders in de ekklesia hun recht zoeken bij ongelovige rechters, demonstreren ze geen idee te hebben van hun positie. Want hoe de rechtszaak ook uitpakt, men heeft bij voorbaat al verloren. Of de aanklager nu wint of verliest, het maakt niet uit, want geestelijk gezien is het proces zelf al een nederlaag. De ere-taak die in de toekomende aeon voor de ekklesia is weggelegd, is een kroonjuweel die we nu al mogen laten glimmen. Koninklijk en als rechters in spe zouden we onze weg gaan op aarde. Dat is onze roeping waardig! 126

1 Korinthe 6:7 – liever onrecht lijden Waarom hebben jullie niet liever dat je onrecht wordt aangedaan? Waarom worden jullie niet liever benadeeld? Paulus maakt geen bezwaar tegen een beroep op de rechter in het algemeen. Hijzelf heeft zich meer dan eens beroepen op de overheid. Hand.22:25; 23:17 Maar dan betrof het telkens onrecht dat hem van buiten de ekklesia werd aangedaan. In 1 Korinthe 6 gaat het om een conflict tussen gelovigen onderling. En dát beschouwt Paulus als een blamage voor de waarheid die we als gelovigen hoog houden. Het punt dat Paulus maakt is niet dat zo’n rechtsgang ongeoorloofd is, maar dat het het getuigenis van de ekklesia afbreekt in plaats van opbouwt. Verstandig leven betekent prioriteiten stellen. Weten wat het belangrijkste is en dat dan ook voorop stellen. Ons leven hier op aarde is slechts een ogenblik in verhouding tot de aeonen die nog gaan komen. Dat betekent ook dat lijden en onrecht verdragen, slechts tijdelijk is. Hooguit enkele tientallen jaren, meer niet. Natuurlijk maakt dat geleden onrecht niet minder pijnlijk en kan het nog steeds tranen kosten. Maar … het is ‘peanuts’ in het licht van de heerlijkheid die aanstaande is. Alleen dát besef maakt ons weerbaar en geeft ons de kracht om lijden te verdragen. 127

1 Korinthe 6:8,9 – zonde! Maar jullie doen onrecht en benadelen en dat aan broeders! Of weten jullie niet dat onrechtvaardigen Gods Koninkrijk niet als lotdeel zullen ontvangen? Eerst sprak Paulus over rechtszaken tussen gelovigen, vervolgens richt hij zich tot de benadeelde partij, 1Kor.6:6,7 en nu dan tot degenen die het onrecht doen. Dat is op zichzelf al kwalijk genoeg, maar helemaal als het tegen broeders gericht is. De broeders zijn immers bestemd om de wereld en engelen te richten. Bestemd om te regeren in het Koninkrijk van God. Juist zij zouden in de eerste plaats weten dat onrechtvaardigen in dat Koninkrijk geen lotdeel zullen ontvangen. Paulus bedoelt met zijn opmerking niet het aandeel van zijn lezers in het Koninkrijk van God te betwijfelen. Het is omgekeerd: juist omdat zij de wereld en de engelen zullen oordelen, is hun gedrag zo verbijsterend. Hoe ongeloofwaardig is het om onderlinge rechtszaken te voeren en onrecht te doen, als zij zelf straks leiding zullen geven in het Koninkrijk van God?! Opnieuw stelt Paulus de retorische vraag “weten jullie niet?”. Recht handelen en wandelen begint bij recht weten. Zodra de rechte kennis ondergesneeuwd raakt, missen we het kompas en gaan we dwalen. En dat is dus zonde. 128

1 Korinthe 6:9 – wel of niet in Gods Koninkrijk? Of weten jullie niet dat onrechtvaardigen Gods Koninkrijk niet als lotdeel zullen ontvangen? Velen kunnen bovenstaande tekst niet rijmen met het gegeven dat God alle mensen redt. 1Tim.4:10 Dat komt omdat men meent dat wanneer Christus terugkeert de eindeloze eeuwigheid aanvangt: ‘eeuwig wel of eeuwig wee’. Maar dat is een grote misvatting! Bij Christus’ terugkeer vangen de aeonen aan waarin hij zal regeren. Dat is het Koninkrijk Gods. Samen met de zijnen zal hij heersen over Israël en de volken. Eerst in de aeon die in Openbaring 20 “de duizend jaren” worden genoemd. En ook in de daarop volgende aeon: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, geregeerd vanuit een nieuw Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt. Onrechtvaardigen zullen daarin geen deel hebben. Bij de “grote witte troon” (na de duizend jaren) sterven zij een tweede keer, dat is “de tweede dood”. Maar dat is niet het einde. Want Christus moet heersen “totdat hij de dood zal hebben teniet gedaan”. Dat doet hij door allen die dan nog dood zijn, levend te maken. Daarmee is Christus’ heerschappij ten einde en overhandigt hij een Koninkrijk waarin niemand ontbreekt, aan zijn God en Vader. Dan, niet eerder, wordt God “alles in allen”. 1Kor.15:22-28 129

1 Korinthe 6:9,10 – koninklijk Dwaalt niet, hoereerders, noch afgodendienaars, noch echtbrekers, noch schandknapen, noch ‘mannenliggers’, noch dieven, noch oplichters, of dronkaards, of lasteraars, of rovers zullen Gods Koninkrijk als lotbezit ontvangen. De statement hierboven, doet Paulus vaker in zijn brieven. Gal.5:19-21; Ef.5:4,5 De lijstjes verschillen enigszins, maar de strekking ervan komt telkens volstrekt overeen. Het onderwerp is telkens de gedragscode in het Koninkrijk van God, de toekomstige regering op aarde. We moeten ons dat heel concreet voorstellen. Wanneer de Messias straks vanuit Jeruzalem zal heersen over alle volken op aarde, zal zijn beleid streng worden gehandhaafd. Bepaalde gedragingen zullen niet worden getolereerd. De boosdoeners die hier worden genoemd, zullen dan als misdadigers worden weggedaan. Voor hen is geen plaats binnen dat Koninkrijk. Het is waar, verschillende praktijken waar Paulus hier aan refereert, gelden in onze dagen soms juist als deugden die verdedigd worden. En volgens Romeinen 1 geeft God de huidige wereld ook over in zulk verwerpelijk denken. God doet er niets tegen. En wij worden evenmin opgeroepen om dergelijke praktijken te bestrijden. Niettemin, de standaards die wij straks als koningen zullen handhaven, kennen wij nu reeds. Opdat wij vandaag al met koninklijke waardigheid, ons in deze wereld zouden onderscheiden. 130

1 Korinthe 6:11 – sommigen van jullie waren dat En sommigen van jullie waren dat, maar jullie werden schoongewassen, jullie werden geheiligd, jullie werden gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en in de geest van onze God. Paulus gaf ons in de voorgaande verzen een inkijkje op de samenstelling en achtergrond van de Korinthische ekklesia. Hij had het over hoereerders, afgodendienaars, echtbrekers, homoseksuelen, dieven, oplichters, dronkaards, lasteraars en rovers. Een aantal van de Korintiërs konden daar uit ervaring over meespreken. Inmiddels hadden zij deze praktijken achter zich gelaten. Het waren geen trainingen of therapieën waardoor de Korintiërs waren veranderd. Het was het krachtige Woord van God dat tot hen kwam en als in een bad hun denken had schoongewassen. Dat is nog eens ‘brainwash’! De woorden “geheiligd” en “gerechtvaardigd” in dit vers staan in de passieve vorm. Dat betekent: het overkwam hen. Het was God, Die hen had geheiligd, dat wil zeggen: apart gezet. En God had hen tot rechtvaardigen verklaard in Zijn ogen. Inderdaad, “in de naam van de Heer Jezus Christus”. De naam JEZUS zegt: “JAHWEH is Redder”! Zonder mitsen en maren: “ieder in zijn eigen rangorde”. Wat een reinigende, heiligende en rechtvaardigende kracht ligt in die naam besloten! Ziedaar het geheim van ware transformatie. 131

1 Korinthe 6:12 – alles geoorloofd Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij onder niets laten knechten. Bovenstaand motto komen we bij herhaling tegen in deze Korinthe-brief (zie ook 1 Korinthe 10:23). Het is illustratief voor de radicale vrijheid die Paulus voorstond. “Alles is mij geoorloofd …”. Nooit is de vraag voor een gelovige: is dit geoorloofd? Of: mag ik dit nu wel of niet? Het zijn inderdaad juist die vragen waar de doorsnee-christen altijd maar druk mee is. En waar preken over gaan. Het is een type ‘wet’ dat mensen belast en terneer drukt. Zulke vragen zijn op voorhand buiten de orde. Omdat “alles mij is geoorloofd”. Paulus wijst een andere leidraad aan voor ons handelen. Een toetssteen die altijd ter zake doet. Is het nuttig? Draagt het bij aan het welzijn van anderen. Bouw ik ermee op? Het is dit type vraagstelling dat er echt toe doet en verrassende gezichtspunten biedt. Het motiveert zonder schuldgevoel. Waar Paulus vooral aan denkt bij ‘nuttig’ is het nut met het oog op het Evangelie. Draagt het bij aan de verspreiding van het Goede Bericht? Worden mensen blij gemaakt met het geweldige nieuws over de Redder der wereld? Dát is nuttig. 132

1 Korinthe 6:12 – echte vrijheid Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij onder niets laten knechten. Vrijheid is een sleutelwoord in Paulus’ onderwijs. Het adagium in de Korinthe-brief “alles is geoorloofd”, brengt dat prima onder woorden. Toch is het slechts de helft van het verhaal. Want “alles is geoorloofd” helpt niet bij het maken van de beste keuze. Vandaar het tweede deel van Paulus’ motto: “niet alles is nuttig”. Met enkel het motto “alles is geoorloofd” kun je zelfs je eigen leven en dat van anderen kapot maken. Sommigen doen dat ook. Onder het mom van ‘het mag toch?!’. Maar zo’n instelling is het tegenovergestelde van “nuttig”. Nuttig is immers wat opbouwt. 1Kor.10:23 “Alles is geoorloofd” kan ook een alibi worden voor verslaving. Dan gebruik je vrijheid als excuus om juist niet vrij te zijn. Een drogreden dus. Zodra iets een verslaving wordt ben je niet langer vrij. Ongeacht of dat aan alcohol, tabak of iets anders is. Echte vrijheid heeft inhoud. Vrijheid is niet slechts vrij-zijn van iets, maar ook en vooral vrij-zijn tot iets. Vrijheid is positief. Vrij om God te dienen en voor Hem beschikbaar te zijn. En een zegen voor anderen! 133

1 Korinthe 6:13 – voeding en de buik De voeding is voor de buik en de buik voor de voeding en God zal zowel het een als het ander teniet doen. Mogelijk dat Paulus in bovenstaand gezegde een Korinthische uitspraak citeert. En het is waar: voeding heeft slechts een tijdelijke functie: het is bestemd voor de buik en daarna houdt het op voeding te zijn. Maar ook de buik zelf is, zoals al onze lichaamsfuncties, slechts tijdelijk. Als een mens sterft houdt alles op, ook de spijsvertering. Natuurlijk, we eten om ons lichaam in stand te houden. Zolang als het duurt. Daar is het ook voor bedoeld. En wie ongezond eet of drinkt, breekt het lichaam af. Dat is uiteraard niet verstandig of “nuttig”. 1Kor.6:12 Dat mensen stervelingen zijn, is voor velen een onverdraaglijke gedachte. In de strijd tegen de vergankelijkheid verliezen sommigen zich in voeding zus of dieet zo, met een krampachtigheid die meelijwekkend is. Want ja, wat men ook doet: vergankelijk zijn we toch. Het is heel wat verstandiger dit te erkennen dan het te bestrijden. Maar God heeft onvergankelijkheid voor ons in petto. Daar is eten en drinken ook een beeld van. En in dat besef danken we Hem voor alles wat Hij te genieten geeft! 134

1 Korinthe 6:13,14 – het lichaam onbelangrijk? Maar het lichaam is niet voor de hoererij maar voor de Heer en de Heer voor het lichaam. God nu wekte de Heer op en ook ons zal Hij opwekken door Zijn vermogen. Met het gegeven dat dit lichaam teniet gedaan wordt, mogen we niet afleiden dat ons lichaam dus onbelangrijk zou zijn. In Korinthe leefde die gedachte wel. Daar leefde kennelijk de Griekse filosofie die leert, dat het lichaam slechts een kerker is waarin de ‘onsterfelijke ziel’ gevangen zit en bij het overlijden vrijkomt. In zo’n gedachtegang is het lichaam iets minderwaardigs. En ook wat een mens met het lichaam doet is ondergeschikt. Hoererij (seks met een ander dan de eigen man of vrouw) is dan ‘om het even’. Maar Paulus dacht daar heel anders over. Ons lichaam is voor de Heer buitengewoon belangrijk! Zo belangrijk dat God Jezus lichamelijk opwekte en ook ons lichamelijk zal opwekken. De toekomst is niet aan een ‘onsterfelijke ziel’; dat idee kent de Schrift niet eens. De mens heeft ook geen onsterfelijke ziel, nee de mens is een sterfelijke ziel. De toekomst van de mensheid is onlosmakelijk verbonden aan de opstanding van het lichaam en de levendmaking van de doden! 135

1 Korinthe 6:15 – weten jullie niet …? Weten jullie niet dat jullie lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus opheffen zodat ik er leden van een hoer van zou maken? Moge dat niet gebeuren! Ook hier weer die retorische vraag “weten jullie niet …?”. Paulus doet een beroep op eerder onderwijs dat hij hen had gegeven. Waren ze dat vergeten? Als gelovigen zijn we leden van Christus. ‘Leden’ is een anagram van ‘delen’: we maken deel uit van Christus. Later zal Paulus schrijven dat we “in één geest tot in één lichaam zijn gedoopt”. 1Kor.12:13 Dat we leden van Christus zijn is inclusief onze lichamen. Want onze lichamen zullen worden opgewekt in onvergankelijkheid. Deze wetenschap geeft ons lichaam een buitengewoon verheven status! En dat maakt ook meteen duidelijk hoe ongepast het is om onszelf, als leden van Christus, op te heffen en er leden van een hoer van te maken. Dat is geen kwestie van ongeoorloofd, het is ongerijmd. Hier zien we opnieuw dat schreefgroei in de wandel begint bij onwetendheid. Daarom is “gezonde leer” onontbeerlijk voor goede praktijk. Weten hoe het zit. Paulus verbiedt hier niet, maar toont vragenderwijs aan hoe bizar hoererij is in het licht van wat wij in Christus zijn. 136

1 Korinthe 6:16 – die twee … Of weten jullie niet dat wie deel heeft aan een hoer, één lichaam met haar is? Want er staat nadrukkelijk: “die twee zullen tot één vlees zijn”. Opnieuw doet Paulus een beroep op wat zijn lezers geacht worden te weten, en hij verwijst naar het bekende Genesis 2 vers 24. Daar lezen we dat, na de creatie van de vrouw uit Adam, wordt gezegd dat “daarom … een man zijn vrouw zal aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn”. “Die twee”, dat is dus een man en zijn vrouw, waarbij het “één vlees zijn” verwijst naar de lichamelijke eenwording oftewel de seksuele gemeenschap. Bij hoererij (Grieks: porneia) is weliswaar sprake van een man die gemeenschap heeft met een vrouw, alleen niet zijn vrouw. “Eén vlees zijn” is al vanaf Adam exclusief bestemd voor een man en zijn vrouw. Twee mensen die, zolang zij leven, bij elkaar horen. Het is nooit anders geweest. Jezus beriep zich op deze woorden, Mat.19:5 Ef.5:31 Ideeën en gebruiken in de wereld mogen dan voortdurend aan verandering onderhevig zijn, Gods gedachten blijven dezelfde. Daarom kunnen we op Zijn Woord bouwen, wat mensen ook denken of beweren. Dat is Gods trouw! en Paulus doet dat hier en elders ook. 137

1 Korinthe 6:17 – één vlees & één geest Want er staat nadrukkelijk: “die twee zullen tot één vlees zijn”. Die echter deel heeft aan de Heer, die is één geest [met Hem]. Paulus vergelijkt hier twee zaken in zowel hun overeenkomst als in hun contrast. De getrouwde man en vrouw zijn met elkaar één vlees. Een lichamelijke eenheid die tot uitdrukking komt in de seksuele gemeenschap, maar ook in wat deze gemeenschap in potentie voortbrengt: een kind. Een kind is immers de vrucht van een lichamelijke samensmelting tussen man en vrouw. De eenheid van een man en zijn vrouw is vleselijk van aard. Zij worden lichamelijk één – en dat is vleselijk. Maar Paulus brengt dit in contrast met een andere eenheid die eveneens lichamelijk is, maar toch geestelijk is. Elke gelovige vormt een geestelijke eenheid met zijn Heer. Zoals God Christus ziet, zo rekent Hij mij. Hij stierf en ik stierf met hem. Hij werd opgewekt en ik met hem. Hij is gezeten in de hemel en ik met hem. Enzovoort. Dat is een geestelijke eenheid, niet vleselijk. Maar wel degelijk ook lichamelijk! Want, zo schrijft Paulus in 1 Korinthe 12:13: “in één geest werden wij gedoopt tot in één lichaam”. Dat is het lichaam van Christus, de ekklesia! 138

1 Korinthe 6:18 – weerstaan of vluchten? Vlucht voor de hoererij! Elke zonde die een mens ook maar doet, is buiten het lichaam. Maar door hoererij zondigt men tot in het eigen lichaam. Waar het gaat om misleiding of geestelijke aanvallen, klinkt altijd de oproep stand te houden en te weerstaan. Maar bij hoererij krijgen we een heel andere instructie: daarvoor zouden we juist vluchten. Dat is omdat mensen gewoonlijk te zwak zijn om seksuele misleiding te weerstaan. Vandaar de oproep ervoor weg te lopen en verleiding te vermijden. Zoals Jozef als jongeman dat ook letterlijk deed toen de vrouw van Potifar probeerde om met hem het bed te delen. Dat elke zonde buiten het lichaam om zou gaan, is niet wat Paulus leert, maar een bewering waarop hij reageert. In Korinthe deed de Griekse filosofie opgeld, dat het lichaam er niet toe doet en ook dat zonde en lichaam niets met elkaar te maken hebben. Want zonde is uitsluitend een geestelijke aangelegenheid, zo was het idee. Paulus daarentegen stelt dat hoererij wel degelijk een zonde in het eigen lichaam is. Hoererij staat voor een gelovige gelijk aan tempelprostitutie. Want Paulus gaat uitleggen dat ons lichaam niet minder dan een tempel van God is. 139

1 Korinthe 6:19 – tempelprostitutie Of weten jullie niet dat jullie lichaam een tempel is van de heilige geest in jullie, die jullie van God hebben? En dat jullie niet van jezelf zijn? Korinthe was in de dagen van Paulus een enorm grote havenstad. De stad kende vele tempels, met als bekendste die van de godin der liefde Aphrodite. In totaal moeten in die tempels zo’n duizend prostituees werkzaam zijn geweest. De losbandigheid van de stad was in heel de Griekse wereld spreekwoordelijk. Prostitutie en de tempels van de afgoden waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. Van oudsher beseft de mensheid dat seksualiteit een Goddelijk geheim uitdrukt. Van liefde, eenwording en daardoor de totstandkoming van nieuw leven. Maar zoals de tempels een karikatuur maken van de ware God, zo maakt prostitutie een karikatuur van ware liefde en eenheid. Paulus zegt tegen de gelovigen: Gods heilige geest woont in jullie en dat maakt jullie lichaam tot een tempel. Wanneer je je lichaam leent voor hoererij, dan pleeg je dus feitelijk tempelprostitutie. Hoererij wil zeggen: gemeenschap hebben met iemand die niet jouw vrouw of man is. 1Kor.6:16 Het is een eenwording voor de gelegenheid. Dat is niet Gods gedachte. Want Zijn liefde is altijd ook trouw. Onverbrekelijk! 140

1 Korinthe 6:20 – duur gekocht! (1) En dat jullie zijn niet van jezelf zijn? Want jullie werden duur gekocht. Verheerlijkt dan de God in jullie lichaam! Paulus betoogde dat omdat Gods geest in het lichaam van iedere gelovige woont, zij dus een tempel zijn. Een woonplaats van God. Wat in en met deze tempel gebeurt is niet vrijblijvend. Wij zijn niet van onszelf, maar Gods eigendom. Gekocht met een hoge prijs. Uiteraard doelt Paulus daarbij op de losprijs die Christus Jezus betaalde met de prijs van zijn leven. Alleen door te sterven kon hij de dood overwinnen. Maar Christus stierf niet zomaar; hij stierf “de dood van het kruis”. Zó werden we vrijgekocht; dát is onze waarde in Gods ogen! Mijn lichaam is dus niet van mijzelf maar een tempel van God. Gekocht met de hoogst denkbare prijs. Dat is wat ik ben en wat mijn waarde is. Mijn waarde wordt dus niet bepaald door hoe ik over mijzelf denk. Ook niet door wat anderen van mij vinden. Mijn waarde is reeds vastgesteld en van Godswege bewezen. Mijn lichaam behoort niet Gods tempel te zijn, nee, het is Gods tempel. Door dat te beseffen verheerlijk ik “de God” in ‘mijn’ lichaam. Dat maakt mijn bestaan waardevol! 141

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 7 143

1 Korinthe 7:1,2 – baat bij celibaat? Aangaande de dingen nu waarover jullie schreven: het is ideaal voor een mens geen vrouw aan te raken, maar vanwege de hoererijen, laat iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. In deze brief snijdt Paulus tal van onderwerpen aan waarover hij óf via-via was geïnformeerd (bijvoorbeeld 1 Korinthe 1:11) óf (zoals hier) door correspondentie was benaderd. De Korintiërs hadden begrepen dat Paulus een voorstander was van celibatair leven. Zelf leefde hij zo en later in dit hoofdstuk, 1Kor.7:7 breekt hij daar ook een lans voor. Maar géén verplicht celibaat. Want hoeveel waarde Paulus ook toekende aan de ongetrouwde staat, het zou geen opstapje zijn voor hoererijen, dat wil zeggen: kortstondige seksuele relaties. In dat geval schiet ongetrouwd-zijn haar doel voorbij. Zoals we al eerder in 1 Korinthe 6:19 opmerkten, betekent hoererij (porneia): seksuele gemeenschap met een ander dan de eigen man of vrouw. “Want een man zal zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn”. Gen.2:24 Nooit eerder in de geschiedenis dan vandaag, is zo ontluisterend duidelijk geworden dat het verplichte celibaat leidt tot de meest wanstaltige vormen van hoererij. Onder de vlag nog wel van seksuele onthouding! Had men maar naar de nuchtere en wijze woorden van Paulus geluisterd … 145

1 Korinthe 7:3,4 – geven en nemen? Laat de man aan de vrouw het verschuldigde geven en evenzo ook de vrouw aan de man. De vrouw heeft geen volmacht over haar eigen lichaam maar de man, en evenzo heeft de man geen volmacht over zijn eigen lichaam maar de vrouw. In onze zogenaamd ‘verlichte’ cultuur is het idee van zelfontplooiing heilig. Vooral ook in de relationele sfeer. De ander moet dienstbaar zijn aan mijn ontwikkeling en aan mijn geluk. En als de ander daarin faalt, dan is dat reden genoeg de relatie te beëindigen. Dit idee demonstreert dat we niet meer weten wat een huwelijk is. Want niet mijn geluk is daarin maatgevend, maar dat van de ander. Wie getrouwd is, is verschuldigd zijn vrouw te geven wat haar toekomt. En de vrouw aan haar man. Dat is niets bijzonders, dat is normaal. Het huwelijk is ook geen zaak van geven en nemen, maar enkel van geven. En eventueel van ontvangen. Dat geldt ook voor de seksuele omgang. Niet mijn geluk of plezier is daarin de norm, maar dat van de ander. In onze taalregels noemen we ‘ik’ de eerste persoon. Maar hoe anders wordt het wanneer ik besef niet van mezelf te zijn?! 1Kor.6:19 146

1 Korinthe 7:5 – symfonie Onttrek u niet aan elkaar, tenzij in harmonie, voor de gelegenheid, om vrijaf te hebben voor het gebed; en dat jullie dan weer bijeen zouden zijn, zodat niet de satan jullie zou beproeven vanwege jullie gebrekkige zelfbeheersing. In het voorgaande vers had Paulus vastgesteld dat wie trouwt, zijn of haar lichaam overgeeft aan de ander. Het is daarom niet fair om eenmaal getrouwd, de ander dit te onthouden. Behalve dan wanneer dit in harmonie gebeurt en voor de gelegenheid. Bijvoorbeeld als iemand zich geheel wil wijden aan het gebed en daarbij niet afgeleid wil worden. Wanneer de ander daarmee instemt, prima. Zolang het de ander maar niet in problemen brengt, waardoor deze zijn of haar zelfbeheersing zou verliezen. Het woord voor ‘harmonie’ is in het Grieks ‘symfonie’ dat letterlijk ‘samen-klank’ betekent. Wij gebruiken het woord voor een muziekstuk waarin verschillende instrumenten in harmonie samenklinken. Is dat geen prachtig beeld van een huwelijk waarin soms volstrekt verschillende ‘geluiden’ toch een harmonie vormen? En dat nog wel over intimiteit en seks, items die al te vaak voeding geven aan conflict en verwijdering. Maar dat hoeft niet. Waar ‘het orkest’ onder leiding staat van de juiste Dirigent, zal Liefde symfonisch de boventoon voeren. 147

1 Korinthe 7:6 – common sense Dit nu zeg ik naar redelijkheid, niet als een bevel. Paulus was niet zomaar iemand, maar geroepen en afgevaardigd door Christus Jezus zelf. Dat geeft aan zijn geschriften een uitzonderlijk gezag. Toch hebben zijn brieven beslist niet het karakter van een wetboek. Of van een opgelegde dogmatiek. Paulus benadrukt dat bij voortduring, vooral in deze Korinthe-brieven. Hij legt niets aan zijn lezers op, nee, hij legt aan hen uit. Zo zegt hij even later in deze brief: “ik spreek tot verstandige mensen, beoordeelt zelf wat ik zeg”. 1Kor.10:15 Of hij vraagt zijn lezers bij herhaling “weten jullie niet …?” en laat hen zo zelf het antwoord geven. Of hij begint zijn instructies met “alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig”. Zulke statements illustreren stuk voor stuk de ruimte en de vrijheid die Paulus onderwees. Zoals hij later tegen de Korintiërs zou schrijven: wij voeren geen heerschappij over jullie geloof, maar wij zijn medewerkers aan jullie blijdschap. 2Kor.1:24 De vertaling ‘redelijkheid’ is de weergave van het Griekse ‘suggnome’, dat is samengesteld uit de woorden ‘samen’ en ‘kennen’. Het Engelse begrip ‘common sense’ komt daarbij in de buurt. Paulus beveelt niet, maar doet een beroep op gezond verstand. Dát kenmerkt zijn onderwijs. 148

1 Korinthe 7:7 – ieder zijn eigen charisma Ik wil wel dat alle mensen zijn zoals ikzelf, maar ieder heeft zijn eigen charisma vanuit God, de één deze, de ander die. Of Paulus zelf ooit gehuwd is geweest, is omstreden. Mocht dat zo zijn, dan zal hij niet lang getrouwd geweest zijn en dan moeten we aannemen dat hij een weduwnaar was. Toen Paulus deze woorden optekende, was hij in elk geval al geruime tijd ongehuwd en ook heel bewust. Als het aan hem lag zouden alle mensen zoals hijzelf door het leven gaan. Altijd was Paulus onderweg of op de vlucht en nooit was hij verzekerd van een inkomen. Hoe zou Paulus zijn missie als heraut van het Goede Bericht ooit hebben kunnen vervullen wanneer hij tevens de zorg zou hebben voor vrouw en kinderen? Paulus beschouwt zijn ongetrouwd-zijn beslist niet als een handicap of gemis, maar als een charisma. Letterlijk betekent dat: een genade-effect. Genade werkt in ieder mens verschillend uit. Zoals elektriciteit bij een koelkast een ander effect heeft dan bij een kachel. God bewijst ons elk Zijn gunst, maar de uitwerking ervan is zo divers als het aantal mensen die haar ondervinden. Dank God dat Hij van diversiteit en variatie houdt! 149

1 Korinthe 7:8,9 – uit de brand geholpen Tegen de ongehuwden nu en de weduwen zeg ik: het is ideaal voor hen indien zij zullen blijven zoals ik. Maar indien zij zich niet beheersen, laat hen trouwen. Want het is beter te trouwen dan te branden. 1 Korinthe 7 is niet direct een aanbeveling van het huwelijk. Integendeel, Paulus argumenteert juist om ongehuwd te blijven. Ook al weet hij dat zo’n keuze een charisma is,1Kor.7:7 die beheersing vergt. In het Grieks is ‘beheersen’ letterlijk ‘inhouden’. Zoals een sporter zich in alles inhoudt voor de wedstrijd. 1Kor.9:25 Is discipline niet de prijs voor elke prestatie? De keuze die Paulus voorhoudt is deze: óf ongehuwden en weduwen beheersen zich en blijven ongetrouwd óf men beheerst zich niet, maar dan zou men trouwen. Hier blijkt opnieuw dat seksuele gemeenschap (“één vlees zijn”) exclusief is bestemd voor het huwelijk. Sommige vertalingen leggen het “branden” uit als ‘branden van begeerte’. Maar dat staat er niet. ‘Branden’ duidt hier op een derde, verwoestende optie, namelijk hoererij (vergelijk Spreuken 6:27). Wie ‘brandt’ beheerst zich niet maar trouwt evenmin. Paulus’ boodschap aan ongehuwden is simpel. Beheerst men zich niet? Prima, trouw dan. Een wijs woord waarmee Paulus de Korintiërs destijds maar ook ons vandaag, uit de brand helpt. 150

1 Korinthe 7:10 – een God van trouw Aan degenen die getrouwd zijn, draag niet ik op, maar de Heer, dat een vrouw niet gescheiden zou worden van haar man. In vers 8 en 9 sprak Paulus de ongehuwden en weduwen aan. Nu richt hij zich tot degenen die getrouwd zijn. Hij spreekt nu ook niet (zoals in vers 7) vanuit zijn eigen ervaring en vanuit de gave die hij van God had ontvangen. Paulus beroept zich op de Heer, los van wat deze aan hem had geopenbaard. Een vrouw zou niet gescheiden worden van haar man. Inderdaad, dit had de Heer enkele decennia eerder op aarde onderwezen. Mat.19:5,6 Genesis 2:24 staat. Met als conclusie: “wat God samenvoegt onder één juk, scheidde de mens niet”. Het huwelijk duurt zolang beide partners leven (zie ook 1 Korinthe 7:39). De meeste vertalingen lezen het laatste zinsdeel in 1 Korinthe 7:10 als een opdracht aan de vrouw. Maar vanuit het origineel is de lezing: een vrouw zou niet gescheiden worden van haar man. Dus ongeacht wie het initiatief neemt, man of vrouw. Het huwelijk is niet gebaseerd op gevoelens, maar op trouw. Vandaar een ‘trouwerij’. Als de weerspiegeling van de God van trouw. “Ben ik ontrouw, Hij blijft immer dezelfde!” Jezus had zich daarbij beroepen op wat in 151

1 Korinthe 7:11 – de deur altijd open Maar als ze gescheiden wordt, laat haar ongehuwd blijven of verzoend worden met de man. En een man zou de vrouw niet verlaten. Het huwelijk is een universeel gegeven vanaf de schepping van Adam en Eva. Niettemin zijn er onderscheidingen en heeft elke tijd en ‘huishouding’ ook haar eigen accenten. Het onderwijs in de wet van Mozes is anders dan bij Paulus. Onder de wet was er bijvoorbeeld ruimte voor polygamie. Bij Paulus daarentegen is het altijd “één vrouw”, Tit.1:6 huwelijk overigens ook van oorsprong is bedoeld. zoals het Onder de wet van Mozes is het huwelijk een voorwaardelijk verbond. Dat is niet vreemd, want ook het oude verbond zelf was voorwaardelijk. Daarom kon het ook verleden tijd worden. Zo lezen we dat een man zijn vrouw (wanneer zij geen genade vond in zijn ogen) met een scheidbrief kon wegzenden. Deut.24:1 terugnemen. Deut.24:2,3 In dat geval mocht hij haar ook niet meer Bij Paulus is het heel anders. In zijn bediening regeren genade en verzoening. Paulus vergelijkt het huwelijk ook niet met een verbond dat kan worden verbroken, maar met de eenheid tussen hoofd en lichaam. Onverbrekelijk! Daarom is er altijd een weg terug. Ziedaar het woord van verzoening! 152

1 Korinthe 7:12 – trouw Maar tot de overigen zeg ik, niet de Heer, indien een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij bewilligt erin met hem te huizen, laat hij haar dan niet verlaten. Wat Paulus in het voorgaande vers schreef over verzoening is een typisch Paulinische waarheid. Speciaal aan hem toevertrouwd. Maar wat Paulus in vers 12 schrijft is een algemene waarheid. Het staat los van Paulus en stond al veel eerder vast. Een huwelijk is een levenslange verbintenis en wie dat aangaat zou dus niet het initiatief nemen om de ander te verlaten. Het spreekt voor zich dat Paulus geen voorstander is van het aangaan van een huwelijk met een ongelovige partner. Dat geeft heel veel gedoe. Later zal dat ook nog zijdelings aan de orde komen. Maar dat is hier niet de kwestie. Paulus heeft het niet over het aangaan van een huwelijk met een ongelovige, maar over een bestaand huwelijk waar enkel de man gelovig is geworden. Het zou zelfs kunnen dat de ongelovige vrouw dit haar gelovige echtgenoot verwijt. Hij is immers veranderd! Maar mocht de ongelovige vrouw ermee instemmen desondanks bij haar man te blijven, dan zou hij dit met beide handen aangrijpen. Want de gelovige gaat altijd voor trouw! 153

1 Korinthe 7:13,14 – geheiligd En indien een vrouw een ongelovige man heeft en deze bewilligt erin met haar te huizen, laat zij de man dan niet verlaten. Want de ongelovige man is geheiligd in de vrouw en de ongelovige vrouw in de broeder. Wat Paulus schreef over de man die zijn ongelovige vrouw niet zou verlaten, geldt natuurlijk net zo goed voor de vrouw die een ongelovige man heeft. Zeker, het kan enorm schuren wanneer in een relatie het allerbelangrijkste van het leven niet gedeeld kan worden. Maar dat is voor een gelovige nooit een reden om de huwelijksverbintenis daarom te beëindigen. Een gelovige wordt niet ontheiligd door zijn ongelovige huwelijkspartner. Nee, het is precies omgekeerd: de ongelovige partner is geheiligd door de gelovige partner. Dat is geen taak die op de gelovige rust. Nee, het is een gegeven feit waar men God dagelijks voor kan danken! Geheiligd wil zeggen: apart gezet. Ook al is de echtgenoot ongelovig, hij is in een bijzondere positie gesteld. Want hij bevindt zich in een huis waar Gods Goede Bericht klinkt. De levende God is ook zijn of haar Redder, of hij het nu gelooft of niet. Dat fundament is niet stuk te krijgen! 154

1 Korinthe 7:14 – heilige huisjes! Want de ongelovige man is geheiligd in de vrouw en de ongelovige vrouw in de broeder. Anders zouden immers de kinderen van jullie onrein zijn. Maar nu zijn zij heilig! Het huisgezin van de gelovige man of vrouw is heilig. Al is de partner ongelovig, dat verandert niets aan dit feit. De kinderen zijn niet verontreinigd door hun ongelovige vader of moeder. Nee, ze zijn juist rein en heilig vanwege die ene gelovige ouder. De kracht van het Evangelie is, dat de waarheid ervan volkomen onafhankelijk is van hoe mensen erop reageren. Ongeloof maakt het Evangelie niet minder Evangelie. Het is hoe dan ook een goed bericht voor iedereen! Let er op dat de kinderen niet hoeven te worden geheiligd. Het heiligen is hier geen taak die aan de gelovige ouder wordt opgedragen. Het is geen ‘proberen’. ‘Proberen’ is een typisch mensenwerk-woord waarin de mislukking al doorklinkt. Nee, de kinderen zijn heilig! Nu! Dat is hun identiteit en de gelovige heet gelovig, omdat hij of zij dat gelooft en daarop dus vertrouwt. Godsdienstige ijver probeert partner of kinderen in een richting te forceren. Het Evangelie daarentegen vertelt hen: geloof het of niet, maar God is jullie Redder!!! 155

1 Korinthe 7:15 – in vrede geroepen Maar indien de ongelovige scheidt, laat hem gescheiden worden. De broeder of zuster is in zulke gevallen niet als slaaf gebonden. In vrede heeft God jullie geroepen. Het Engelse spreekwoord zegt: ‘it takes two, to tango’. Dat geldt zeker ook voor het huwelijk. De gelovige kan dan wel op het standpunt staan bij de ongelovige huwelijkspartner te blijven, maar als de ongelovige daarover anders oordeelt, dan houdt het op. De broeder of zuster hoeft niet de strijd aan te gaan om vooral toch maar het huwelijk in stand te houden. Hoezeer de keuze van de ongelovige ook is te betreuren, de gelovige kan met een gerust geweten hem of haar laten gaan. De echtscheiding is niet de gelovige te verwijten. Het grote principe hierachter is deze waarheid: “in vrede heeft God jullie geroepen”. Geen vechtscheiding dus. Wanneer de ander per se niet wil blijven, laat hem of haar dan gaan. Ook daarin demonstreert de gelovige de sfeer waarin hij door God is geroepen. “In vrede”. Niet alleen maar geen conflict of ruzie met de ander door deze iets te willen afdwingen. Maar meer nog: door alle omstandigheden in vrede te aanvaarden. Want er is één God, Die alles een plaats geeft! 156

1 Korinthe 7:16 – vrede in de praktijk Want hoe weet jij vrouw, of jij de man zult redden? Of hoe weet jij man, of jij de vrouw zult redden? In vers 15 betoogde Paulus dat de broeder of zuster de ongelovige partner zou laten gaan, wanneer deze niet meer met hem of haar wil samenleven. Waarom zou de gelovige daar dan geen vrede mee kunnen hebben? Het is geen eigen keuze, het overkomt je. Een gelovige kan wel alles uit de kast halen om de ongelovige op andere gedachten te brengen, maar wie weet of je daarin daadwerkelijk zult slagen? Met ‘redden’ bedoelt Paulus hier kennelijk de ongelovige tot een gelovige maken. Of in elk geval hem of haar tot een gelovig standpunt over te halen, zodat deze niet langer de scheiding wil doorzetten. Dan zou ook de partner als echtgenoot/echtgenote gered zijn. Pogingen om van de ongelovige huwelijkspartner een gelovige te maken (= redden) zijn heilloos en in de praktijk een bron van onvrede. Het zorgt voor eindeloze discussies en conflicten met als nettoresultaat: verwijdering. Wie het Evangelie kent, weet dat God ook de Redder is van de ongelovige partner. En op Zijn tijd zal God hem of haar ook dit geloof toedelen. 1Kor.7:17 Dat besef is vrede! 157

1 Korinthe 7:17 – rust Maar zoals de Heer aan ieder toebedeelt, zoals God ieder heeft geroepen, laat ieder zo wandelen. En zó schrijf ik het voor in al de ekklesia’s. Wat we ook zijn of hebben, niets is van onszelf. Het is de Heer die toebedeelt. Dat geldt ook voor onze roeping. Zij die door God tevoren daartoe zijn gekend en voorbestemd, die roept Hij. Rom.8:30 die vandaag worden geroepen hebben de taak om als eerstelingen betrokken te zijn in Zijn werk. Aan hen is een bijzonder voorrecht maar ook een bijzondere verantwoordelijkheid toebedeeld. Wat betekent dat in de praktijk? Hoe zouden gelovigen wandelen? De algemene richtlijn die Paulus in zijn brieven altijd voorhoudt is dat gelovigen zouden wandelen zoals God hen heeft geroepen. Dat betekent uiteraard een wandel in overeenstemming met waartoe ze werden geroepen. Maar hier betekent het vooral dit: een wandel in overeenstemming met waarin ze werden geroepen. Culturele, maatschappelijke of sociale verschillen spelen geen enkele rol wanneer God een mens roept. Blijf daar dan ook gewoon in, en doe daar niet moeilijk over. Accepteer de plaats en rol die God je toebedeelt en beleef de vrede die deze aanvaarding geeft! God heeft een plan met elk schepsel, maar zij 158

1 Korinthe 7:18 – besnijdenis belangrijk? Was iemand besneden geroepen? Laat hij het niet verhelpen. Is iemand geroepen in ‘de voorhuid’? Laat hij zich niet besnijden. In dit gedeelte gaat het Paulus niet alleen over al of niet getrouwd zijn. Het principe van ‘blijven in de roeping waarin je werd geroepen’, reikt veel verder. Het is ook van toepassing op de godsdienstige achtergrond. Een deel van Paulus’ lezers in Korinthe was (zoals ook hijzelf) Joods en dus besneden. Geen punt, stelt Paulus. Doe geen moeite dit operatief ongedaan te maken. En omgekeerd: ben je niet Joods en dus onbesneden, doe ook geen moeite je alsnog te laten besnijden. Met deze aanwijzingen typeert Paulus zijn “Evangelie van de voorhuid”. Gal.2:7 De besnijdenis speelt in zijn boodschap totaal geen rol. Dit in tegenstelling tot “de twaalf” aan wie eerder “het Evangelie van de besnijdenis” was toevertrouwd. Toen Paulus in Jeruzalem kwam bleek dat ook de kritiek op hem te zijn, vanuit de grote kring van Messias-belijdende gelovigen. Hand.21:21 Paulus was in hun ogen een ‘heidense’ apostel, die voorbijging aan de speciale positie van Israël en de wet die hen was toevertrouwd. Tot op zekere hoogte nog terecht ook. Tot op vandaag geldt Paulus’ unieke boodschap als struikelblok … 159

1 Korinthe 7:19 – Gods voorschriften voor nu Besnijdenis is niets en voorhuid is niets, maar wel het bewaren van Gods voorschriften. Paulus was geen tegenstander van de besnijdenis. Zo liet hij ooit ter wille van de Joden, zijn medewerker Timoteüs besnijden. Hand.16:3 voorrechten die aan de besnijdenis verbonden zijn. Rom.3:1,2 Paulus was zich ook bewust van de vele (!) En toch … in de bediening die aan hem was toevertrouwd speelt al of niet besneden zijn, geen enkele rol. Paulus is de apostel van de natiën. Zijn bediening heeft van doen met de tijdelijke onderbreking van Gods handelen met Israël, Rom.11:11-15 gedurende deze pauze te richten tot de natiën. Zonder onderscheid. Rituelen, inclusief de besnijdenis, zijn tijdens dit intermezzo op Gods programma volstrekt onbelangrijk. In deze tijd en in ‘de huishouding’ waarvan Paulus de beheerder is, Ef.3:2 behoort de besnijdenis niet tot Gods voorschriften. Dat was in het verleden voor Israël wel anders. Sterker: de besnijdenis gold als eerste van de voorschriften en als teken van Gods verbond met Israël. Hoe belangrijk daarom, om de Schriften met onderscheid te lezen! Al de Schrift is voor ons, maar niet al de Schrift is gericht aan ons. Vandaag zijn we aangewezen op het geweldige onderwijs van de apostel Paulus! om zich 160

1 Korinthe 7:20,21 – vechten of accepteren? Laat ieder in de roeping blijven waarin hij werd geroepen. Werd je als slaaf geroepen? Laat het je niet deren. Maar indien je ook vrij kunt worden, gebruik het des te meer. Paulus is een voorstander van rust en vrede in de wandel. Zin niet op ambities die boven je vermogen liggen. Vergelijk jezelf ook niet met anderen en probeer evenmin te zijn zoals zij. Ieder heeft zijn eigen bekwaamheden en beperkingen. Wees liever tevreden met de positie waarin God je heeft geplaatst. Slavernij als maatschappelijk fenomeen kennen wij in onze dagen binnen de westerse wereld niet meer. Een slaaf had trouwens niet per definitie een slecht bestaan, zoals het tegenwoordig vaak wordt voorgesteld. Maar inderdaad, je bent als slaaf wel een lijfeigene van een ander en in de meeste gevallen niet door eigen keuze in die positie terecht gekomen. Paulus zegt: “laat het je niet deren”. Alles wat je in het leven overkomt en niet kunt veranderen, accepteer dat. Mocht de gelegenheid zich aandienen om vrij te komen, pak het met beide handen aan. Maar zo niet, heb vrede met je positie. Want reken maar dat als God jou die plaats toewijst, Hij dat niet voor niets doet! 161

1 Korinthe 7:22 – slaaf of vrije? Want de slaaf die in de Heer geroepen wordt is een vrijgelatene van de Heer. Evenzo is hij die als vrije geroepen wordt, een slaaf van Christus. Een slaaf had geen maatschappelijk aanzien. Je was het bezit van een ander. Een lijfeigene. Toch relativeert Paulus dit en zet het af tegen de vrijheid waarin iemand komt, zodra hij geroepen wordt in de Heer. Al is hij slaaf, in geestelijk opzicht is hij vrij! Want hij kent hoop, vrede en vreugde! Echte vrijheid zit van binnen. Omgekeerd is een ‘vrije’, dat wil zeggen: iemand die niet in een slavenpositie verkeert, zodra hij wordt geroepen in de Heer, een “slaaf van Christus”. Paulus stelt zich vaak zo voor in zijn brieven. Rom.1:1; Tit.1:1 Zeggen dat Christus je Heer is, is niet anders dan te zeggen: ik ben niet van mezelf, maar zijn eigendom! Hij heeft alles over mij te zeggen en ik ben ook volledig voor zijn rekening. Wat maakt het uit voor wie geroepen is in de Heer, of hij een slaaf of een vrije is? Hoe relatief is dat! Voor wie geroepen is, is in elke maatschappelijke status eer gelegen. Want de roeping waarmee Hij ons roept, dát geeft waardigheid aan ons bestaan! 162

1 Korinthe 7:23 – duur gekocht! (2) Jullie werden duur gekocht, word geen slaaf van mensen. De waarde van mijn bestaan wordt niet bepaald door wat anderen van mij vinden. En evenmin door hoe ik over mijzelf denk. Mijn waarde is bepaald in de prijs die voor mij werd betaald. Jezus Christus stierf voor mij … gespijkerd aan het hout. Zoveel had hij over om mij het Leven te geven, dat drie dagen later aan het licht zou worden gebracht. Inderdaad, “duur gekocht”! Het feit dat ik door hem gekocht ben, betekent dat ik dus niet meer van mijzelf ben. Ik ben zijn eigendom. Je zou dat ultieme slavernij kunnen noemen, 1Kor.7:22 maar tegelijkertijd is het de opperste vorm van vrijheid. Want hij kocht mij vrij zodat ik niet langer een slaaf van zonde of van dood zou zijn. Maar ook: geen slaaf van mensen. Als ik het eigendom ben van de Heer, heeft geen mens het recht mij in die dienst te beletten. Geen overheid maar ook geen religieuze instelling. Bind je nooit aan een organisatie die je belet om naar zijn Woord te wandelen. En laat niets je hinderen om van de losprijs te getuigen die betaald werd om heel het mensdom vrij te kopen! 1Tim.2:6 163

1 Korinthe 7:24 – geen ruis maar rust! Laat een ieder daarin blijven bij God broeders, waarin hij werd geroepen. Bovenstaande woorden vormen de eindconclusie van een betoog dat Paulus zorgvuldig opbouwde. De zin lijkt inhoudelijk en zelfs qua formulering als twee druppels water op vers 20 en in iets mindere mate ook op wat hij in vers 17 schrijft. Zo wordt overduidelijk wat Paulus met zijn betoog voor ogen staat. Hij benadrukt het aanvaarden van de positie en toestand waarin men was, toen men geroepen werd. Zowel wat betreft de burgelijke status, de religieus-etnische achtergrond, maar ook de maatschappelijke positie. Getrouwd of ongetrouwd. Joods of niet Joods. En een carrière als slaaf dan wel als vrije. Genoemde verschillen zouden geen reden moeten zijn om zich over te bekommeren. Voor Paulus doen ze niet ter zake en al te veel aandacht daarvoor zou daarom slechts afleiden van waar het werkelijk om gaat: een onverdeeld hart voor de Heer. 1Kor.7:35 Het is niet zozeer verandering van status op zichzelf, dat aan deze oriëntatie afbreuk doet, 1Kor.7:21 het streven ernaar. maar wel Waar het Paulus om gaat is dat een ieder zou “blijven bij God”. Dat is voor hem de ideale constante in het leven van de broeders (inclusief zusters). Geen ruis maar rust! 164

1 Korinthe 7:25 – de waarde van Paulus’ mening Omtrent de maagdelijken nu, heb ik geen bevel van de Heer. Maar ik geef mijn mening als iemand die ontferming van de Heer verkregen heeft om betrouwbaar te zijn. Nog steeds heeft Paulus het over onderwerpen rondom het huwelijk, waarover de Korintiërs hem hadden aangeschreven. 1Kor.7:1 Maar vanaf hier schrijft hij specifiek over hen die nog maagdelijk zijn. Het woord ‘maagdelijk’ of ‘maagd’ (Grieks: parthenos) heeft meestal betrekking op een vrouw maar dat hoeft niet. In Openbaring 14:4 is sprake van 144.000 mannelijke maagden. De term slaat op wie nog ongehuwd is of strikter: op wie nog geen seksuele gemeenschap heeft gehad. 2Kor.11:2 Paulus’ woorden berusten niet op wat de Heer eerder zou hebben bevolen. Wat Paulus geeft is zijn mening. Maar dan wel als iemand over wie de Heer zich had ontfermd. In 1 Timoteüs 1:13 getuigt hij dat, hoewel hij vroeger een lasteraar en vervolger was, hem ontferming is bewezen. De genade van de Heer had hem overweldigd, 1Tim.1:14 en hem in de bediening gesteld om betrouwbaar te zijn. 1Tim.1:12 Het woord voor ‘betrouwbaar’ heeft dezelfde stam als ‘geloof’ of ‘vertrouwen’. De Heer had zijn Woord toevertrouwd en Paulus heeft dit vervolgens ook getrouw doorgegeven. Mondeling maar ook zwart op wit. Voluit betrouwbaar! 165

1 Korinthe 7:26 – de bestaande nood Ik acht dan dit goed te zijn, vanwege de bestaande nood, dat het goed is voor een mens zó te zijn. Al eerder brak Paulus een lans voor de ongehuwde staat, 1Kor.7:8 en hier herhaalt hij dat standpunt. Om dat in de navolgende verzen ook uit te leggen. Hier vat hij het samen onder het motief “vanwege de bestaande nood”. In vers 29 schrijft hij: “de gelegenheid is beperkt” en in vers 31: “de vorm van deze wereld is aan het voorbijgaan”. Waar doelt Paulus met die woorden op? Eén antwoord is dat Paulus met “de bestaande nood” doelt op ons korte aardse bestaan in het algemeen. Willen we de Heer daarin onverdeeld dienen, dan is de ongehuwde staat in Paulus’ beleving ideaal. Men zou óók kunnen opperen dat Paulus doelt op de eventuele terugkeer van de Heer. In de prediking van “de twaalf” was dat zelfs het wenkende perspectief. Israël zou zich bekeren waarna de Heer zou terugkeren. Hand.1:6; 3:19-21 Maar dat gebeurde niet. Paulus’ bediening was een laatste waarschuwing aan Israël. Hand.13:40,41; 22:18 De deur stond tot Handelingen 28 nog op een kier. Paulus rekende niet meer op, maar nog wel met een terugkeer van de Heer in die dagen. Rom.13:11 166

1 Korinthe 7:27,28 – vrijgezel, verloofd, getrouwd Ben je verbonden aan een vrouw? Zoek geen ontbinding. Ben je ontbonden van een vrouw? Zoek geen vrouw. Maar ook als je zou trouwen, zondig je niet, en als de maagd zou trouwen, zondigt zij niet. Vanaf vers 25 spreekt Paulus over de maagdelijken: zij die (nog) ongehuwd zijn. Daarbij onderscheidt hij hen die verloofd (“verbonden aan een vrouw”) zijn, en hen die “ontbonden van een vrouw” zijn. Niet-verloofd dus. Het gaat hier beslist niet over echtscheiding, dat onderwerp had hij al eerder afgerond. Paulus gebruikt hier bovendien een ander werkwoord dan in vers 10-13 (scheiden, verlaten). Paulus bracht al eerder naar voren een voorstander te zijn van ongetrouwd blijven, mits men uiteraard daarvoor begenadigd is. 1Kor.7:7 Maar hoewel hij voor de ongehuwde staat een warm pleidooi voert, is hij daarin niet star. Hij vindt niet dat jonge mensen hun verkering of verloving zouden moeten uitmaken. Hij zegt wel tegen de jonge mannen: “zoek geen vrouw”. Naar een vrouw zoeken is natuurlijk nog wat anders dan tegen een vrouw (of man) ‘aanlopen’. Maar hoe dan ook: ongetrouwd blijven is niet voor iedereen weggelegd. En Paulus stelt gerust: je mist niet je doel (= zondigen) door te trouwen. Want ook daarin kan God rijkelijk zegenen! 167

1 Korinthe 7:28 – vrijgezel? Maar ook als je zou trouwen, zondig je niet, en als de maagd zou trouwen, zondigt zij niet. Maar zij zullen verdrukking voor het vlees hebben, die ik jullie wil besparen. 1 Korinthe 7 gaat over het huwelijk, maar het hoofdstuk is bepaald geen aanbeveling om te trouwen. Paulus’ motto is: wie trouwt doet goed, wie niet trouwt doet beter. Het is voor Paulus geen kwestie van goed óf kwaad maar van goed én beter. Met andere woorden: besef wat je doet als je trouwt en wat de consequenties daarvan zijn. Wie trouwt zal “verdrukking voor het vlees hebben”. Het spreekwoord zegt: ‘wie trouwt halveert zijn rechten en verdubbelt zijn plichten’. Weinigen zullen zich op de dag van de bruiloft daarvan bewust zijn. En wie onderkent de moeiten die onvermijdelijk zullen komen? Of de beslommeringen die eigen zijn aan het huwelijks- en gezinsleven? De zorg voor elkaar kan zwaar drukken. In fysiek opzicht maar ook financieel, mentaal en relationeel. Paulus legt niemand een last op maar waarschuwt wel. Wie niet trouwt bespaart zichzelf veel ‘verdrukking’. Voor Paulus is de ongetrouwde geen incompleet mens. Of zielig. En onverstandig evenmin. Paulus spreekt uit eigen ervaring. En zo steekt hij gelovige vrijgezellen een hart onder de riem! 168

1 Korinthe 7:29 – getrouwd als niet-getrouwd Dit echter zeg ik nadrukkelijk broeders: de gelegenheid is beperkt. Voor het overige: dat ook zij die vrouwen hebben, zouden zijn als niet hebbend. Nu komt Paulus tot zijn diepere motivatie. Waarom moedigt Paulus de ongetrouwde staat aan? Hij vat het hier samen: “de gelegenheid is beperkt”. Vaak weergegeven als: de tijd is kort. Zoals eerder besproken, 1Kor.7:26 zou hij daarbij kunnen doelen op de terugkeer van de Heer, waarmee Paulus in de Handelingen-tijd nog rekening hield. Een argument dat in onze dagen opnieuw actueel wordt. Want over enkele jaren passeren we de mijlpaal van twee millennia sinds Christus’ hemelvaart. Dat zijn de “twee dagen” waarover Hosea 6:1-3 profeteerde en waarvan Petrus zei: “één dag is voor de Heer als duizend jaar”. 2Pet.3:8 Ook wanneer deze termijn van “twee dagen” een afgerond getal zou zijn, dan nóg is de tijd, hoe dan ook, nabij. We hebben daarom alle reden de pinnen van onze tenten niet al te diep in de aarde te slaan. Dat geldt ook voor getrouwde mensen. Paulus bedoelt: het huwelijk is maar tijdelijk en je partner is geen blijvend bezit. Dat klinkt misschien laatdunkend, en toch is het dat niet. Het wil wél zeggen: wat blijvend is, heeft topprioriteit! 169

1 Korinthe 7:30,31 – relativeren En die huilen als niet huilend, en die blij zijn als niet blij zijnd, en die kopen als niet vasthoudend, en die de wereld gebruiken als niet misbruikend. Want de vorm van deze wereld is aan het voorbijgaan. Ons verblijf in de wereld is als een zandloper. We zijn hier voorbijgangers, dat wil zeggen: bezig voorbij te gaan. Deze waarheid geldt in het algemeen voor vergankelijke mensen. En in het licht van het naderend einde van de aeon, des te sterker! Voor wie afstand neemt, wordt alles kleiner. En wie afstand neemt in de tijd en terugblikt, ziet alles vluchtig aan zich voorbijgaan. Dat is de positie die Paulus hier inneemt. Terwijl hij nog op aarde is, kijkt hij naar het dagelijkse bestaan als terugblikkend. Hoe anders zal onze taxatie van het heden zijn, wanneer we eenmaal onvergankelijk zijn? De tranen om verdrietige dingen zijn dan opgedroogd. En de lach om tijdelijke pleziertjes zal zijn verstomd. En over de aankopen waarin we helemaal opgingen zullen we slechts meewarig glimlachen. Niets leert onze emoties en activiteiten zó te relativeren, als wanneer we vanuit de toekomst kijken naar het heden. Die instelling maakt ons niet tot dromers maar juist heel nuchter en stabiel! 170

1 Korinthe 7:32,33 – een blok aan het been Nu wil ik dat jullie onbezorgd zijn. De ongehuwde is bezorgd over de dingen van de Heer, hoe hij de Heer zou behagen. Maar die trouwt, is bezorgd om de dingen van de wereld, hoe hij de vrouw zou behagen, en hij is verdeeld. Paulus is een groot voorstander van een onbezorgd leven. En dát pleit ervoor om ongehuwd te blijven. We moeten bedenken dat Paulus’ pleidooi over gelovige vrijgezellen gaat. In de wereld wordt het vrijgezellenbestaan ook aanbevolen, maar dan met het motief om seksueel losbandig te kunnen leven. Een ander woord voor hoererij. 1Kor.7:2 Maar Paulus’ motief is dat de vrijgezel zich volledig kan richten op de Heer en om Hem te behagen. Zonder zorg voor anderen. Wie als man trouwt heeft de plicht op zich genomen om zijn vrouw te onderhouden, haar te behagen, haar lief te hebben en zorg voor haar te dragen. Dat mag zij ook van hem verwachten. En mochten er kinderen komen, dan komt daar nog eens de zorg voor hen bij. Een onmogelijke combinatie voor iemand als Paulus, die 100% voor het Evangelie ging. Wie huwt neemt vrijwillig veel aardse zorgen op zich. Niets mis mee, maar wees je daarvan tevoren heel goed bewust. 171

1 Korinthe 7:34,35 – zonder afleiding En zowel de ongehuwde vrouw als de maagd is bezorgd om de dingen van de Heer, opdat zij heilig zou zijn naar het lichaam en naar de geest. Maar die trouwt is bezorgd om de dingen van de wereld, hoe zij de man zou behagen. Dit nu zeg ik met het oog op jullie eigen nut, niet opdat ik jullie een strik zou opwerpen. Maar met het oog op de betamelijkheid en de loyaliteit aan de Heer, zonder afleiding. Wat gezegd was over de gelovige vrijgezelle man, geldt min of meer ook voor de ongehuwde vrouw of maagd. Zij kan zich naar lichaam en geest geheel toewijden aan de Heer. Zonder te worden afgeleid door zorg voor een man of voor kinderen. Paulus benadrukt opnieuw dat hij deze instructies niet geeft om zijn lezers te belasten. 1Kor.7:28 Integendeel, hij schrijft het juist omdat hij hen een onbezorgd bestaan toewenst. Wie Paulus onbevooroordeeld leest, zal moeten toegeven dat wat hij schrijft, volkomen redelijk is. Het zijn meestal gevoelens die ons hinderen om dat toe te geven. Paulus wist waarover hij het had. Hij kende uit ervaring het enorme voordeel om onverdeeld en ongehinderd te gaan voor de dienst aan de Heer. 172

1 Korinthe 7:36-38 – uithuwelijken Indien iemand veronderstelt onfatsoenlijk te zijn jegens zijn maagd (in het geval dat zij over haar hoogtepunt heen is) en verschuldigd is het zo te laten geschieden, laat hem doen wat hij wil. Hij zondigt niet. Laten zij trouwen. Maar wie in zijn hart bestendigd staat, geen noodzaak heeft maar autoriteit heeft omtrent de eigen wil en dit heeft besloten in zijn eigen hart -zijn maagd te bewaren-, hij zal wèl doen. Dus ook wie zijn maagd uithuwelijkt doet wèl en wie haar niet uithuwelijkt doet beter. Dit zijn de lastigste verzen van dit hoofdstuk. Kennelijk richt Paulus zich tot de vader van een jonge dochter (“zijn maagd”) die voorbij de puberteit (“haar hoogtepunt”) is. Als zij verloofd is, is hij verschuldigd zijn dochter uit te huwelijken. Prima, zegt Paulus, “laten ze trouwen”. Maar in het geval de vader niet genoodzaakt wordt door de beide verloofden en hij voldoende overwicht heeft over “de eigen wil” van zijn dochter, kan hij besluiten haar niet uit te huwelijken. Paulus noemt de eerste optie (uithuwelijken) goed, maar de tweede nog beter. De achtergrond is dat uithuwelijken een zaak is van de vader. Want hij draagt de zorg voor zijn dochter over aan de bruidegom. 173

1 Korinthe 7:39 – mits in de Heer Een vrouw is [wettig] gebonden zolang haar man leeft. Maar in het geval dat de man ontslaapt, is zij vrij om getrouwd te worden met wie zij wil. Mits in de Heer. Het huwelijk is een verbintenis voor het leven, “tot de dood scheidt”. Iedereen weet dat, al nemen slechts weinigen dat nog serieus. Men blijft bij elkaar zolang men wat ‘voor elkaar voelt’, zoals dat heet. Met zo’n wankele basis hoeft het niet te verbazen dat menig huwelijk eindigt in echtscheiding. Velen besluiten daarom maar helemaal niet te trouwen en vrijblijvend te gaan samenwonen. In het Bijbels onderwijs is het huwelijk nooit gebaseerd op gevoel maar op trouw. Zoals God trouw is. Mocht er toch gescheiden worden, dan zou de gelovige partner ongetrouwd blijven om altijd de deur open te houden voor verzoening. 1Kor.7:11 Uiteraard is een weduwe of weduwnaar geheel vrij om te trouwen met wie hij of zij wil. “Mits in de Heer”, voegt Paulus er aan toe. Dat wil zeggen: beide partners zouden zich schikken in de Heer. Anders vorm je “een ongelijk juk”, zoals dat elders heet. 2Kor.6:14 Dat is niet aan te bevelen: voor beide partners knelt zo’n relatie. Samen de Heer dienen, dat is het ideaal! 174

1 Korinthe 7:40 – geïnspireerd Maar zij is naar mijn mening, gelukkiger in het geval zij zó zou blijven. Ik nu, meen ook geest van God te hebben. Na het overlijden van haar man is een vrouw uiteraard vrij om een andere man te trouwen. Maar ook dán blijft Paulus erbij, dat de vrouw gelukkiger is als zij verkiest ongetrouwd te blijven. Dat is Paulus’ algemene insteek, maar beslist niet bedoeld als wet van Meden en Perzen. Zo schrijft hij aan Timoteüs dat jonge weduwen er juist goed aan doen om te trouwen en kinderen te krijgen. 1Kor.5:14 achtergrond dat jonge weduwen het gevaar liepen door gebrek aan bezigheid zich ledig te houden met allerlei ijdele zaken. 1Kor.5:13 Altijd zouden we bedenken dat Paulus geen heerschappij voert over het geloof van anderen, maar een medewerker is aan hun blijdschap. 2Kor.1:24 Vrijheid, blijheid! “Ik nu, meen ook geest van God te hebben”, is Paulus’ afsluitende opmerking na de diverse vragen over het huwelijk te hebben behandeld. Paulus’ mening is maar geen slag in de lucht of één van de vele meningen. Nee, als (laatste) apostel, geroepen door Christus Jezus zelf, zijn zijn woorden geïnspireerd, dat wil zeggen: ingegeven door geest van God. Dat schreef hij tegen de 175

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 8 177

1 Korinthe 8:1 – opblazen of opbouwen? Omtrent de afgodenoffers nu: ‘wij weten dat wij allen kennis hebben’. De kennis blaast op maar de liefde bouwt op. Paulus was aangeschreven over diverse onderwerpen. In hoofdstuk 7 behandelde hij diverse vragen met betrekking tot het huwelijk. Vanaf dit vers snijdt hij het onderwerp van afgodenoffers aan. Een actuele kwestie in Korinthe. Daarover waren vragen en ook conflicten gerezen. “Wij weten dat wij allen kennis hebben” was een leuze die in de ekklesia te Korinthe gehoord werd. Zoals we eerder ook al leuzen tegenkwamen. 1Kor.6:12,13,18 De pretentie dat allen kennis bezaten, maakte het voor Paulus lastig om zijn lezers te corrigeren. Ze wisten immers alles al. Dacht men. Voordat Paulus deze pretentie gaat tegenspreken, 1Kor.8:7 begint hij de waarde van hun kennis te relativeren. Hoe waardevol kennis ook is, zonder liefde blaast het slechts op. Het doet zaken groot lijken, maar het is bluf. Eerder schreef de apostel over de werking van zuurdeeg. 1Kor.5:2,6 Ook dat blaast op. Het produceert volume maar het heeft geen gewicht. Wie zich laat voorstaan op kennis maakt zichzelf groter ten koste van de ander. Dat is precies het tegenovergestelde van wat liefde doet. Liefde blaast niet op maar het bouwt op. Niet zichzelf maar de ander. 179

1 Korinthe 8:2,3 – ware kennis Indien iemand meent iets te weten, dan weet hij nog niet zoals men moet weten. Maar indien iemand de God liefheeft, dan is hij door Hem gekend. De waarde van kennis wordt door Paulus zeker niet gebagatelliseerd. Hoe vaak deed Paulus al geen beroep op de kennis van de Korintiërs? “Weten jullie niet dat …?”. Maar ware wetenschap is wel altijd bescheiden. Het maakt je namelijk óók bewust van wat je allemaal nog niet weet. Dat maakt ook nieuwsgierig. Deze houding is het tegenovergestelde van de arrogantie waarbij de eigen kennis wordt opgeblazen en wordt afgezet tegen de onkunde van anderen. Een ander kenmerk van ware kennis is dat het de ene God doet liefhebben. Het woord ‘kennen’ betekent in de Schrift dan ook ‘gemeenschap’. “Adam (be)kende zijn vrouw en zij werd zwanger”. Ware kennis is nooit louter intellectueel, het is liefde, bovenal voor God. De zin in vers 3 heeft een merkwaardige wending. Men zou zoiets verwachten als: wie God liefheeft … die kent Hem echt. Maar er staat: wie God liefheeft … is door God gekend. De hoogste kennis is de kennis die God Zelf heeft. Het feit dat de ene God mij kent (en dus liefheeft), dát maakt dat ik Hem liefheb. 180

1 Korinthe 8:4 – één of géén GOD Aangaande dan het eten van de afgodenoffers: wij weten dat er geen afgod in de wereld is en dat er geen andere God is dan Eén. Zoals in vers 1 reeds vermeld: het onderwerp is het eten van afgodenoffers. Paulus begint met de basis-statement dat er geen afgod in de wereld is. Het kenmerk van een afgod is dat deze gemaakt is door een mens. Hetzij als een abstract denkbeeld dan wel als een concreet en tastbaar beeld. Maar altijd als een constructie door de mens zelf ontworpen. Een afgod is een “maaksel van mensenhanden”. Ps.115:4 Haaks daarop staat de waarheid dat de mens een creatie is van God. Geen gegeven in heel de Schrift is zó fundamenteel als “dat er geen andere God is dan Eén”. ‘Eén’ is daarbij niet zozeer een kwantitatief als wel een kwalitatief gegeven. Slechts bij één God kan God daadwerkelijk GOD zijn. Honderd of tien of drie en zelfs twee goden, zouden hun macht met elkaar moeten delen. Wat de ene god besluit, zou de andere god weer ongedaan kunnen maken. Zo niet bij één GOD. Slechts één GOD is absoluut. Iemand Die alles en iedereen beschikt en bij Wie nooit iets mis kán gaan! 181

1 Korinthe 8:5,6 – vele ‘goden’ en toch één GOD Want ook al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde, zoals er vele goden en vele heren inderdaad zijn, voor ons nochtans is er één God … Afgoden (1 Korinthe 8:4) zijn creaties van mensen. Dat neemt niet weg dat de Schrift het bestaan van ‘goden’ erkent. Het woord ‘god’ betekent (vanuit het Hebreeuws en het Grieks) ‘onderschikker’ en ‘plaatser’. Een machtig wezen dat beschikt, toewijst en stuurt, hetzij in de hemel boven of op de aarde beneden. Bijvoorbeeld koningen en rechters worden bij gelegenheid ‘goden’ en ‘heren’ genoemd. Vandaar dat “de GOD” met recht ook “de God der goden” wordt genoemd. Paulus zegt: er zijn vele ‘goden’ en vele ‘heren’. Maar let op de aanhalingstekens. Het is slechts ‘zogenaamd’. Hoewel tot op zekere hoogte ‘goden’ en ‘heren’ een realiteit zijn, voor wie de echte verhoudingen kent, telt er maar “één GOD”. Want al die ‘goden’ en ‘heren’ met hun macht en bevoegdheden, zijn, als het er op aankomt, niet meer dan pionnetjes van de Ene GOD. Hij alleen is Degene, Die al deze ‘goden’ en ‘heren’ op Zijn beurt, elk een plek geeft: tot hiertoe en geen millimeter verder. Dus is er toch maar één GOD. 182

1 Korinthe 8:6 – één GOD, de Vader … voor ons nochtans is er één God, de Vader … Geen belijdenis in de Schrift is zó fundamenteel als de erkenning van “één GOD”. Tegen Israël werd gezegd dat men dit de kinderen zou inprenten en altijd daarvan zou spreken. Deut.6:4-9 Het zogenaamde ‘sjema Israël’ – hoor Israël! Het zou een teken zijn op de hand en een voorhoofdsband tussen de ogen. Men zou het schrijven op de deurposten van het huis en in de poorten. Later herhaalt Jezus het ‘sjema Israël’ als antwoord aan een schriftgeleerde. Mar.12:30 Het ‘sjema Israël’ is het eerste gebod van alle geboden. En de schriftgeleerde bevestigde Jezus antwoord met: “Meester, naar waarheid hebt u gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is dan Hij.” “Geen ander dan Hij”, volgens Jezus zelf. Hoort u het goed? “Hij”, dat is enkelvoud, één iemand, één persoon. “Eén GOD, de Vader”. Het zijn slechts vier woorden maar ze zijn zo helder als glas. Geen mysterie. Niet “één wezen, drie personen” zoals de leer van de drie-eenheid beweert. Dat is een rookgordijn van woorden en bovendien terminologie die in de Schrift onbekend is. Ook geen “God de Zoon” zoals de genoemde leer Paulus tegenspreekt. Nee, “één GOD, de Vader”! 183

1 Korinthe 8:6 – Bron & Kanaal … voor ons nochtans is er één God, de Vader, vanuit Wie het al is en wij tot Hem. En één Heer, Jezus Christus, door wie het al is en wij door hem. Feilloos brengt Paulus hier onder woorden hoe de verhouding is tussen “één GOD, de Vader” en “één Heer, Jezus Christus”. Dat doet Paulus door gebruikmaking van drie verschillende voorzetsels: ‘vanuit’, ‘tot’ en ‘door’. De ene GOD is degene “vanuit Wie alles is en wij tot Hem”. En de ene Heer is degene “door wie alles is”. God de Vader is de Bron en het Doel. Jezus Christus is Gods Kanaal en Instrument. God sprak en dóór Zijn Woord bracht Hij alle dingen voort. Joh.1:1-3 Hij sprak en het was er. Het is datzelfde “Woord” (logos) dat later vlees werd, schrijft Johannes en onder ons heeft gewoond. Joh.1:14 Dat is Jezus Christus: het vleesgeworden Woord van God. God is de Onzienlijke en Jezus Christus is Gods Beeld of Ikoon. Kol.1:15 Dóór hem zien wij God. En Paulus schrijft in 1 Timoteüs 2:5: “er is één God en één Middelaar van God en mensen, de mens Christus Jezus”. Dóór hem komt God tot ons. En dóór hem gaan wij ook tot God! 184

1 Korinthe 8:7 – de gewoonte van de afgod Maar niet in allen is die kennis. Want sommigen die nog in de gewoonte van de afgod zijn, eten ervan als afgodenoffer en hun geweten dat zwak is wordt er door bezoedeld. Eerder citeerde Paulus de leuze in Korinthe “wij weten dat wij allen kennis hebben”. 1Kor.8:1 Maar is dat ook zo? Zeker, de kennis dat er “één God, de Vader” is, behoort tot het ABC van Paulus’ onderwijs. Maar kennis en kennis is twee. Stel, een Korintiër had zich recentelijk van de afgoden tot de ene God gekeerd (vergelijk 1 Tessalonika 1:10). Betekent dat, dat hij meteen ook los is van “de gewoonte van de afgod”? Nee, want gewoonten en ideeën waarmee je bent opgevoed en die je hele leven volstrekt vanzelfsprekend waren, daarvan ben je niet één-twee-drie los. Al het vlees dat in de Korinthische vleeshal te koop was, 1Kor.10:25 was eerst aan de afgoden geofferd. Iemand met deze achtergrond associeert vlees automatisch met afgoden. Met een dergelijk verleden ben je op zo’n punt kwetsbaar en zwak. Wat voor een ander onschuldige vleesconsumptie is, bezoedelt jouw geweten. Het nieuwe inzicht dat er geen afgoden in de wereld zijn, heeft tijd nodig om te bezinken. 1Kor.8:4 Liefde gunt de ander die tijd ook. 185

1 Korinthe 8:8,9 – voeding als struikelblok Nu zal voeding ons geen standplaats geven bij God: als wij niet eten zijn we niet minder en als we wel eten zijn we niet meer. Maar kijk uit, dat dit recht van jullie niet op de een of andere manier een aanstoot zou worden voor de zwakken. Het gezegde luidt: ‘een mens is wat hij eet’. Eten is noodzaak, we kunnen niet zonder. Maar wát een mens op z’n bord heeft, doet in Paulus’ Evangelie niet ter zake. Het verleent ons geen positie bij God. In de context van 1 Korinthe 8: wie geen vlees eet omdat het afgodisch zou zijn, is niet minder dan degene die niet rekent met afgoden en om die reden wèl vlees eet. Paulus richt zich hier in het bijzonder tot de vleeseters. Tussen de regels door laat Paulus duidelijk blijken dat zij een ‘sterk’ standpunt innamen en inhoudelijk gelijk hadden. Want zij rekenden niet met afgoden. Maar … een ‘sterk’ standpunt innemen, geeft nog geen recht om de ‘zwakken’ te laten struikelen. Dan word je met je kennis en je gelijk (!) een struikelblok voor de ‘zwakke’. Je rekent niet met afgoden, maar je rekent ook niet met je broeders. Dat is opgeblazen kennis. Liefdeloos dus. 186

1 Korinthe 8:10,11 – omkomen in kennis … Want indien iemand u, die kennis hebt, u ziet aanliggen in een afgodentempel, zal dan zijn zwak geweten niet opgebouwd worden tot het eten van afgodenoffers? Dan gaat immers de zwakke verloren in uw kennis, de broeder om wie Christus stierf. De situatie die Paulus hier beschrijft is een typisch voorbeeld van opgeblazen kennis. 1Kor.8:1 afgod in de wereld is, 1Kor.8:4 Iemand die weet dat er geen zou kunnen redeneren dat hij in de afgodentempel kan aanliggen en kan eten van het vlees dat daar op het altaar ligt. Maar dat is puur provocatie en dient alleen om de eigen kennis te etaleren. En de ‘zwakke’ die nog niet los is van “de gewoonte van de afgod” kan het een reden geven om weer terug te keren in de afgoderij. 1Kor.8:7 Dan gaat de ‘zwakke’ verloren, dat wil zeggen: hij verliest zich weer in de afgoderij. Hoe triest als een ander in mijn kennis omkomt. Nota bene een broeder om wie Christus stierf. Christus stierf voor alle mensen, 2Kor.5:15 en iedereen zal tot hartelijke erkenning van Hem komen. Maar “broeders” zijn zij, die hem nu reeds als Heer erkennen. Wat zonde als zulke mensen alsnog de weg kwijtraken. Door mijn zogenaamde kennis nog wel … 187

1 Korinthe 8:12,13 – ergernis of verstrikken? Door nu zó te zondigen tegen de broeders en hun zwakke geweten te slaan, zondigen jullie tegen Christus. Daarom, als voeding mijn broeder verstrikt, dan zou ik geen vlees meer eten tot in de aeon, om mijn broeder niet te verstrikken. Het probleem is hier niet dat een broeder geërgerd wordt. Veel vertalingen gebruiken dat woord hier, maar ten onrechte. Het gaat niet om ergernis of boosheid die zou ontstaan wanneer ik vlees zou eten dat aan de afgoden is geofferd. Nee, waar Paulus voor waarschuwt is dat mijn opstelling een broeder zou verstrikken. Dat wil zeggen: mijn gedrag vormt de aanleiding dat hij een verkeerde conclusie trekt en daardoor ten val komt. Zou dat geen kwalijke zaak zijn? Dat is het eten van vlees toch niet waard? Wanneer mijn opstelling maakt dat een broeder de weg kwijt raakt, dan zondig ik. Letterlijk zelfs. Want mijn gedrag maakt dat de ander verdwaalt oftewel zijn doel mist. En dát is zonde: doel missen. De toch al zwakke broeder tref ik fataal door mijn opstelling. Daarmee zondig ik niet slechts tegen die broeder maar tegen Christus. Want die broeder maakt immers deel uit van “de Christus”, de ekklesia. Dus niet zomaar de eerste, de beste … 188

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 9 189

1 Korinthe 9:1 – was Paulus geen apostel? Ben ik niet vrij? Ben ik geen afgevaardigde? Heb ik niet Jezus onze Heer gezien? Zijn jullie niet mijn werk in de Heer? Hier onderbreekt Paulus het onderwerp van het afgodenvlees, om dat later in 1 Korinthe 10:14 weer op te pakken. In het vorige vers had hij geschreven dat hij bereid was ter wille van een broeder “tot in de aeon geen vlees meer te eten”. Waarna zijn critici zouden kunnen tegenwerpen: maar ben je dan niet vrij? Ben je geen apostel? En dat is voor Paulus aanleiding dieper in te gaan op zijn bevoegdheid, een sleutelwoord in dit hoofdstuk (Grieks: exousia, 9x). Paulus bevoegdheid en apostelschap werden vaak in twijfel getrokken. Ook in de Galaten-brief vinden we dat. En inderdaad, hij maakte geen deel uit van “de twaalf”. Hij was ook niet opgeleid door Jezus op aarde. Sterker nog: hij was in de begintijd de belangrijkste vervolger van de ekklesia. Maar hij werd geroepen op de weg naar Damascus waar “Jezus onze Heer” aan hem verscheen in hemelse heerlijkheid. Een kenmerk van een apostel is dat deze de opgewekte Christus moest hebben gezien en hoogst persoonlijk door hem moest zijn afgevaardigd. Aan die eis voldeed Paulus geheel. “Als laatste van allen”. 1Kor.15:8 191

1 Korinthe 9:2 – bewijs van echtheid Indien ik voor anderen geen afgevaardigde ben, voor jullie toch zeker wel. Want jullie zijn het zegel van mijn afvaardiging in de Heer. Paulus was zich er van bewust dat aan zijn afvaardiging (of apostelschap) vaak werd getwijfeld. We zien dit in de Galaten-brief, waar hij bijna twee hoofdstukken uittrekt om te bewijzen dat hij wel degelijk een apostel is. En wat voor één! Zijn apostelschap had een uniek karakter dat helemaal los staat van dat van “de twaalf” in Jeruzalem. Dat was ook precies de moeite die men vanuit Joodse kring met Paulus had. Hand.21:21 Het waren de ‘judaïsten’ die onoverkomelijke bezwaren hadden tegen Paulus met zijn ‘heidens’ Evangelie (“het Evangelie van de voorhuid”; Galaten 2:7). De judaïsten wilden de ekklesia ‘judaïseren’ (= verjoodsen; Galaten 2:14) en vonden Paulus daarin lijnrecht tegenover hen. Wat Paulus in bovenstaand vers zegt, is dat de Korintiërs bij uitstek geen reden hadden te twijfelen aan zijn apostelschap. De ekklesia was nota bene ontstaan door zijn prediking. Zou Paulus geen apostel zijn, dan was de ekklesia te Korinthe er niet eens geweest! Zijzelf waren dus het zegel of het bewijs van echtheid van Paulus’ apostelschap. Hoe belangrijk die echtheid (ook vandaag!) te beseffen! 192

1 Korinthe 9:3-5 – declareren Dit is mijn verdediging tegen hen die mij kritisch beoordelen. Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken? Hebben wij helemaal geen bevoegdheid met een zuster, een vrouw rond te trekken zoals ook de overige afgevaardigden en de broers van de Heer en Kefas? Paulus is een apostel, dat wil zeggen: een rechtstreeks afgevaardigde van Christus zelf. 1Kor.9:1 Zouden de Korintiërs dat ontkennen, dan zouden ze daarmee tevens de echtheid van hun eigen geloof ontkennen. 1Kor.9:2 De “bevoegdheid om te eten en te drinken” verwijst niet naar het voorgaande thema van het eten van offervlees (hoofdstuk 8). En de “bevoegdheid om met een vrouw rond te trekken”, verwijst evenmin naar het eerdere onderwerp over of men al of niet zou trouwen (hoofdstuk 7). De bevoegdheid om te eten en te drinken als ook om een echtgenote mee te nemen op rondreis, heeft te maken met de kosten daarvan in rekening te brengen bij de ekklesia. De andere apostelen zoals bijvoorbeeld Kefas, trokken rond met hun echtgenotes en aten en dronken en declareerden daarvan de kosten aan de ekklesia’s. En daar is niets oneerlijks aan. Paulus en zijn medewerkers hadden dat recht eveneens. Maar … Paulus had een heel bijzondere reden om daarvan af te zien. 193

1 Korinthe 9:6-8 – wie appels vaart, die appels eet Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om niet te werken? Wie is ooit soldaat en betaalt zijn eigen rantsoenen? Wie plant een wijngaard en eet niet de vrucht daarvan? Of wie hoedt een kudde en eet niet vanuit de melk? Spreek ik deze dingen soms naar de mens, of zegt ook de wet niet deze dingen? Paulus en zijn (vroegere) medewerker Barnabas, deden nooit een beroep op ondersteuning vanuit de ekklesia’s. Waren zij dan de enigen van de apostelen die daarop geen aanspraak konden maken? Natuurlijk niet. Paulus geeft drie voorbeelden vanuit het natuurlijke leven waarin iedereen het vanzelfsprekend vindt, dat mensen hun levensonderhoud ontvangen vanuit hun werk. De drie beroepen die Paulus noemt zijn niet willekeurig. Want ze beschrijven precies wat hij in geestelijke zin ook deed. Paulus was als een soldaat aan het front werkzaam ten behoeve van de ekklesia. 2Kor.10:5 En de ekklesia te Korinthe was als een wijngaard die hij had mogen planten (vergelijk 1 Korinthe 3:6) en ze was ook als een kudde die hij had gehoed. Hand.20:28 Zouden zij hem dan ook niet voorzien in zijn levensonderhoud? Eerst wil Paulus aantonen dat dit voluit zijn bevoegdheid is. Om daarna duidelijk te maken waarom hij daarvan afziet … 194

1 Korinthe 9:9,10 – het dorsende rund niet muilbanden Want in de wet van Mozes staat geschreven: je zult een dorsende rund niet muilbanden. God maakt Zich toch geen zorgen om de runderen? Of zegt Hij dit in elk geval vanwege ons? Vanwege ons, want het staat geschreven opdat de ploeger in hoop behoort te ploegen en de dorser in hoop deel te hebben. Paulus citeert hier Deuteronomium 25:4 waar verboden wordt om een rund dat de dorsslede trekt, te verhinderen van het gedorste koren te eten. Dat is strikt letterlijk genomen een maatregel ter bescherming van deze dieren. Dat mag dan waar zijn, maar (zo vraagt Paulus retorisch) is dit niet “in elk geval vanwege ons” mensen? Natuurlijk! Want de mens gaat het dier immers ver te boven, ook al mag je zoiets vandaag niet meer hardop zeggen. Als God al voorzieningen treft voor het dorsende rund en zorgt dat deze kan eten van de arbeid die hij verricht, dan toch zeker voor mensen! De ploeger en de dorser (mens en dier) worden geacht te mogen hopen op iets te ontvangen van het werk dat zij verrichten. Want “de arbeider is zijn loon waard”! 1Tim.5:18 akker” werkzaam zijn. 1Kor.3:9 Dan geldt dat zeker ook voor hen die op “Gods 195

1 Korinthe 9:11,12 – gratis! Indien wij voor jullie de geestelijke dingen zaaien, is het dan een groot ding indien wij van jullie de vleselijke dingen zullen oogsten? Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over jullie, wij niet veel meer? Maar wij gebruiken deze bevoegdheid niet maar zien er in alles van af om geen enkele hinder te geven aan het Goede Bericht van Christus. In het voorgaande had Paulus voorbeelden gebruikt uit de landbouw waarin het vanzelfsprekend is te eten van het geleverde werk. Zelfs voor een rund gold die regeling! Nu trekt Paulus deze vergelijking door en zegt dat hij ook als een zaaier heeft gearbeid. Maar in een veel hogere zin, in geestelijke dingen namelijk. Is het dan teveel gevraagd om in vleselijke dingen daarvan te profiteren? Dat zij hem zouden voorzien van onderdak en onderhoud? En als andere arbeiders in Korinthe daarvan inderdaad gebruik maakten, had Paulus dan niet nog veel meer die bevoegdheid? Door zijn prediking was de ekklesia in Korinthe nota bene ontstaan! En dan komt het hoge woord eruit. Paulus maakt nergens aanspraak op en hij vraagt van anderen niets. Ik herhaal: niets! Alle aandacht zou gaan naar het 100% gratis Goede Bericht van Christus! 196

1 Korinthe 9:13,14 – eten van het heiligdom en het altaar Weten jullie niet dat zij die in de heilige dingen werken, eten vanuit het heiligdom? Degenen die voortdurend verkeren bij het altaar ontvangen samen een deel van het altaar. Zó stelt de Heer ook de regel voor degenen die het Goede Bericht verkondigen, vanuit het Goede Bericht te leven. Paulus had betoogd dat het in het natuurlijke leven vanzelfsprekend is, je levensonderhoud te genieten op basis van je arbeid. Dat geldt voor een soldaat, een wijngaardenier of voor een herder. Zelfs voor een dorsende rund had God die regeling getroffen. Toch betoogt Paulus dit slechts om zijn eigenlijke punt te maken, namelijk dat hijzelf afzag van deze bevoegdheid. Maar voordat hij daar dieper op ingaat, komt hij met nóg een laatste argument. Gebaseerd op de dienst in het heiligdom. Was het daar niet zo geregeld dat degenen die daarin (en bij het altaar) voortdurend werkzaam waren, ook hun levensonderhoud daarvan ontvingen? Deze fulltime dienst in het heiligdom en het werk bij het altaar, illustreren perfect wat verkondigers van het Evangelie doen. De ekklesia is immers een tempel. 1Kor.3:16 En het altaar spreekt van het Evangelie, de verhoogde Christus. De normale regel is daarom dat ook predikers van hun arbeid kunnen leven. 197

1 Korinthe 9:15 – geen bedelbrieven Ik echter heb niets gebruikt hiervan. Deze dingen schrijf ik niet opdat het zó met mij zou geschieden, want het is voor mij beter te sterven dan dat iemand mijn roem zal verijdelen. In het voorgaande legde Paulus uit dat hij als apostel en evangelist het volste recht heeft om te leven van het Evangelie. Maar in vers 12 gaf hij al even kort aan dat hij daarop geen aanspraak maakt. Vanaf dit vers volgt zijn toelichting daarop. De Korintiërs zouden Paulus’ uiteenzetting kunnen opvatten als een pleidooi om alsnog aanspraak te maken op zijn bevoegdheid. Misschien zelfs met terugwerkende kracht voor de tijd dat hij belangeloos zijn werk in Korinthe had verricht. Of als verzoek tot ondersteuning nu hij in Efeze werkzaam was. Maar met de grootste kracht verwerpt Paulus dat dát het motief van zijn betoog zou zijn. Het was Paulus’ roem om volstrekt gratis zijn werk te doen. Sterker nog: hij heeft zelfs nooit brieven verzonden of een oproep gedaan om hem te ondersteunen. Inderdaad, Paulus ontving bij gelegenheid ondersteuning en aanvaardde dat met dankbaarheid. Fil.4 Maar hij zou nog liever sterven dan dat hij om ondersteuning zou vragen. “Om niet”, gratis – dat was Paulus’ heilig motto! 198

1 Korinthe 9:16,17 – last of van harte? Want als ik evangeliseer, dan is dat geen roem voor mij. Want de noodzaak ligt op mij. Want wee mij indien ik niet zou evangeliseren! Want indien ik dit gewillig verricht, dan heb ik loon, maar indien onwillig, een beheer is mij toevertrouwd. Dat Paulus evangeliseert, beschouwt hij niet als een prestatie. Hij kan niet eens anders, want de noodzaak is hem opgelegd. Hij is geroepen voor deze taak en vanaf de moederschoot reeds daartoe bestemd. Hij heeft bepaald niet zichzelf aangemeld om dit te doen. Paulus siddert (“wee mij”) bij de gedachte dat hij geen gehoor zou geven aan zijn roeping. Nu zou het ook nog kunnen dat Paulus inderdaad doet waartoe hij is geroepen, maar dat hij dit onwillig deed. Enkel omdat het moet en hij zich daaraan niet kan onttrekken. Omdat het beheer van het Evangelie nu eenmaal aan hem is toevertrouwd. Maar zou dat geen kwalijk motief zijn? Wat gaat er uit van een goed bericht dat doorgegeven wordt door iemand die dat niet van harte doet? Godzijdank werd Paulus niet alleen geroepen en werd hem een taak toevertrouwd, maar ontving hij ook de onstuitbare innerlijke drive daartoe. God werkte het werken in hem uit, maar óók het willen! 199

1 Korinthe 9:18 – om niet Wat dan is mijn loon? Dat ik, wanneer ik evangeliseer, het Evangelie om niet breng, om mijn bevoegdheid in het Evangelie niet te gebruiken. “Een arbeider is zijn loon waard”. Vanaf het begin van hoofdstuk 9 was dat het onderwerp. Zou Paulus niet op loon hebben mogen rekenen voor de full-time arbeid die hij in de ekklesia verrichtte? Zodat hij in elk geval vrijgesteld zou zijn van de kosten voor zijn levensonderhoud? Inderdaad, die bevoegdheid had Paulus voluit. Maar … nooit heeft hij daarop aanspraak gemaakt. Paulus beschouwde het als zijn beloning om het Evangelie om niet te brengen. Dat klinkt dubbelzinnig. Want “om niet” kan zowel op ‘het Evangelie’ alsook op het ‘brengen’ betrekking hebben. En dat is precies ook het punt! Het Evangelie spreekt van de ene GOD, Die “om niet” alle mensen redt, verzoent, levend maakt en rechtvaardigt. Daar hangt geen prijskaartje aan. Paulus hoefde deze boodschap ook niet te ‘verkopen’. Want het is een mededeling, een goed bericht. Volstrekt kosteloos en onontkoombaar! Dat Paulus het Evangelie kosteloos bracht, vergoedde voor hem alle moeite! Het was hem alles waard om het Evangelie zodanig door te geven, dat het precies tot uitdrukking brengt wat het Evangelie ook daadwerkelijk is: gratis! 200

1 Korinthe 9:19 – vrij & slaaf Want hoewel ik vrij ben van allen, maak ik mijzelf slaaf voor allen, opdat ik er des te meer zou winnen … Paulus was een vrij man ten opzichte van mensen. En hij hechtte ook aan deze vrijheid. Want, zoals het spreekwoord zegt: ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’. Zou Paulus salaris ontvangen voor zijn werkzaamheden, dan zou hij verantwoording moeten afleggen aan zijn betalers. Immers, ‘wie betaalt, die bepaalt’. Onafhankelijkheid van het oordeel van anderen is cruciaal omdat het slechts gaat om de waarheid van het Evangelie. Niet om wat mensen ervan vinden. In Galaten 1:10 schrijft Paulus dat als hij mensen zou proberen te behagen, dat hij dan geen slaaf van Christus zou zijn. Zó zwart-wit dus. Maar deze onafhankelijkheid van mensen betekent voor Paulus geen onverschilligheid voor mensen. Integendeel, want het Evangelie is inderdaad niet “naar de mens” (Galaten 1:11) maar wel voor de mens. Heel Paulus’ leven stond in het teken van het bereiken van mensen met het Goede Bericht! En voor dat doel cijferde hij zichzelf compleet weg. Als we het dan over ‘winst’ hebben, zo lijkt Paulus te zeggen, dan telt voor mij slechts deze winst: des te meer mensen te winnen voor het Evangelie! 201

1 Korinthe 9:20 – niet ‘onder de wet’ en toch … … en ik werd voor de Joden als Jood, opdat ik Joden zou winnen, voor hen die onder de wet zijn als onder wet, ik, die zelf niet onder de wet ben, opdat ik hen die onder de wet zijn, zou winnen… Paulus wilde niet alleen het Evangelie om niet prediken, maar dit ook demonstreren. Daarom vroeg hij geen vergoeding of loon. Hij zag af van financiële winst juist om mensen te winnen voor het Evangelie dat hem was toevertrouwd. Alles in zijn leven was daaraan ondergeschikt. Was hij als Jood onder de Joden, dan gedroeg hij zich Joods. Niet moeilijk voor iemand met zijn achtergrond. Was hij te midden van hen die ‘onder de wet’ waren, dan gedroeg hij zich ook als ‘onder de wet’. We zien dit bijvoorbeeld wanneer hij in Jeruzalem is en zich voegt naar de rituelen, de hoogtijden, de tempeldienst, et cetera. Hand.21 Paulus stond zelf niet ‘onder de wet’ en leerde ook dat Israël als volk sinds Christus’ opstanding niet meer ‘onder de wet’ is. Gal.3:23 Maar hoe kon hij dat uitleggen als hij hen niet eerst zou bekendmaken met het Evangelie? Eerst moest hij hen voor de opgewekte Christus winnen. Daarom was dát zijn target! 202

1 Korinthe 9:21 – wettig van Christus … voor hen die zonder wet zijn als zonder wet, hoewel niet zonder wet van God maar wettig van Christus, opdat ik hen die zonder wet zijn, zou winnen. Om mensen te winnen voor Christus was Paulus bereid zich maximaal aan te passen aan zijn omgeving. Hij kon zich die flexibiliteit veroorloven, juist omdat hij in de vrijheid stond. Voor wie onder de wet leefden, werd hij als onder de wet. Let op: als onder de wet. Om hen te winnen namelijk. Zo kon hij zich ook aanpassen aan degenen die zonder wet waren, dat wil zeggen: niet-Joden aan wie de wet nooit was gegeven. De eerstgenoemde groep sprak hij aan op de sabbat en in de synagoge, de tweede groep kwam hij tegen op de markt, zoals we bijvoorbeeld lezen in Handelingen 17:17. Als hij op de Areopagus hen benadert refereert hij nergens aan de wet maar spreekt hen aan vanuit de bronnen van hun cultuur. Daarmee was Paulus natuurlijk niet zonder wet van God. Hij was niet “wetteloos” alsof hij geen normen zou kennen. Hij schrijft: ik ben “wettig van Christus”. Want ik ben gekocht en betaald en het rechtmatig eigendom van Hem. Hij is de Heer en dus Hij heeft het voor het zeggen! 203

1 Korinthe 9:22 – voor allen alles Ik werd voor de zwakken zwak, opdat ik de zwakken zou winnen, voor hen allen ben ik alles geworden, opdat ik in elk geval enigen zou redden. In het voorgaande hoofdstuk schreef Paulus over de zwakken. Mensen die in hun geweten zwak zijn, 1Kor.8:7 en geestelijk ontsporen door gedrag dat hen van de wijs brengt. Daar ging het om het eten van vlees dat aan de afgoden was geofferd. Paulus was bereid om voor hen tot in de aeon geen vlees meer te eten. 1Kor.8:13 worden. Dat is voor de zwakken zwak Het zijn maar voorbeelden die Paulus geeft. Het onderliggende principe is dat hij voor allen alles is geworden. “Allen” wil zeggen dat hij niemand uitsluit. En “alles” betekent dat hij niets uitsluit van wat hij bereid is op te geven. Alles is Paulus bereid te geven voor iedereen. Met “enigen redden” doelt Paulus op het Evangelie dat in de tegenwoordige tijd degene redt die gelooft. Zeker, het Evangelie is het getuigenis van de Redder van allen … uiteindelijk. Maar slechts degenen die nu geloven worden nu gered. Doordat hun ogen worden geopend. De overigen tasten rond in de duisternis. Gered worden vandaag betekent dat je het Licht mag zien! 2Kor.4:4 204

1 Korinthe 9:23 – mede-deelgenoot van het Goede Bericht En alles doe ik vanwege het Goede Bericht opdat ik er mede-deelgenoot van zou worden. Paulus is bereid zich in alles aan te passen voor allen. Uiteraard past hij niet het Evangelie aan, maar zichzelf. Hij past zich juist aan, ter wille van het Evangelie. Het Goede Bericht zou voortgang hebben en iedereen bereiken. Van alles dat dit doel in de weg staat, is Paulus bereid af te zien. Als hij maar mensen kan winnen! Dat beantwoordt tevens de vraag wat hij bedoelt met een ‘mede-deelgenoot van het Goede Bericht te worden’. Dat is iemand die zijn leven in dienst stelt voor de verspreiding van het Evangelie. Het Goede Bericht is maar niet een stuk informatie zonder meer. Nee, een bericht is altijd informatie die bestemd is om doorgegeven te worden. Een deelgenoot van het Goede Bericht is daarom iemand met de instelling de ander met het Evangelie te bereiken. Paulus wil niet slechts deelgenoot van het Goede Bericht zijn, maar “mede-deelgenoot”. Hij ging ervan uit dat zijn lezers er al deelgenoten van waren. Wie het Goede Bericht kent, heeft een ingebouwde drive om dit te delen met anderen. Daar is het een goed bericht voor – het moet eruit! 205

1 Korinthe 9:24 – slechts één trofee Weten jullie niet dat zij die in een stadion rennen, allen inderdaad rennen, maar slechts één de trofee ontvangt. Rent zó, dat jullie die zouden grijpen! Het beeld dat Paulus oproept was de Korintiërs zeer bekend. Want elke twee jaar werden in Korinthe grote atletiekwedstrijden georganiseerd, de zogenaamde Istmische Spelen. Op de Olympische Spelen na, was dat het bekendste sportevenement in die dagen. Iedereen weet dat hoeveel renners ook deelnemen aan de wedstrijd, slechts één van hen de trofee wint. De gedachtegang hier is niet dat uiteindelijk slechts één gelovige de onvergankelijke prijs zou winnen (zie het meervoud “wij” in vers 25). Nee, de les is dat zoals elke atleet volledig gaat voor de trofee, ook gelovigen zó zouden rennen. De atleet is volledig gefocust op winnen. Gefocust wil zeggen: slechts één ding voor ogen hebben en van al het andere afzien. Of het nu eten is of drinken, conflicten, pijn, moeite, et cetera, voor de atleet in de renbaan telt het allemaal niet. Want hij heeft slechts één doelwit. Voor het succesvol afleggen van de loopbaan van de gelovige, telt alleen deze atleten-mentaliteit. Het enige dat gehonoreerd wordt, is het gaan voor ‘goud’. Onvergankelijke heerlijkheid. De rest is ballast. 206

1 Korinthe 9:25 – een onvergankelijke lauwerkrans En ieder die strijdt, beheerst zich in alles; zij inderdaad om een vergankelijke lauwerkrans te ontvangen, wij echter een onvergankelijke. Wie aan een wedstrijd deelneemt zal, om te slagen, zich in alle opzichten moeten beheersen. Niets mag over het hoofd worden gezien. Nachtrust, lichaamsbeweging, conditie, training, eten en drinken, het moet allemaal zijn afgestemd op het doel dat voor ogen staat. Op discipline komt het aan: doen wat van je verwacht wordt. Ongeacht of je zin hebt of niet. Sporters zijn bereid alles (op) te geven om die ene prijs te behalen. Ook al is die prijs maar vergankelijk. Wat trouwens geldt voor alle roem die een mens op aarde kan verwerven. Dit in tegenstelling tot de onvergankelijke lauwerkrans. Dat is de bekroning aan het einde van de ‘renbaan’ die van Godswege zal worden uitgedeeld. Deze onvergankelijke lauwerkrans is niet het resultaat van menselijke krachtinspanningen. Die werden eerder vergeleken met “hout, hooi en stro”. 1Kor.3:13 Zeer beperkt houdbaar. Maar wat God bekroont is wat Hij heeft kunnen doen in en via ons. Daar waar wij slechts zien op Hem (zoals een atleet gefocust is!), kan Hij Zijn werk in ons leven doen. Dát is wat wordt bekroond. Dát is goud! 207

1 Korinthe 9:26 – focus Ik ren dan ook niet als in den blinde. Ik boks niet zó, als in de lucht slaand. Het onderwerp is hier nog steeds het ontvangen van de onvergankelijke erekrans. Die erekrans is de toekomstige bekroning van onze loopbaan hier op aarde. Wat is het geheim van het verkrijgen van die bekroning? Om dat duidelijk te maken ontleent Paulus weer twee beelden aan de sport. Eerst aan de atletiek zoals eerder in vers 24 en vervolgens aan de bokssport. In beide beelden draait het om focus en doelgerichtheid. Wie in de renbaan rent heeft voortdurend de finish voor ogen. De atleet rent niet in een willekeurige richting. Nee, elke stap is doelgericht om zo snel als mogelijk de eindstreep te halen. En wie bokst slaat evenmin zomaar in het wilde weg. De succesvolle bokser weet waar hij zijn tegenstander moet raken. Met deze beide beelden maakt Paulus duidelijk dat de ontvanger van de erekrans straks, degene is die nu gefocust is op het doel en afziet van al het andere. Het oog volledig heeft gericht op wat blijvend van waarde is. Gaan voor wat de tijd trotseert en onvergankelijk is. De waarheid van het Goede Bericht en Gods glorieuze toekomst. 208

1 Korinthe 9:27 – absolute concentratie Nee, ik zie af van mijn lichaam en maak het tot slaaf, om niet op de een of andere manier, terwijl ik aan anderen predik, zelf gediskwalificeerd zou worden. De ware sporter heeft maar één doel voor ogen en dat is winnen. Al wat het lichaam verlangt wordt in de training en in het bijzonder tijdens de wedstrijd, ondergeschikt gemaakt. Een topprestatie leveren betekent: afzien. Afzien namelijk van plezier en genoegen waarbij het lichaam volledig wordt onderworpen aan het ene doel. Deze instelling van de sporter die 100% is gefocust op het doel, is de instelling van Paulus. Want slechts één ding telt voor hem: het Goede Bericht prediken en daar ook naar te leven. Als het Evangelie inderdaad de enige waarheid is die er wezenlijk toe doet, hoe ongeloofwaardig ben je dan als prediker wanneer je zelf daar dan ook niet volledig voor gaat? “Walk your talk”. Als er iets is dat een prediker diskwalificeert, dan is het wel dat hij aan anderen dingen voorhoudt, waar hij zichzelf niet aan houdt. Hoe zou iemands boodschap richting kunnen geven aan anderen, als hijzelf die richting niet gaat? Zorg ervoor dat ‘praatje’ (woord) en ‘plaatje’ (wandel) één zijn. Dat is integer. 209

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 10 211

1 Korinthe 10:1 – niet onwetend zijn Want ik wil niet broeders, dat jullie onwetend zijn dat onze vaders allen onder de wolk waren … Hoewel hier een heel nieuw gedeelte begint in de brief blijkt uit het woord “want” dat er een onmiskenbare link is met het voorgaande. Hoofdstuk 9:27 eindigde met de mogelijkheid dat Paulus gediskwalificeerd zou worden wanneer hij zelf niet zou leven naar wat hij anderen gepredikt had. Dan ben je “verloren” zoals de apostel eerder aangaf. 1Kor.8:11 Niet in de zin dat je uiteindelijke redding op het spel zou staan, want dat is onmogelijk. Het Evangelie is immers de boodschap dat “de levende God een Redder is van alle mensen …”! 1Tim.4:10 Maar hoewel deze uiteindelijke redding een gegarandeerd feit is, is daarmee niet gezegd dat dit leven niet verloren zou kunnen gaan. De strekking van hoofdstuk 9 was juist dat evenals een atleet of bokser slechts kunnen winnen wanneer ze afzien en gefocust zijn op het doel, zo ook een gelovige de onvergankelijke lauwerkrans slechts wint wanneer hij zijn oog uitsluitend richt op het Evangelie. 1Kor.9:23 Ooit trok een heel volk uit Egypte. Toch zouden de meesten van hen omkomen in de woestijn. Waar het op aankomt is te blijven in het spoor van het Woord. 213

1 Korinthe 10:1-3 – allen! Want ik wil niet broeders, dat jullie onwetend zijn dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de zee gingen, en allen in Mozes werden gedoopt, in de wolk en in de zee en allen dezelfde geestelijke voeding aten … Paulus attendeert de Korintiërs (“jullie”) op de geschiedenis van “onze vaders”, dat wil zeggen: die van de afzenders Paulus en Sostenes, 1Kor.1:1 beide Joden. Hand.18:17 lezers graag het volk Israël voorhouden als type om van te leren. 1Kor.10:11 Sleutelwoord in de eerste vier verzen is “allen”. Allen waren onder de wolk, allen gingen de zee door, allen waren in Mozes gedoopt, allen aten geestelijk voedsel en allen dronken geestelijke drank. Het volk dat hier beschreven wordt is ongekend bevoorrecht! Dat was herkenbaar voor de Korintiërs, want dat waren zij ook. Allemaal. Ook zij genoten dag en nacht de leiding van Gods geest (“onder de wolk”). Ze waren verlost uit de wereld (“door de zee”). Geïdentificeerd met Christus, met hem aan het Hoofd (“in Mozes gedoopt”). En zoals het volk heel de woestijnreis dagelijks brood uit de hemel ontving, zo aten ook de Korintiërs van hemels manna, het Woord van God. Besef je wel hoe enorm gezegend je bent? Paulus wil zijn 214

1 Korinthe 10:4 – op deze rots, petra … … en zij allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken vanuit een geestelijk volgende rots, de rots echter was de Christus. Israël ging letterlijk door de zee en ontving letterlijk voedsel vanuit de hemel. Ook kwam er letterlijk water uit de rots, meer dan eens. Ex.17:6; Num.20:11 En toch spreekt Paulus over “geestelijke drank” en een “geestelijke rots”. Dat is niet omdat het niet letterlijk, historisch zou hebben plaatsgevonden maar omdat zowel de drank als de rots bovenal een geestelijke betekenis hebben. Het water dat de rots (Grieks: petra) voortbracht is een type van geestelijk, levend water. Het volk dreigde om te komen van de dorst, maar God voorzag in water, zodat men kon overleven. Dit water is daarom een type van leven dat de dood overwint. Dat geldt ook voor de staf waarmee Mozes op de rots zou slaan. De staf is een embleem van opstandingsleven. De staf brengt leven Num.17:8 en overwinning Ex.17:9 voort. Uit welke rots op de tocht door de woestijn ook water voortkwam, geestelijk was het telkens dezelfde rots: Christus. Was Jezus zelf niet ooit in een rots begraven Mat.27:60 om daar vervolgens eens voor altijd, als “de Christus” levend uit voort te komen? 215

1 Korinthe 10:5 – neergeveld in de woestijn Maar God had in de meerderheid van hen geen welgevallen, want ze werden neergeveld in de woestijn. Allen van Israël waren onder de wolk, allen gingen door de zee, allen ontvingen geestelijke voeding en drank. Aan voorrechten ontbrak het niet. En toch zegt Paulus: “God had in de meerderheid van hen geen welgevallen”. Dat is nogal een understatement, want slechts twee mensen van het totale volk bereikten het beloofde land. Jozua en Kaleb. Alle anderen kwamen om in de woestijn. Maar wist u dat vanaf de uittocht uit Egypte tot aan de berg Sinaï (= vijftig dagen) van geen enkele Israëliet wordt vermeld dat deze omkwam? Misdragingen waren er genoeg, maar niet één van hen werd neergeveld. Is dat niet opmerkelijk? Alles veranderde in één keer vanaf de voet van de berg Sinaï waar het volk plechtig beloofde: “alles wat JAHWEH zegt, zullen wij doen!”. Ex.24:3 Daarmee plaatste Israël zich op de bodem van eigen-gerechtigheid. Tot dusver kende het volk sinds Abraham Gal.3:17 enkel de belofte van God Die sprak: “Ik zal … Ik zal … Ik zal!”. Daarop kan een mens staan en blijven staan (vergelijk 1 Korinthe 10:12). Verwacht ik daarentegen gerechtigheid van de wet (= mijzelf), dan verval ik van de genade. Gal.5:4 216

1 Korinthe 10:6 – typen van ons geworden Deze dingen nu zijn typen geworden van ons, opdat wij geen begeerders van kwade dingen zouden zijn zoals zij begeerden. De dingen die Paulus hier vanuit Israëls geschiedenis in herinnering roept, zouden ons onderwijzen. Wat Israël overkwam is niet slechts geschiedenis, het zijn typen. Beelden die stuk voor stuk wijzen op wat er onder de oppervlakte van de tekst gelegen is. Zulke lering mag daarom met recht onder-wijs heten. Dat de meerderheid van het zó gezegende volk niettemin omkwam in de woestijn heeft alles te maken met wat Paulus vanaf hoofdstuk 9 wilde duidelijk maken. Hijzelf wilde niet gediskwalificeerd worden nadat hij aan anderen het Evangelie had gepredikt. 1Kor.9:27 Geloven is geen kwestie van eenmalig op God vertrouwen (genade) en vervolgens het van jezelf verwachten. Dan begin je in geloof maar je eindigt in ongeloof. Dan begin je in genade maar je eindigt in wet en eigen-gerechtigheid. Zo ging het ook bij Israël. De eerste vijftig dagen kwam geen mens om in de woestijn. Alles veranderde vanaf de Sinaï waar men verklaarde: alles wat JAHWEH zegt, zullen wij doen. Ex.19:8 En vanaf toen werden ze in overgrote meerderheid neergeveld. Het is fataal als de mens niet slechts ziet op Gods genade alleen! 217

1 Korinthe 10:7 – feesten in tempels Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: het volk ging zitten om te eten en te drinken en te spelen. Het volk had nog nauwelijks de plechtige gelofte uitgesproken: “alles wat JAHWEH zegt, zullen wij doen”, Ex.19:8 of men verviel al in afgoderij. Verwezen wordt naar de geschiedenis van het gouden kalf dat Israël had gemaakt, toen Mozes' terugkeer alsmaar uitbleef. Zou Israël gewoon vertrouwd hebben op God, Die beloofd had hen in het beloofde land te zullen brengen, dan was men niet op het dwaze idee gekomen om zichzelf goden te maken. Ex.32:1 Afgoderij betekent altijd dat men zich een of meerdere goden maakt en daaraan religieuze eer toebrengt. Het creëren van een beeld van God, is per definitie een grove miskenning van het feit dat God Zichzelf bekendmaakt. Paulus verwijst naar Exodus 32:6 waar staat dat het volk zich rondom het gecreëerde beeld had verzameld en daar een sociale happening beleeft. Dat was ongetwijfeld herkenbaar voor de Korintiërs die ook vaak werden uitgenodigd om bij familiefeesten aanwezig te zijn in tempels. Maar, zegt Paulus, deelnemen aan zulke religieuze vieringen betekent meedoen met afgoderij en valse godsdienst. Het getuigt van lef om dat te weigeren. Niemand wil a-sociaal heten … 218

1 Korinthe 10:8 – Baäl-Peor Ook zouden we geen hoererij plegen zoals sommigen van hen hoererij pleegden, en er vielen in één dag drieëntwintig duizendtallen. Na de valkuil van afgoderij noemt Paulus die van de hoererij en verwijst daarbij naar de geschiedenis in Numeri 25. Het volk is gekomen in de velden van Moab, aan de overzijde van de Jordaan. De jonge vrouwen van Moab nodigden de Israëlieten uit om te offeren aan hun god Baäl-Peor en dat ging vanzelfsprekend gepaard met hoererij. Num.25:1,2 De naam Baäl-Peor betekent ‘eigenaar van de opening’ en is een weinig verhullende verwijzing naar het vrouwelijk geslachtsorgaan. God nam het kwaad dat Israël bedreef hoog op en er vielen op één dag drieëntwintig duizendtallen en in totaal zelfs nog duizend meer. Num.25:9 Afgoderij en hoererij gaan altijd hand in hand. Waar men afdwaalt van de ene GOD, daar vergeet men ook wat trouw is. De essentie van hoererij is: seksuele gemeenschap los van trouwerij (= het huwelijk). Oftewel: één vlees zijn met een ander dan je eigen vrouw of man. 1Kor.6:16 Korinthe stond bekend om haar hoererij; Paulus had er al diverse keren naar verwezen. Maar gelovigen in Christus Jezus zijn geheiligd en mogen getuigen van en leven vanuit Gods trouw! 219

1 Korinthe 10:9 – de Heer uitproberen Laten we ook niet de Heer uitproberen zoals sommigen van hen probeerden, en zij kwamen om door de slangen. Paulus verwijst naar het voorval dat het volk ongeduldig werd omdat men om het gebied van Edom heen moest trekken. Num.21:4 Gefrustreerd deed men beklag bij God en Mozes en men ging ook nog eens klagen over het dagelijkse manna (“het lichte brood”) dat men ontving. Men walgde ervan. Num.21:5 Maar dan ben je de Heer aan het verzoeken of uitproberen. Eerst klagen omdat men meende van de honger om te komen en vervolgens klagen over nota bene hemels brood! God beantwoordde dit provocerend gedrag met een plaag van dodelijke slangen die Hij onder het volk zond. Zoals de slang in de hof van Eden, miskende het volk wat van Godswege was gegeven en gesproken. En dat werd velen fataal. Alleen de verhoogde slang die Mozes moest maken, zou deze vloek onschadelijk maken. Num.21:9; Joh.3:14 De les die ons wordt voorgehouden is dat we God niet zouden tarten. Ook hier geldt dat Israëls houding slechts kon ontstaan doordat het volk niet wandelde in pure genade. Want dankbaar en in vertrouwen onze weg gaan lost niet alleen probleem op. Het voorkomt ze ook! 220

1 Korinthe 10:10 – mort niet En mort ook niet zoals sommigen van hen, en zij kwamen om door de uitroeier. Als er één type gedrag bij Israël opvalt tijdens de woestijnreis, dan is het wel morren. Steevast wendt het volk zich daarvoor tot hun leiders Mozes en Aäron. In de geschiedenis waar Paulus in dit vers op doelt, gaat het om de opstand van Korach, Dathan en Abiram. Num.16 Met een groep medestanders organiseerden zij een opstand tegen het gezag van Mozes en Aäron. Maar God antwoordde door de aarde te openen en in één keer alle opstandelingen te verzwelgen. Een dag later mopperde het volk tegen Mozes en Aäron over deze afloop en dan lezen we over een plaag die het volk dodelijk treft. Hier heet dat “de uitroeier” (vergelijk Hebreeën 11:28). Morren is een uiting van onvrede. Onvrede over wat God beschikt en geeft. In de opstand onder leiding van Korach is dat onvrede over het leiderschap dat God geeft. Hoewel dit van meet af aan onmiskenbaar was. En dan toch dat redeneren en rebelleren. Zo werden in de begintijd van de ekklesia apostelen aangesteld. Zij hebben het fundament gelegd. Zij hadden de autoriteit om de Schriften te completeren. Vrede ontvang je door daarnaar te luisteren! 221

1 Korinthe 10:11 – geschreven tot attendering van ons Deze dingen nu overkwamen hen typologisch, en het werd geschreven tot attendering van ons, want de einden van de aeonen hebben ons bereikt. De dingen die Paulus zojuist uit Israëls woestijnervaringen opsomde (afgoderij, hoererij, God uitproberen en morren), zijn niet slechts historisch. Nee, het overkwam de Israëlieten om typologische redenen. Het is bedoeld als ‘teken’ en dus met een be-teken-is. De reden dat het in de Schriften is vastgelegd, is om ons daarop attent te maken. Paulus zei niet: ‘Ach, dat was het “Oude Testament” en daar hebben wij niet meer mee van doen’. Integendeel! De geschiedenissen hebben plaatsgevonden en zijn opgeschreven juist voor ons en we zouden aandacht geven aan de typologie daarin. Want daarvoor is het alles te boek gesteld! De “ons” voor wie alles is opgeschreven en bestemd, zijn degenen die “de einden van de aeonen hebben bereikt”. In de theologie is het gangbaar te denken in termen van ‘de eindeloze eeuwigheid’. De Schrift kent dat niet. Aeonen zijn begrensde wereldtijden. Elk met een einde. Met de komst van de Messias breken “de aeonen der aeonen” aan. Alle voorgaande aeonen overtreffend. Al die aeonen vinden hun doeleinde in Christus. En wij staan op dat kruispunt. 222

1 Korinthe 10:12 – staande blijven Daarom, laat wie meent te staan, uitkijken niet te vallen. Met dit vers zijn we aangekomen bij de conclusie. Wat Paulus de Korintiërs duidelijk wil maken is, dat het feit dat je ooit stond in de genade, niet wil zeggen dat je ook nu staat in de genade. De geschiedenis van Israël moest dat duidelijk maken. Vanaf het moment dat het volk bij de Sinaï haar gelofte aan God deed, vielen ze bij bosjes in de woestijn. Sterker nog: het hele volk kwam om in de woestijn, slechts Jozua en Kaleb uitgezonderd. Men begon in genade (om niet) maar die bodem werd verlaten en ingewisseld voor verdiensten (werken). Altijd weer benadrukt Paulus in zijn brieven het belang van staande blijven. Aan de Galaten schrijft Paulus dat wie gerechtigheid verwacht van de wet, van de genade vervallen is. Gal.5:4 Dat schrijft hij aan Galaten die ooit geloofden in het Evangelie dat hij hen had verteld. Zij waren begonnen in geloof (vertrouwen) maar eindigden in werken. Gal.3:2 Dat is een fatale switch. We zouden zien op Christus Jezus en op hem alleen. Slechts dan zijn we bestand tegen alle tegenstand en verleidingen. Dat is de Rots waarop we staan, de rest is drijfzand. 223

1 Korinthe 10:13 – nooit boven vermogen Geen beproeving heeft jullie bevangen dan menselijke. God nu is trouw, Die niet zal toelaten dat jullie beproefd worden boven vermogen, maar Hij zal, samen met de beproeving, ook zorgen voor de uitkomst, zodat jullie het kunnen doorstaan. Een geweldige bemoediging ligt in bovenstaande woorden besloten. De verzoekingen van afgoderij, hoererij en rebellie waar Paulus naar verwees, zijn niet bovenmenselijk. Statistieken zijn misleidend. Want het feit dat de overgrote meerderheid van Israël telkens voor de verzoekingen bezweek, bewijst niet dat zulke verzoekingen noodlottig zijn. Of dat alleen sterke enkelingen tegen verzoekingen bestand zijn. De trouw van God maakt het grote verschil. Want Hij staat ervoor garant dat geen enkele beproeving ooit boven ons vermogen uit zal gaan. Geloof zegt daarop ‘amen!’ en dankt God dat Hij met de beproeving altijd zorgt voor de uitkomst. Zó blijf je staande. Op het rotsvaste fundament van Gods trouw ben je onaantastbaar! Jozef in het huis van Potifar, dacht voortdurend aan de scepter die hij zou ontvangen. En toen David achterna gezeten werd, vergat hij geen moment de kroon die op hem wachtte. Zij stonden op Gods trouw en hadden daarom het oog gericht op de uitkomst. Zo kun je elke beproeving doorstaan! 224

1 Korinthe 10:14 – wegwezen! Daarom juist mijn geliefden, vlucht weg van de afgodendienst. Het is niet zo’n gelukkige keuze om bij dit vers een nieuw gedeelte te laten beginnen, zoals in veel bijbelvertalingen het geval is. Dit vers is de conclusie uit het voorgaande. God is trouw en met de beproeving zorgt Hij ook altijd voor de uitkomst. Op die basis en met dat voor ogen kun je je niet snel genoeg distantiëren van de afgodendienst. Gewoon, omdat je er niets te zoeken hebt. Maar waarom wegvluchten? Dat werkwoord suggereert gevaar waarvoor men gemakkelijk zou kunnen bezwijken. Waar zit ‘m dat gevaar in? Weten dat iets afgodendienst is, is één. Maar daar afstand van nemen in een omgeving waar alles beheerst wordt door religie, is wel wat anders. Het betekent namelijk sociaal isolement en afwijzing. Waar iedereen om je heen, familie, vrienden en kennissen, betrokken is in religie moet je lef hebben om daar niet aan mee te doen. Denk nu niet dat Paulus’ oproep vandaag niet meer actueel zou zijn. Het gevaar is zelfs veel subtieler! Want de afgodendienst in ons werelddeel is ‘gechristianiseerd’, maar nog steeds afgodendienst en religie. Gebaseerd op angst voor de hel in een dienst aan drie goden … Wegwezen daar! 225

1 Korinthe 10:15 – als tot verstandigen Als tot verstandigen zeg ik: oordelen jullie wat ik beweer. In het voorgaande vers riep Paulus zijn lezers op afstand te nemen van de religieuze wereld om hen heen. Hij spreekt zelfs van “wegvluchten”, als van een gevaar. Niet iedereen zal hem dat in dank hebben afgenomen. Want zo’n opstelling kan je tot een buitenstaander maken in je eigen omgeving, buiten je sociale comfortzone. Paulus voegt er in bovenstaand vers direct aan toe, dat wat hij beweert niet zomaar voor zoete koek hoeft te worden geslikt. Hij legt zijn lezers geen last op, integendeel. Hij nodigt hen uit om zelf te denken. Zoals hij ook elders aanmoedigt om een kritische instelling te hebben. 1Kor.11:13 Paulus mag dan boude beweringen doen, maar niet om de Korintiërs daarmee te overdonderen. Want hij is ervan overtuigd dat wat hij beweert volstrekt redelijk is. Als je weet dat je de waarheid spreekt, ben je niet bang voor de feiten. Sterker nog: dan ben je blij met kritisch onderzoek, omdat feiten de waarheid aan het licht brengen. De apostel slaat zijn lezers hoog aan. “Als verstandigen”, ongeacht of ze dat ook altijd waren. Gebruik je gezonde verstand – dat is altijd Paulus’ devies. 226

1 Korinthe 10:16 – Lechaim! De drinkbeker van de zegening die wij zegenen, is die geen gemeenschap van het bloed van Christus? Dit is de eerste uitdrukkelijke verwijzing in de brief naar de gezamenlijke maaltijden. In het vervolg zal dat nog veel uitgebreider aan de orde komen. Het drinken uit de beker tijdens de maaltijden had een bijzondere betekenis. Want men dacht daarbij terug aan de nacht dat de Heer werd overgeleverd, 1Kor.11:23 en het Pascha vierde met de zijnen. Uiteraard vierden de Korintiërs geen Pascha; velen van hen waren immers geen Israëlieten en hadden daar dus part noch deel aan. Ex.12:48 omdat de Heer toen een bijzondere betekenis had gegeven aan de drinkbeker. 1Kor.11:25 Ook voor de Korintiërs was de drinkbeker die bij hen rondging, een “drinkbeker van de zegening”. Men zegende de beker door God ervoor te danken (vergelijk Marcus 6:41 en Johannes 6:11). Dankzeggend zegenen! De wijn in de beker is een type van het bloed van Christus. Niet slechts van het bloed van Jezus die stierf op Golgotha. Maar het bloed van hem die stierf om te worden opgewekt! Zó werd hij de Christus. Hand.2:36 De wijn spreekt van de overwinning op de dood. Lechaim – op het Leven! Maar men dacht terug aan die Pascha-maaltijd 227

1 Korinthe 10:16,17 – één brood, één lichaam! Het brood dat wij breken, is dat geen gemeenschap van het lichaam van Christus? Want wij, de velen, zijn één brood, één lichaam, want wij hebben allen deel aan het ene brood. In de nacht dat Jezus werd overgeleverd en het Pascha met de zijnen vierde, dankte hij voor het brood en zei: “dit is mijn lichaam ten behoeve van jullie. Doe dit tot mijn gedachtenis”. 1Kor.11:24 Hadden we enkel de verslagen in de Evangeliebeschrijvingen gehad, dan zouden deze woorden slechts van toepassing zijn op de Pascha-viering. Het bijzondere echter is wat Paulus (naar eigen zeggen) van de Heer zelf over deze maaltijd heeft vernomen. 1Kor.11:23 De woorden “dit is mijn lichaam” spreken van de ekklesia, “het lichaam van Christus”! Niemand die dat wist, het was verborgen en specifiek aan Paulus geopenbaard. Want via hem werd de waarheid bekend gemaakt van de ekklesia als “het lichaam van Christus”! Als gelovigen die deel uitmaken van deze ekklesia, vieren we geen Pascha. Voor ons bestaan sowieso geen rituelen. Maar wanneer we samen zijn en met elkaar eten en drinken, dan is dat een uitdrukking van gemeenschap. We zijn één en we vieren in vreugde dat, zoals het brood één is, wij ook één lichaam vormen! 228

1 Korinthe 10:18 – deelgenoten van het altaar Zie op het Israël naar het vlees. Zijn niet degenen die de offers eten deelgenoten van het altaar? Paulus argumenteert met enkele retorische vragen dat gelovigen zich verre zouden houden van de afgodendienst. Hij doelt in dit verband op vieringen in tempels waarbij bezoekers deelnamen aan maaltijden. 1Kor.10:21 Zou wie dat doet, niet deelnemen aan (en dus instemmen met) de afgodendienst? Net zoals ook wie deelneemt aan de maaltijd in de ekklesia, daarmee ook gemeenschap heeft met het bloed en het lichaam van Christus (waar brood en beker immers naar verwijzen)? 1Kor.10:16,17 In vers 19 ontleent Paulus een argument aan het volk Israël onder het oude verbond. Daar was het zogenaamde ‘vredeoffer’, waarbij een geslacht dier op het altaar tot God opsteeg, terwijl het overgebleven vlees bestemd was om op dezelfde dag door het volk te worden gegeten. Lev.7:15 een offer van vrede (gemeenschap!), waarbij het volk deel had aan het altaar en aan het offer dat vandaar opsteeg. Het vredeoffer is een prachtig type van hem die werd geslacht, en vervolgens verhoogd werd en opsteeg uit het graf tot God. Door te eten van het vredeoffer had het volk deel aan het altaar. Eten in zo’n setting is puur eredienst! Dat was 229

1 Korinthe 10:19,20 – demonen versus de ene GOD Wat beweer ik dan? Dat een afgodenoffer iets is of dat een afgod iets is? Integendeel, wat de natiën offeren, dat offeren zij aan demonen en niet aan God. En ik wil niet dat jullie deelgenoten van demonen worden. Bedoelde Paulus met zijn eerdere aansporing de afgoderij te ontvluchten, 1Kor.10:14 dat men bang zou moeten zijn voor een afgod? Of dat vlees dat aan een afgod gewijd is ‘besmet’ zou zijn of iets dergelijks? Nee, integendeel, want afgoden zijn slechts bedenksels van mensen. Een afgod is niets. Een afgod is dus ook niet gevaarlijk, maar … de dienst aan afgoden is wel gevaarlijk. Omdat een af-god van de ene GOD af-leidt. Wanneer de natiën in hun tempels offeren, dan is dat niet aan de ene GOD maar aan demonen. Niet zoals de gangbare vertalingen zeggen: aan “boze geesten” of “duivelen”. Paulus gebruikt het woord ‘demonen’ en dat is geen beschuldiging of waardeoordeel. Geen enkele Griek kon hem deze bewering kwalijk nemen. Want het woord ‘demonen’ was ook voor hen de benaming van hun goden (vergelijk Handelingen 17:18). Demonen zijn de goden van de volken. Ps.96:5 Demonen staan tegenover de ene GOD. Ze verhouden zich als duisternis en licht en zijn onverenigbaar. 2Kor.6:16 230

1 Korinthe 10:21 – welke tafel? Jullie kunnen niet de drinkbeker van de Heer drinken en de drinkbeker van demonen. Jullie kunnen niet aan de tafel van de Heer deelhebben en aan de tafel van demonen. Met “jullie kunnen niet” wil Paulus niet zeggen dat het fysiek niet zou kunnen. Integendeel, want Paulus merkt het op omdat sommige lezers het juist wel deden. Ze namen deel aan de maaltijd in de ekklesia en tegelijkertijd nam men, om sociale redenen, deel aan de maaltijden in de tempels. Maar dat is verschrikkelijk inconsistent; dat kun je niet maken! Wanneer we als gelovigen samenkomen, hebben we deel aan “de tafel van de Heer”. Het woord ‘tafel’ staat symbool voor eenheid en gemeenschap. Rond zijn tafel voorziet Hij ons van geestelijk voedsel, zijn Woord. En onze fysieke maaltijden (“liefdemalen”) geven daar uitdrukking aan. Zo verwijst de wijn naar Christus die de dood overwon. En het brood dat we eten, spreekt van het ene Lichaam dat we vormen. Welnu, hoe is het mogelijk om deel te hebben aan de ‘drinkbeker’ en de ‘tafel’ van de Heer en tegelijkertijd aan die van demonen? Religie van mensen, hoe vroom ook bedoeld, is onverenigbaar met wat de Heer aan zijn tafel uitdeelt. 231

1 Korinthe 10:22 – sterker dan GOD? Of zijn wij de Heer jaloers aan het maken? Wij zijn toch niet sterker dan Hij? Door deel te nemen aan de religieuze festiviteiten in Korinthe, conformeerden de gelovigen zich aan afgodendienst. Maar wie dat doet, is bezig de Heer te provoceren en te tergen. De enige GOD verdraagt het niet Zijn plaats te delen met andere goden. Dat is onbestaanbaar, punt. Reken maar dat er zwaarwegende sociale redenen konden spelen om mee te doen met de omgeving. “Iedereen doet het toch? Waarom doen jullie moeilijk en blijven jullie afzijdig? Jullie zijn toch óók godsdienstig?”. Dat waren ongetwijfeld enkele van de tegenwerpingen die standvastige gelovigen te horen kregen. Het is niet aangenaam om voor de voeten geworpen te krijgen dat je je onaangepast opstelt. Of dat je liefdeloos, eigenwijs en hoogmoedig bent. Dan moet je sterk in je schoenen staan om voor zulke druk niet te bezwijken (vergelijk 1 Korinthe 10:12). Ooit kwamen veel Israëlieten in de woestijn om, doordat ze meededen met de religieuze vieringen van de omliggende volken. GOD laat nu eenmaal niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten. Gal.6:7 GOD is altijd sterker. Juist dat geeft ook kracht om te staan en te weerstaan! 232

1 Korinthe 10:23 – de juiste vraag stellen Alles is geoorloofd maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. Het is voor de tweede keer dat Paulus deze woorden aanhaalt (zie 1 Korinthe 6:12). Kennelijk daarmee verwijzend naar een in Korinthe bekend motto. Het moet opvallen dat Paulus wederom niets afdoet van de ruimte en vrijheid waarin we als gelovigen staan. Vrijheid kenmerkt de boodschap die hij onder de natiën mocht brengen en die hij in zijn brieven ook zo dikwijls hartstochtelijk verdedigt. Paulus verzette zich heftig tegen judaïserende predikers die van de gelovigen uit de natiën ‘joden’ wilden maken. Maar Paulus’ boodschap van vrijheid is er niet een van onverschilligheid. Alsof het niet uit zou maken wat je doet of laat. Dat is geen vrijheid maar zinloosheid. Ons bestaan op aarde daarentegen heeft uitdrukkelijk wel zin. Wij hebben het Leven gevonden (jazeker!) en wijden het aan de ene GOD. De leidende vraag in ons leven is niet: mag het wel of mag het niet? Daarmee is Paulus snel klaar: “alles is geoorloofd!”. Er is een heel andere vraag die onze handel en wandel mag aansturen en dat is: is het nuttig? Of anders gezegd: bouwt het op? Reken maar, dat er dan veel wegvalt … 233

1 Korinthe 10:23,24 – niet ik maar Hij Alles is geoorloofd maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. Laat niemand het zijne zoeken, maar dat van de ander. Wanneer we op kruispunten in ons leven komen en we linksof rechtsom moeten, dan is de vraag niet: mag het wel of mag het niet? Dat is ethiek waar vooral de godsdienstige wereld zich mee bezighoudt. Voor wie “de vrijheid in Christus” kent, geldt een heel ander criterium. Al of niet geoorloofd is niet de kwestie. De echte vraag is: is het nuttig en tot opbouw? En dan niet eens in de eerste plaats nuttig en opbouwend voor mezelf, maar voor de ander! Deze benadering is een totaal andere dan die ons in de wereld wordt bijgebracht. Daar geldt: je moet je eigen hart volgen. ‘Nooit jezelf verloochenen’. Op zoek naar jezelf. In die filosofie ben IK het centrum van het universum. Inderdaad, IK met hoofdletters. Ego-isme. Wie gelooft heeft een compleet ander denkkader. Want God staat daarin centraal. Het is zoals in de Hebreeuwse grammatica: niet ‘ik’ maar ‘Hij’ is de eerste persoon. En vanuit dat gegeven, maken we onze keuzen. Dat heeft nut en daarop kun je bouwen! 234

1 Korinthe 10:25,26 – domein van Wie? Al wat in de vleeshal te koop is, eet dat zonder navraag te doen vanwege het geweten, want de aarde en haar volheid is van de Heer. Alle producten die in de vleeshal in Korinthe te koop waren, waren eerst geofferd aan de afgoden. In de ekklesia te Korinthe was er daarom discussie over de vraag of zulk vlees wel door een gelovige geconsumeerd mag worden. Een aantal van hen vond van niet. Zulk vlees zou ‘occult belast’ zijn. En een gelovige heeft zich afgekeerd van de afgoden en dus ook van alles wat daarmee verbonden is. Een redenatie die goed te volgen is. Maar Paulus noemt het ‘zwak’. 1Kor.8:7 Zijn insteek is een andere. Als gelovigen (er)kennen we één Heer aan wie heel de aarde toebehoort. En alles wat daarin is. Ieder schepsel is van Hem. Met dat uitgangspunt hoef je dus nooit de vraag te stellen of iets van de Heer is. Zo’n benauwde houding past daar niet bij. Met afgoden rekenen we domweg niet en aan hun claims hebben we lak. Punt. Dát is een sterke houding! Heel de wereld is het domein van God. Elke stap die we zetten is in Zijn gebied. Wat een ruimte! 235

1 Korinthe 10:26 – Heer, is dit van U? … want de aarde en haar volheid is van de Heer. Zonder enige schroom kunnen we onze weg gaan in deze wereld. Daar is een hele goede reden voor (vergelijk Psalm 24:1): heel de aarde is van de Heer en tevens ook alles wat daarin is. GOD is immers de Schepper van de wereld en van al haar inwoners. Inclusief van de planten en dieren. Waarom zou ik vragen: Heer, is dit van U? Alsof er iets niet van Hem zou zijn?! Koop daarom met een gerust hart alles in de vleeshal, wat je maar wilt. Wat maakt het uit dat het eerst geofferd werd aan de afgoden? So what?! Voor ons is er toch maar één GOD?! 1Kor.8:6 Heel de wereld en elk schepsel “is van de Heer”. Zonder beperking. Daarom kent de Schrift het woord ‘kerk’ ook niet. ‘Kerk’ is afgeleid van ‘Kyriakè’ en betekent “van de Heer”. Maar bedenk daarbij: héél de wereld is “van de Heer”. En Hij is de “Heer van allen”. Rom.10:12 en heten daarom een ‘ek-klesia’. Maar dat is wat anders. Elke stap die ik zet, is een stap in zijn wereld. En elk mens die ik ontmoet is zijn eigendom! Gelovigen vormen een ‘uitroepsel’ 236

1 Korinthe 10:27 – onbegrensde ruimte Indien iemand van de ongelovigen jullie uitnodigt en jullie willen gaan, eet alles wat voorgezet wordt, zonder kritisch oordeel vanwege het geweten. Ook dit voorbeeld illustreert treffend de vrijheid waarin gelovigen staan. Uiteraard zal een gelovige niet deelnemen aan de viering in een afgodstempel – daarmee zou hij zijn positie als gelovige verloochenen. Maar een gelovige zou geen enkel probleem hoeven te hebben met het kopen van vlees dat eerst in de tempel is geofferd. Wij erkennen maar één GOD en aan Hem behoort alles toe. Dus ook dat vlees. Datzelfde is van toepassing wanneer je uitgenodigd bent om bij een ongelovige te komen eten. Wanneer je dat wilt, ga gerust. Ook die ongelovige behoort de Heer toe. “Want de aarde is van de Heer en haar volheid”. Of iemand dat nu gelooft of niet, het is en blijft waar. En wat je bij de ongelovige voorgezet krijgt, kun je dus ook gerust allemaal eten. Doe vooral geen navraag vanwege je geweten. Of het al of niet een occulte oorsprong heeft, het doet niet ter zake. Want ons uitgangspunt is: alles en iedereen is het eigendom van de Heer. Zonder dat te weten, krijg je last van het geweten. 237

1 Korinthe 10:28,29 – vrijheid en (ge)weten Maar indien iemand tot jullie zegt: dit is een gewijd offer, eet het dan niet vanwege degene die dat aangeeft en het geweten. Ik zeg nu niet het eigen geweten maar dat van de ander. Want waarom zou mijn vrijheid worden geoordeeld door het geweten van een ander? Het uitgangspunt in Paulus’ betoog is dat je alles onbekommerd kunt eten. Deze vrijheid is gebaseerd op de wetenschap dat de aarde en alles wat daarin is, aan de Heer toebehoort en aan niemand anders. En ook van deze waarheid geldt: ze maakt vrij! Er is echter één ‘maar’. En dat is wanneer mijn tafelgenoten een heel andere beleving hebben. Als in alle ernst tegen mij wordt gezegd over het eten: “dit is een gewijd offer” krijgt de maaltijd ineens het karakter van een offermaaltijd. Weliswaar niet voor mijzelf maar wel voor mijn tafelgenoten. In dat geval zegt Paulus: “eet het dan niet”. Want het laatste wat je wilt is de indruk bij hen wekken deel te nemen aan een (afgodische) offermaaltijd. Natuurlijk maakt het gebrekkig (ge)weten van de ander mijn vrijheid niet minder. Maar vrijheid betekent ook: jezelf kunnen wegcijferen wanneer het belang van de ander daarmee is gediend. 238

1 Korinthe 10:30 – dankzeggend zegenen Indien ik in dankbaarheid deel neem, waarom word ik gelasterd over iets waarvoor ik dankzeg? Wat we ook doen of kiezen, het uitgangspunt is en blijft dat alles wat we hebben en zijn, van God is en wij Hem daar dus erkentelijk voor zijn. Dat besef ligt ook ten grondslag aan de gewoonte om God te danken voor de maaltijd. Dat is vanzelfsprekend want je ontvangt van Hem eten en drinken dat Hij eerder deed ontstaan. Zoals Hij ons ook het vermogen geeft om daardoor gesterkt te worden en daarvan bovendien te kunnen genieten. En dus zeg je voor dat alles ‘Dank U wel!’. Zo doen we dat toch voor iets dat we ontvangen? De zegen van de maaltijd is gelegen in het feit dat God daarvoor gedankt wordt. Want dankzeggend worden dingen gezegend. Door dankzegging verandert alles in ons bestaan in een zegen. Of dat nu een maaltijd is of een avondje uit, een busrit of een voetbalwedstrijd, werk of een overnachting. Niets uitgezonderd. Alles wordt een zegen zodra we God daarvoor danken. Zelfs tegenslag, moeite of ziekte wordt dan een zegen. Want dan erkennen we dat Hij GOD is en alles een plaats en betekenis geeft! 239

1 Korinthe 10:31 – God verheerlijken! Hetzij dan dat jullie eten, hetzij jullie drinken of wat jullie ook doen, doet het alles tot heerlijkheid van God! De conclusie uit het voorgaande is helder en logisch. Wanneer heel de aarde het eigendom van God is, inclusief alles wat daarin is, dan betekent dit dat er geen facet in mijn bestaan te bedenken is, waar Hij buiten zou staan. Want in alles wat ik doe, maak ik gebruik van wat Hij creëerde. En sterker nog: ikzelf ben een creatie van Hem! Deze wetenschap geeft zin en richting aan mijn bestaan. Niet alleen aan mijn bestaan in het algemeen, maar ook aan alles in het bijzonder. Heel de schepping is door Hem bedacht en Zijn creatieve werk. En dus ook Zijn heerlijkheid. Zoals een muziekstuk de glorie is van een componist en een schilderij de glorie is van een schilder. Alles wat ik doe wordt heerlijkheid wanneer het terugverwijst naar God uit Wie het voortkomt. Of ik nu eet, drink, werk, speel, bemin, kook, opvoed, reis, wandel of wat dan ook doe, in alles mag ik God danken. Daarmee erken ik dat Hij Degene is van Wie alles afkomstig is en in Wie ook alles haar bestemming vindt! 240

1 Korinthe 10:32 – word geen struikelblok Wordt geen struikelblok, noch voor Joden, noch voor Grieken, noch voor de ekklesia van God. Alle dingen zijn geoorloofd, maar niet alles is nuttig of opbouwend. 1Kor.10:23 noemt twee criteria. Het eerste is dat God gedankt en verheerlijkt wordt in al wat we doen. 1Kor.10:30,31 Wat is dan nuttig en opbouwend? Paulus Het tweede criterium wordt hier negatief geformuleerd: “word geen struikelblok …”. Om tot nut en opbouw voor anderen te zijn, zul je minimaal geen struikelblok voor hen moeten vormen. Het woord ‘struikelblok’ moeten we goed begrijpen. Eerder, in 1 Korinthe 1:23, schreef Paulus dat het Evangelie zelf een ‘valstrik’ (Grieks: skandalon) is voor Joden, en voor Grieken een dwaasheid. Dat is onvermijdelijk. Want het Goede Bericht is nu eenmaal “niet naar de mens” en het staat haaks op zowel het Joodse als het Griekse denken. Maar hier zegt Paulus dat wijzelf geen struikelblok zouden worden voor anderen. 1Kor.10:33 Paulus noemt drie groepen in dit verband waarin hij de mensheid onderverdeelt. Joden, Grieken en de ekklesia. Zelf beijverde hij zich om voor de Joden een Jood, en voor de Grieken een Griek, te worden. 1Kor.9:20,21 de zwakken in de ekklesia aanpaste. 1Kor.9:22 aldus Paulus, “opdat ik er des te meer zou winnen!”. 1Kor.9:19 Zoals hij zich ook voor En dat allemaal, 241

1 Korinthe 10:33 – opdat zij gered worden Zoals ook ik in alles allen behaag, niet om het belang van mijzelf te zoeken, maar dat van velen, opdat zij gered worden. Dit vers is een min of meer samenvattende afsluiting van de voorgaande hoofdstukken. Paulus gaf zijn persoonlijke belangen graag op wanneer anderen daardoor gered zouden worden. Natuurlijk wist hij dat GOD de Redder is van alle mensen, maar hij wist ook … “allermeest van gelovigen”. 1Tim.4:10 Gelovigen zijn degenen die dit vandaag al mogen geloven. In bovenstaand vers gaat het ook over “gered worden” in de tegenwoordige tijd. Dat wil zeggen: dat ogen van mensen vandaag worden geopend voor het Evangelie van de heerlijkheid van Christus. 2Kor.4:4 Zodat duisternis plaatsmaakt voor Licht. En verblinding verandert in inzicht en uitzicht. Dát is “gered worden” in de tegenwoordige tijd. Paulus paste zijn levensstijl aan “in alles”. Hij zag af van financiële vergoeding voor zijn arbeid. Hij liet vlees staan, als consumptie voor sommigen een struikelblok was. Ook in de wijze waarop hij communiceerde hield hij rekening met zijn publiek. Op de Areopagus sprak hij anders dan in de synagoge. Maar de inhoud van zijn boodschap was uiteindelijk altijd dezelfde: de ene levende GOD en de uit de doden opgewekte Christus! 242

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 11 243

1 Korinthe 11:1 – navolger van Christus, zoals Paulus Wordt navolgers van mij, zoals ook ik van Christus. Paulus was nooit een discipel van Jezus op aarde. Integendeel zelfs. Tot enkele jaren na Jezus’ hemelvaart was Saulus, de meest verklaarde tegenstander van “de Nazarener”. Totdat hij werd geroepen vanuit de hemel in oogverblindende heerlijkheid, nabij Damascus. Die ontmoeting maakte alles anders. Later zou Saulus schrijven dat hij was overweldigd door genade. 1Tim.1:14 Genade is het sleutelwoord voor het Evangelie dat hij onder de natiën mocht bekend maken. Paulus’ navolging van Christus gaat letterlijk en figuurlijk, zoveel hoger dan het treden in Jezus’ voetstappen op aarde. Jezus op aarde was een Jood, geboren onder de wet en slechts gezonden tot het huis van Israël. Maar Paulus werd geroepen om naar de natiën te gaan, vanwege Israëls ongeloof. Paulus maakte ook geen deel uit van “de twaalf”. In zijn boodschap speelt al of niet Joods zijn, of het houden van de sabbat, kosher eten of het vieren van hoogtijden geen enkele rol. Kol.2:16 Aan Paulus was “het Evangelie van de voorhuid” toevertrouwd, Gal.2:7 een ‘heidens’ Evangelie. Wanneer we Christus willen navolgen, zoals hij vandaag is, dan moeten we bij Paulus zijn. Zoals hij Christus navolgde, zó zouden wij dat ook doen. 245

1 Korinthe 11:2 – overleveringen van waarde Maar ik prijs jullie dat jullie alles van mij hebben herinnerd en de overleveringen vasthouden zoals ik ze aan jullie heb overgeleverd. Er worden in deze brief soms ‘harde noten gekraakt’. Want Paulus is graag duidelijk. Maar hij prijst zijn lezers ook. Zoals hier over de wijze waarop de Korintiërs zijn boodschap hebben ontvangen en dat sindsdien ook hebben onthouden. Sterker nog: ze hebben vastgehouden aan wat hij hen had overgeleverd. Het woord ‘overlevering’ (of traditie) wordt in de Schrift vaak in negatieve zin gebruikt. Jezus bijvoorbeeld, die de godsdienstige leiders van zijn dagen verwijt dat ze het Woord van God ontkrachten ter wille van hun overlevering. Mat.15:6 Of Paulus, die waarschuwt voor ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering van mensen. Kol.2:8 De vraag is altijd: wat wordt overgeleverd en vanuit welke bron? Is het gebaseerd op de Schrift of op wat mensen menen en beweren? Wat Paulus overleverde waren de woorden van God. In 1 Korinthe 15:3 schrijft hij dat hij de Korintiërs in de eerste plaats had overgeleverd dat Christus gestorven, begraven en opgewekt is “naar de Schriften”. Dat was het ABC van Paulus’ overleveringen. Geen rituelen maar een levende persoon. De uit de doden opgewekte Christus! 246

1 Korinthe 11:3 – de hoofdzaak Ik wil echter dat jullie dit weten: dat van elke man de Christus het Hoofd is. Hoofd echter van de vrouw is de man. Hoofd echter van de Christus is de God. Het onderwerp dat Paulus in dit gedeelte aansnijdt, gaat over mannen en vrouwen en de betekenis van hoofdbedekking en haardracht. Maar voordat Paulus opmerkingen maakt over de praktijk, wil hij eerst scherp stellen wat de basale wetenschap is waarvan hij uitgaat. Want het is hem niet te doen om wetten, maar om weten. Paulus’ notities over de hoofdtooi kunnen slechts verstaan worden in het licht van wat hij zegt over hoofdschap. De kern van zijn betoog is dat ons fysieke hoofd uitdrukking geeft aan het representatieve hoofd. Het hoofd staat voor ‘het begin’ en ‘wat voorop gaat’. Zoals bij de geboorte het hoofd als eerste verschijnt. Eerst is daar God Zelf. Vervolgens is daar Christus die het Beeld Gods is. Daarna is daar de man die werd geschapen naar Gods Beeld. En vervolgens kwam uit de man de vrouw voort. Dat is de volgorde en dat bepaalt daarom ook de rangorde. De hiërarchie is gebaseerd op opeenvolging in de schepping. Gegrond op historische feiten, niet op fictie. 247

1 Korinthe 11:3 – wat is hoofdschap? Ik wil echter dat jullie dit weten: dat van elke man de Christus het Hoofd is. Hoofd echter van de vrouw is de man. Hoofd echter van de Christus is de God. Onderscheid maken tussen mannelijk en vrouwelijk is tegenwoordig niet populair (‘gender-neutraal’) en zelfs verdacht. Met als gevolg dat we vandaag nauwelijks nog weet hebben wat mannen zijn. Een man is in de Schrift geen baas, dictator of macho. Een man is hoofd van de vrouw. Hij moet geen hoofd zijn, hij is het. Dat maakt hem ‘man’. De man is er ter bescherming van de vrouw. Hij is aansprakelijk voor haar. Haar welbevinden is zijn taak. Hoewel de vrouw als eerste at van de verboden vrucht, is het toch “in Adam” dat allen sterven, niet in Eva. Het woord ‘hoofd’ is in de Schrift synoniem met ‘eerste’. Dat zien we al bij de geboorte waarin het hoofd voorop gaat. God heeft een hiërarchische orde in de schepping bepaald. Als Hoofd staat Hijzelf garant voor heel de schepping. Hij draagt er zorg voor. Zó is de man hoofd van de vrouw. Paulus zegt: ik wil dat jullie dat weten. Want zulke kennis is met recht hoofdzaak! 248

1 Korinthe 11:4 – géén bedekking Elke man die bidt of profeteert met gesluierd hoofd, doet zijn hoofd schande aan. Het woord ‘hoofd’ wordt in deze verzen op twee verschillende manieren gebruikt. Enerzijds verwijst het naar het fysieke hoofd en anderzijds naar het morele hoofd. Beide toepassingen lopen door elkaar heen, aangezien het fysieke hoofd het morele hoofd representeert. Een man die voorgaat, bidt of profeteert en zijn fysieke hoofd zou sluieren, zou daarmee zijn morele Hoofd, namelijk Christus, bedekken en daarmee schande aandoen. 1Kor.11:3 Met deze uitspraak neemt Paulus afstand van het gebruik in de synagoge, waar mannen die bidden hun hoofd bedekken met een gebedskleed. Hoewel het niet helemaal zeker is of dat in Paulus’ dagen ook al een gebruik in de synagoge was. Het eerste wat Paulus over de hoofdtooi naar voren brengt is niet dat de vrouw iets zou opzetten op haar hoofd. Hij stelt voorop dat de man iets zou afdoen. Het bedekken van zijn hoofd zou (typologisch) een miskenning zijn van Christus. In 2 Korinthe 3 werkt Paulus dit uit als hij verwijst naar Mozes die zijn aangezicht bedekte. De bedekking daar staat voor het oude verbond. Tot op heden ligt een bedekking op Israël. Maar waar deze bedekking verdwijnt, wordt Christus ontdekt! 249

1 Korinthe 11:5 – vrouwen in een mannenrol Maar elke vrouw die bidt of profeteert met het hoofd ongesluierd, doet haar hoofd schande aan, want het is één en hetzelfde als zij die kaalgeschoren is. Een man die zijn hoofd sluiert tijdens bidden of profeteren, doet zijn Hoofd schande aan. 1Kor.11:4 Een vrouw daarentegen doet haar hoofd schande aan, als zij haar hoofd dan juist niet sluiert. Vanwaar dat verschil? Het antwoord is: het fysieke Hoofd van de man representeert Christus, terwijl het fysieke hoofd van de vrouw de man representeert. 1Kor.11:3 De volgende vraag is dan: hoezo wordt de man onteerd, als de vrouw haar hoofd bij die gelegenheid niet sluiert? Dat komt omdat (openbaar) bidden of profeteren mannelijke functies zijn. Niet dat het voor een vrouw verboden is dit te doen, maar het behoort niet tot haar taak. 1Tim.2:12,13 Wanneer een vrouw bidt of profeteert (en dus een mannelijke functie vervult), zou ze haar hoofd bedekt houden. Omdat ze een mannelijke rol speelt, verbergt ze haar vrouwelijke heerlijkheid. Zou een vrouw zich profileren in een mannelijke rol, is ze gelijk aan een vrouw die zich kaal scheert. Zoals een man dat doet. De Schrift is bepaald niet gender-neutraal. Want het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk heeft een diepe betekenis. 250

1 Korinthe 11:6 – consequent en inconsequent Want indien een vrouw niet gesluierd is, laat zij zich dan ook het haar afknippen. Maar indien het schandelijk is voor een vrouw [het haar] af te knippen of te scheren, laat zij zich dan sluieren. In de Griekse wereld van Paulus’ dagen vertoonden vrouwen zich in het openbaar gesluierd. Sommige Korinthische vrouwen deden tijdens het bidden of profeteren hun sluier juist af. En daartegen protesteert Paulus. Paulus zegt hier niet dat een vrouw een sluier moet opdoen, wanneer ze bidt of profeteert. Het is omgekeerd: als ze bij zulke gelegenheden haar sluier zou afdoen, dan kan ze net zo goed ook haar haar afknippen of -scheren. Dan stelt ze zich als man op, dus waarom dan ook geen mannelijk kapsel? Dat is dan consequent, stelt Paulus. Is dat ook niet wat in de westerse maatschappij is gebeurd? Toen de man niet langer als hoofd werd erkend, verdwenen ook de vrouwelijke hoofdtooi en het lange haar als typisch vrouwelijk. Dat is inderdaad consequent. Want zulke gebruiken houden verband met elkaar. Paulus stelt in deze passage geen wet. Hij voert hier evenmin een nieuw gebruik in. Hij legt bestaande gebruiken uit. En hij laat zien wat daarin wel en niet consequent is. 251

1 Korinthe 11:7 – de man als Gods beelddrager Want inderdaad, een man is niet verschuldigd het hoofd te sluieren: aan hem behoort beeld en heerlijkheid van God. Maar de heerlijkheid van de man is de vrouw. Paulus bekritiseert in deze verzen dat (sommige) vrouwen in de ekklesia te Korinthe tijdens hun bidden of profeteren, hun sluiers afdeden. Daar ging een verkeerd signaal van uit en Paulus legt dat hier uit. De man sluiert zijn hoofd niet wanneer hij bidt of profeteert omdat vooropgaan een mannelijke taak is. Want de man draagt het beeld en de heerlijkheid van God. Nergens lezen we in de Bijbel dat de mens in het algemeen Gods beeld zou zijn. In Genesis 1:27 lezen we: “naar Gods Beeld schiep Hij hem …”. Trouwens, de man is ook niet Gods Beeld, maar hij dráágt Gods Beeld, hem behoort het. Gods Beeld zelf, dat is Christus. 2Kor.4:4; Kol.1:15 Hij is het prototype van Adam. De vrouw daarentegen is de heerlijkheid van de man. De man vertegenwoordigt de Schepper, de vrouw vertegenwoordigt de schepping. En zoals schepping de heerlijkheid van de Schepper is, zo is de vrouw de heerlijkheid van de man. Het sekseverschil is zoveel meer dan alleen biologisch. Mannelijk en vrouwelijk verwijzen naar de Schepper en Zijn schepping! 252

1 Korinthe 11:8,9 – volgorde en rangorde Want de man is niet vanuit de vrouw, maar de vrouw vanuit de man. Want de man werd ook niet geschapen vanwege de vrouw, maar de vrouw vanwege de man. Wat Paulus in beide statements naar voren brengt is geen mening. Het staat zwart op wit in Genesis 2 te lezen, waar het gaat over de schepping van de vrouw. Als genomen “vanuit de man”. Eerst was er de man, daarna de vrouw. De vrouw werd ook geschapen “vanwege de man”, niet omgekeerd. Het principe dat de man de eerste is en voorop gaat, is gebaseerd op de schepping. Volgorde is rangorde. Opnieuw dringt de analogie van Schepper en schepping zich op. De man verwijst naar God, de Schepper. De vrouw verwijst naar de schepping. De schepping komt voort uit de Schepper. Want eerst was er de Schepper, daarna de schepping. En de schepping bestaat omwille van de Schepper. Op.4:11 Alleen wanneer we de link zien naar God (Schepperschepping), kunnen we de verhouding man-vrouw begrijpen. Het één verklaart het ander. En zoals de Schepper zorg draagt voor de schepping, zo is de man verantwoordelijk voor de vrouw. Zo moet een man niet zijn, nee, dit is wat een man is! 253

1 Korinthe 11:10 – volmacht op het hoofd Daarom is zij verschuldigd volmacht op het hoofd te hebben, vanwege de boodschappers. In de voorgaande verzen betoogde Paulus dat bidden of profeteren behoort tot de taak en verantwoordelijkheid van de mannen. Zij (de mannen dus) zijn kennelijk “de boodschappers” waarvan in dit vers sprake is. Waarom zouden vrouwen, wanneer ze bidden of profeteren, hun sluier afdoen? Dat is niet logisch. Hoofdbedekking is vanouds een uitbeelding van volmacht. Tot op heden heeft het ook bij ons die functie. Denk bijvoorbeeld aan de politiepet. De hoofdbedekking representeert autoriteit. Het feit dat de man de taak heeft voorop te gaan, betekent geen achterstelling van de vrouw. Het is juist een vrijstelling van haar. Dat wil zeggen: op haar rust deze last niet. Het betekent dus niet, dat vrouwen zulke publieke taken niet zouden mogen uitoefenen. Denk bijvoorbeeld maar aan een vrouw als Debora. Zij was behalve profetes ook richteres in Israël. Ri.4:4 Zij gaf zowel geestelijk als bestuurlijk leiding aan het volk. Dat is inderdaad uitzonderlijk maar niettemin mogelijk. Er zijn meer Bijbelse voorbeelden van vrouwen die een mannelijke rol speelden. Dat is geen verwijt aan deze vrouwen, eerder aan de mannen die het dikwijls lieten afweten. Zou het vandaag anders zijn? 254

1 Korinthe 11:11,12 – geen man zonder vrouw Evenwel, er is geen vrouw zonder man, noch man zonder vrouw, in de Heer. Want zoals de vrouw vanuit de man is, zo is ook de man door de vrouw. Maar alles is vanuit God. Paulus nuanceert hier wat hij eerder schreef. Want er is niet alleen rangorde, er is ook wederzijdse afhankelijkheid. Man en vrouw vullen elkaar aan en de één is niet compleet zonder de ander. De vrouw komt voort uit de man en zonder man was zij er dus niet geweest. Jawel, zegt Paulus, maar omgekeerd is er ook geen “man zonder vrouw”. Of, zoals hij vervolgens zegt, “de man is door de vrouw”. Daarmee bedoelt hij niet, zoals het vaak wordt uitgelegd, dat mannen uit vrouwen worden geboren. Als de zin “de vrouw is vanuit de man” slaat op de creatie van Eva uit Adam, dan moet het tweede deel van de zin ook op hen slaan. Vóór de creatie van de vrouw (‘mannine’), heette Adam geen ‘man’ maar consequent ‘mens’. Pas na haar schepping heet hij voor het eerst “man”. Gen.2:23 Adam werd dus “man door de vrouw”. Het één bestaat bij de gratie van het ander. Zoals God Schepper werd door de schepping … 255

1 Korinthe 11:13 – wat is betamelijk? Oordeelt onder jullie zelf: is het betamend voor een vrouw ongesluierd tot God te bidden? Wat Paulus zojuist naar voren bracht was een positieve uitleg van de betekenis van de vrouwelijke hoofdbedekking. In de Griekse wereld gingen vrouwen in het openbaar gesluierd. Zoals dat in grote delen van de wereld nog steeds gebruik is. Altijd als uitbeelding van onderschikking. In de westerse wereld wordt dit uitgelegd als onderdrukking. Ten onrechte. Paulus wist dat geen van zijn lezers zou betwisten dat het onbetamelijk voor een vrouw werd geacht om in het openbaar ongesluierd tot God te bidden. Vandaar dat hij zegt: oordeelt zelf. Dat vrouwen in Korinthe bij het bidden hun sluier afdeden, werd algemeen als ongepast beschouwd. Bedenk goed: Paulus stelt in deze passage geen nieuw gebruik in. Hij legt het ook niet als een gebod op. Hij legt het als een bestaand gebruik uit. Het gaat hem niet om wetten maar om weten hoe het zit met hoofdschap. 1Kor.11:3 Want dat verandert niet. En verder zouden we doen wat betamelijk is, zonder voor anderen een struikelblok te vormen. 1Kor.10:32 ons zeker niet betaamt, is neer te kijken op culturen die gebruiken kennen die wij (met onze ‘wijsheid’) zijn kwijt geraakt. Wat 256

1 Korinthe 11:14,15 – het onderwijs van de natuur Onderwijst de natuur jullie zelf ook niet dat indien een man lang haar zou dragen, het zonder eer voor hem is, maar indien een vrouw lang haar zou dragen het heerlijkheid voor haar is? In het voorgaande sprak Paulus over hoofdbedekking. Hier switcht hij naar haardracht en ontleent zijn argument aan de natuur. Hoofdbedekking is cultuur, haar is natuur. Het ene is man-made, het andere groeit. Lang haar is voor een man “zonder eer”. Niet ‘schandelijk’ zoals sommige vertalingen weergeven. Het Griekse woord (atima) heeft vaak de neutrale betekenis van “alledaags”. Rom.9:21; 2Tim.2:20 De haardracht van een man is ‘no big deal’. Vrijwel over heel de wereld knipt de man zijn haar ook kort. En van nature zijn het mannen die vaak kaal worden, niet de vrouwen. Voor de vrouw daarentegen is lang haar heerlijkheid. Ze besteedt er relatief ook veel meer tijd en aandacht aan dan de man. Paulus zegt niet dat mannen geen lang haar mogen hebben en evenmin dat vrouwen het moeten hebben. Niet de wet legt dit op maar de natuur wijst in de richting dat lang haar bij een vrouw hoort, niet bij een man. Met deze heerlijkheid kan geen man ook maar in haar schaduw staan. 257

1 Korinthe 11:15 – het lange haar als mantel … maar indien een vrouw lang haar zou dragen het heerlijkheid voor haar is? Want het lange haar is haar gegeven in plaats van een mantel. Lang haar is typisch vrouwelijk (vergelijk Openbaring 9:8). De man kan in de verste verten niet tippen aan deze vrouwelijke schoonheid. Zeg zelf: bij een bruiloft is altijd het uiterlijk en de haardracht van de vrouw onderwerp van gesprek. Zelden dat van de man. Het lange haar is de vrouw gegeven “in plaats van een mantel”. Het woord ‘mantel’ (Grieks: peribolaion) is opgebouwd uit ‘omheen’ en ‘werpen’. Het duidt op een omslagdoek of cape dat om de schouders wordt geslagen. In de Griekse vertaling van het Oude Testament, komen we het vooral tegen als kleding van aanzien. Ri.8:26 Nooit als hoofdbedekking. Het mag vooral niet verward worden met de sluier (letterlijk ‘neerwaarts-bedekking’) waarvan eerder sprake was. 1Kor.11:5,6,7,13 Het lange haar is voor de vrouw als een elegante schoudermantel. Aangezien lang haar vrouwelijke heerlijkheid is, behoort dat bedekt te worden wanneer ze bidt of profeteert. De gedachte is: als ze een mannelijke functie vervult, past het niet om haar vrouwelijke glorie te etaleren. Want de aandacht zou niet gaan naar het uiterlijk (het vrouwelijke), maar naar de binnenkant. 258

1 Korinthe 11:16 – een goede gewoonte Maar als iemand schijnt wedijverend te zijn, wij hebben zulk een gewoonte niet en evenmin de ekklesia’s van God. Wat Paulus zojuist schreef lijkt op een verdediging. Vrouwen gingen normaal gesproken gesluierd, maar in de ekklesia te Korinthe waren er één of meerdere vrouwen die hun hoofdbedekking afdeden tijdens bidden of profeteren. Uit de argumenten die de apostel daartegen aanvoert, kunnen we opmaken dat zijn opponenten zich verzetten tegen de onderschikking van de vrouw. En daarmee ook tegen de gewoonte van de ekklesia’s van God. Niet dat de gewoonte op zich een argument is. Paulus had bewezen vanuit de Schrift. Dat is beslissend. Dat maakt een gewoonte ook tot een goede gewoonte. Een gewoonte ontstaat waar telkens dezelfde keuze wordt gemaakt. En die keuze wordt gaandeweg simpeler; je hoeft er niet meer over na te denken omdat je het gewoon bent te doen. Vooral waar we met anderen samenleven hebben gewoonten een groot voordeel. Bijvoorbeeld één keer met elkaar afspreken om zes uur te eten, is heel wat handiger dan iedere keer daarover te moeten overleggen. En zeker dan daarover te strijden. Ook de ekklesia’s van God hebben gewoonten. Mits gebaseerd op de Schriften is dat een groot goed! 259

1 Korinthe 11:16 – gewoonte versus wet Maar als iemand schijnt wedijverend te zijn, wij hebben zulk een gewoonte niet en evenmin de ekklesia’s van God. Gewoonten ontstaan heel gauw. Je hebt een paar keer op dezelfde plek gezeten en het is ‘jouw’ plek geworden. Het is geen wet en je kunt je er ook niet op beroepen. Daarom noemen we zoiets ‘een ongeschreven regel’. De gewoonte waarop Paulus hier doelt gaat over het gebruik dat vrouwen gesluierd waren. Dat is geen wet en het staat nergens in de Schrift voorgeschreven. Ook niet in de wet van Mozes. Het is daarom ondenkbaar dat de apostel van de natiën, die nota bene als geen ander de vrijheid predikte, hierover een nieuwe regel zou hebben ingevoerd. Wat Paulus in het voorgaande naar voren bracht, was geen reductie op de vrijheid. Of terugkrabbelen van “alles is geoorloofd”. Nee, het is een voorbeeld van “niet alles is nuttig”. Paulus respecteert voluit het gangbare gebruik van de vrouwelijke hoofdbedekking en wijst op de Bijbelse symboliek die het tot uitdrukking brengt. Wie daarvan niet wilde weten, 1Kor.11:3 etaleerde daarmee slechts onkunde en bovendien een houding van ‘schoppen om te schoppen’. Dat dient geen enkel nut en het is ook niet tot opbouw van Gods ekklesia. 260

1 Korinthe 11:17,18 – samenkomen als ekklesia Nu ik dit aanzeg prijs ik jullie samenkomen niet, omdat het niet tot het betere maar tot het mindere is. Want ten eerste hoor ik dat, wanneer jullie samenkomen als ekklesia, er scheuringen onder jullie zijn en ten dele geloof ik dit. Eerder prees Paulus de Korintiërs nog omdat ze vasthielden aan wat hij hen had overgeleverd. 1Kor.11:2 Maar over wat hij nu aansnijdt kan hij onmogelijk hen prijzen. Want in plaats van dat ze beter werden van hun samenkomsten, werden ze er minder van. Om diverse redenen. Het eerste “mindere” wat Paulus noemt zijn de scheuringen die tijdens de maaltijden aan het licht traden. Ook al meent hij dat het minder extreem is dan hem was verteld. De scheuringen werden zichtbaar wanneer de Korintiërs samenkwamen “als ekklesia”. Niet ieder samenkomen van gelovigen is een samenkomen “als ekklesia”. Als een paar gelovigen bij elkaar op bezoek zijn of met elkaar samenwerken, dan is dat geen bijeenkomst “als ekklesia”. Dat is niet vanwege de plaats van samenkomst of het aantal aanwezigen. Bepalend is of heel de ekklesia ter plaatse (alle gelovigen dus) welkom is. Zoals een familiebijeenkomst alleen zo mag heten wanneer de deur ook daadwerkelijk openstaat voor heel de familie. 261

1 Korinthe 11:18,19 – sektarisme & beproefden Want ten eerste hoor ik dat, wanneer jullie samenkomen als ekklesia, er scheuringen onder jullie zijn en ten dele geloof ik dit. Want er moeten ook sekten onder jullie zijn, opdat de beproefden onder jullie openbaar zouden worden. Er waren scheuringen in de ekklesia te Korinthe. De breuklijnen hier liggen tussen degenen die wel en die niet hebben (zie 1 Korinthe 11:22). Eerder schreef Paulus over scheuringen in Korinthe doordat favoriete voormannen tegen elkaar werden uitgespeeld. 1Kor.1:10,11 Scheuringen (> schisma) en sekten gaan hand in hand met elkaar. Een sekte is een groep rond een favoriete leider, leerstelling of idee. Het idee van ‘favoriet’ ligt in het woord ‘sekte’ (Grieks: heresis) zelf begrepen: het is afgeleid van een werkwoord dat ‘voorkeur geven’ betekent. Scheuringen en sektevorming binnen de ekklesia doen ernstig afbreuk aan de eenheid in het lichaam van Christus. 1Kor.12:25 Niet dat de eenheid zelf verbroken wordt; dat is onmogelijk. Want deze eenheid, die we geestelijk mogen bewaren in een band van vrede, is een gegeven feit. Ef.4:3 Wie dat doen zijn de “de beproefden” waarvan hier sprake is. Zij gaan niet mee in partijvorming en onderlinge ruzies over meningen en mensen. De waarheid, zwart op wit, is zoveel solider. Dat is de eenheid in Christus! 262

1 Korinthe 11:20 – een Heer-lijke maaltijd? Wanneer jullie dan samenkomen op dezelfde plaats, is dat niet het eten van een Heer-lijke maaltijd. De ekklesia te Korinthe kwam niet alleen bij elkaar om het Woord te horen, maar ook om met elkaar te eten. 1Kor.11:33 Dat lijken twee heel verschillende zaken, maar bij nader inzien is het één een uitbeelding van het ander. Zowel eten als drinken verwijzen naar het tot zich nemen van het Woord van God. “Een mens zal van brood alleen niet leven, maar van alle woord dat de mond Gods uitgaat”. Mat.4:4 Aan één ‘tafel’ deel je met elkaar wat wordt voorgezet. Het is daarmee ook een uitbeelding eenheid en gemeenschap. Maar de maaltijd zoals de Korintiërs daaraan met elkaar deelnamen, kon Paulus onmogelijk “Heer-lijk” noemen. Heer-lijk klinkt misschien wat vreemd, maar toch geeft het goed weer wat het bedoelt te zeggen. ‘Heer-lijk’ is de bijvoeglijke vorm van ‘Heer’, zoals ‘koninklijk’ de bijvoeglijke vorm van ‘koning’ is en ‘meesterlijk’ van ‘meester’. In Korinthe nam de één dronken en weer een ander hongerig deel aan de maaltijd. Dat is niet ‘Heer-lijk’. Heer-lijk is het om samen te zijn en, bij brood en wijn, bij Hem bepaald te worden die de dood heeft overwonnen! 263

1 Korinthe 11:21,22 – verachting van de ekklesia van God Want ieder neemt bij het eten de eigen maaltijd vooraf, en de één is hongerig en de ander dronken. Hebben jullie dan geen woonhuizen om te eten en te drinken? Of verachten jullie de ekklesia van God en beschamen jullie degenen die niets hebben? Wat zal ik tegen jullie zeggen? Zal ik jullie prijzen? Op dit punt prijs ik jullie niet. Paulus prees de Korintiërs om meerdere redenen. Maar wat hij nu beschrijft lijkt te gênant voor woorden. Een maaltijd die harmonie uitbeeldt en naar de Heer verwijst, was een schandalige schertsvertoning geworden. Wij kunnen ons een dergelijke gang van zaken moeilijk meer voorstellen, omdat de maaltijd waar Paulus over spreekt in de kerkelijke praktijk helemaal geen maaltijd meer is. Daar eet men slechts een ritueel stukje brood en drinkt men een enkel slokje wijn. Of nóg minder geestrijk: een slokje druivensap. Tja, daar wordt uiteraard geen mens dronken van … In plaats van dat aan tafel eenheid zichtbaar werd, werden de armen (“die niets hebben”) beschaamd. De één was beschonken en vol gegeten, de ander nog hongerig. “De ekklesia van God” die geroepen is voor de troon en om de positie van Christus te delen, verdient een hogere achting … 264

1 Korinthe 11:23,24 – dit is mijn lichaam Want zelf ontving ik van de Heer wat ik ook aan jullie heb overgeleverd, dat de Heer Jezus in de nacht waarin hij werd overgeleverd, brood nam, en dankte, het brak en zei: dit is mijn lichaam, ten behoeve van jullie, doe dit tot mijn gedachtenis. Wat Paulus vertelt over Jezus’ woorden tijdens diens laatste avondmaaltijd, weet hij niet uit overlevering, zoals sommige vertalingen eigengereid toevoegen. Paulus weet het uit eerste hand: “… zelf ontving ik van de Heer”. Inderdaad, het komt overeen met wat Matteüs, Marcus en, met name, Lucas daarover schrijven. Maar Paulus weet méér over de betekenis van het brood. Daarover had Jezus niet gesproken in de nacht dat hij werd overgeleverd, maar pas later toen hij zich vanuit de hemel aan Paulus openbaarde. Toen hij ooit zei “dit is mijn lichaam”, verwees dat in het verborgene naar het ene lichaam, de ekklesia. 1Kor.10:16,17 Aan Paulus heeft de Heer dit geopenbaard. In de nacht dat Jezus werd overgeleverd vierde hij het Pascha dat God exclusief aan Israël had gegeven. Ex.12:48 Dat feest vierde men in Korinthe uiteraard niet, maar tijdens hun maaltijden dachten zij wel terug aan dat ene Pascha waarin Jezus had gezegd: dit is mijn lichaam … 265

1 Korinthe 11:25 – de beker Op dezelfde wijze ook de drinkbeker na de avondmaaltijd, terwijl hij zei: deze drinkbeker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit zo vaak als jullie die zouden drinken, tot mijn gedachtenis. Zouden we alleen de verslagen van Matteüs, Marcus en Lucas hebben over ‘het laatste avondmaal’, dan leerden we daaruit dat Jezus een nadere instructie gaf over de Paschaviering. Maar doordat de Heer later persoonlijk Paulus heeft geïnformeerd, verdiept dat ook de betekenis van onze gezamenlijke maaltijden! Ook voor ons hebben brood en de wijn een bijzondere waarde. Als gelovigen die deel uitmaken van “het ene Lichaam” vieren we geen Pascha. We onderhouden ook geen verplichte maaltijden of rituelen. Maar telkens wanneer we bij elkaar komen om te eten en te drinken, mag het brood ons bepalen bij het ene lichaam waartoe we behoren. Net zoals de wijn die we drinken ons bepaalt bij “het bloed van Christus”. 1Kor.10:16 Want zoals wijn uit een donkere kelder komt als geestrijk vocht, zo denken we aan hem die het graf verliet als “levendmakende geest”. 1Kor.15:45 De beker symboliseert de overwinning op de dood. Het is een embleem van de geest van “het nieuwe verbond”. Daarom zeggen we: op het Leven! 266

1 Korinthe 11:26 – de dood van de Heer Want zo vaak als jullie dit brood eten en de drinkbeker drinken, verkondigen jullie de dood van de Heer, totdat Hij zou komen. Samenkomen om met elkaar als ekklesia maaltijd te houden is meer dan alleen een maaltijd. Het is een verkondiging. Want het brood spreekt van “het lichaam van Christus”, waarover Paulus zoveel te melden heeft. En de beker waaruit gedronken wordt spreekt van overwinning. Brood en beker zijn typen en er gaat een geweldige sprake vanuit. De christenheid heeft van deze Heer-lijke maaltijd een ritueel gemaakt. De karigheid van één stukje brood en één slokje druivensap is daarvoor illustratief. Dat geldt ook voor de dodelijke ernst waarmee men gewoonlijk aanzit. Voeg daar de strijdvragen aan toe over wie er mogen aanzitten en wie niet, wie het mogen ‘bedienen’, de frequentie, enzovoort. Moet dat alles een viering heten? Brood en beker verkondigen de dood van de Heer, maar het is geen begrafenismaaltijd. Want de dood die we verkondigen is overwonnen! De steen is afgewenteld! De beker verkondigt deze overwinning en de wijn spreekt van het Leven dat voortkomt uit zijn dood. Wanneer we deze sprake verstaan wordt elke maaltijd als ekklesia een feest rond een levende Heer. Totdat hij terugkomt! 267

1 Korinthe 11:27,28 – onwaardig eten Wie dus op onwaardige wijze het brood zou eten of de drinkbeker van de Heer zou drinken, zal schuldig zijn aan het lichaam en het bloed van de Heer. Maar laat men zichzelf toetsen en zó van het brood eten en van de drinkbeker drinken. Wanneer we dit vers gewoon in haar verband laten staan, dan is de betekenis van het woord “onwaardig” volstrekt helder. Het heeft te maken met de wijze waarop men in Korinthe aan de maaltijd deelnam. Dat was niet “Heer-lijk” maar schande-lijk. Of hoe zou men het anders moeten noemen wanneer de één hongerig aanzit terwijl de ander zich aan het bezatten is? In de loop van de kerkgeschiedenis heeft men aan dit vers een heel andere draai gegeven. De maaltijd kreeg het karakter van een ‘sacrament’ waarbij slechts een karig stukje brood en een klein slokje druivensap was overgebleven. Het “onwaardige” kon niet langer slaan op de wijze waarop men at of dronk, maar werd betrokken op de vraag of men wel ‘verdienstelijk’ genoeg was. Om deel te nemen aan het sacrament werd men terug geworpen op zichzelf om te onderzoeken of men wel ‘goed’ genoeg was. Voorwaarde-lijk en vrese-lijk … in plaats van “Heer-lijk”. 268

1 Korinthe 11:29 – het lichaam onderscheiden Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel wanneer hij het lichaam niet onderscheidt. De viering van de onderlinge maaltijd in Korinthe was een schaamteloze vertoning. Dat was een symptoom terwijl de oorzaak was dat men ‘het lichaam niet onderscheidde’. Wat bedoelde Paulus daarmee? Hij had hen overgeleverd dat het ene brood verwijst naar het ene lichaam dat gelovigen tezamen vormen. 1Kor.10:16 In Korinthe staarde men zich blind op het eten en drinken zonder die betekenis ervan te verstaan. De geestelijke betekenis van brood en beker is trouwens vandaag nog steeds onbekend. In de kerkelijke praktijk fixeert men zich op het uiterlijke (een ritueel) en op ‘de oude mens’. ‘Ben ik wel waardig om deel te nemen?’. Van zo’n vraag wordt geen mens blij … Is dat eigenlijk ook geen “onwaardig eten”? Zouden we ons bij een feestmaal niet verheugen?! Een feestmaal vanwege de overwinning op de dood en het nieuwe leven in Christus? Het heet toch niet voor niets “de beker van de zegening“?! Het lichaam onderscheiden is veel meer dan een intellectueel inzicht. Het betekent triomf, vreugde en eenheid. Dit onderscheidingsvermogen vormt een bron van kracht. Het was dit vitaliserende elixer dat de Korintiërs waren kwijt geraakt … 269

1 Korinthe 11:29,30 – het beste medicijn! Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel wanneer hij het lichaam niet onderscheidt. Daarom zijn er onder jullie velen zwak en ziekelijk en (ont)slapen er aanzienlijk veel. Paulus ziet een directe relatie tussen de zwakke conditie van de gelovigen in Korinthe en hun ‘niet onderscheiden van het lichaam’. Velen in de Korinthische gemeenschap waren zwak of ziekelijk en het aantal mensen dat ontsliep was opvallend hoog. Het verband dat Paulus legt tussen ontbrekend geestelijk inzicht en fysieke conditie, ligt gevoelig. Men mag de stelling uiteraard ook niet omkeren: zwak, ziekelijk (of nog erger), is geen bewijs van een gebrekkig geestelijk onderscheidingsvermogen. Maar toch … dit voorbehoud laat onverlet dat van geestelijk inzicht en uitzicht, een helende werking uitgaat. Zo zegt Spreuken 17:22: “Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren”. Zeker, een vrolijk hart is geen garantie voor een gezond gestel. Zoals een verslagen geest ook niet noodzakelijk ziek maakt. Maar toch, “een goed bericht verkwikt het gebeente”. Spr.15:30 Zou dat dan zeker niet gelden voor het Goede Bericht?! En van de betekenis van brood en beker? Er bestaat geen beter medicijn! De Korintiërs waren dat tot hun eigen schade vergeten … 270

1 Korinthe 11:31,32 – gedisciplineerd worden Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden we niet worden geoordeeld. Maar wanneer we geoordeeld worden, worden we gedisciplineerd door de Heer, opdat we niet samen met de wereld veroordeeld zouden worden. Dat er onder de Korinthische gelovigen een aanzienlijk aantal zieken, zwakken en ontslapenen waren, wijt Paulus aan hun geestelijke conditie. Positief geformuleerd heeft ‘het onderscheiden van het lichaam’, oftewel het verstaan van waar ‘brood en beker’ van spreken, een helende, vitaliserende werking. Negatief geformuleerd echter, betekent het ontbreken van dit onderscheidingsvermogen, dat men dit helende effect moet ontberen. Ziedaar de situatie in Korinthe. De geestelijke ‘vitamine’ ontbrak en vandaar hun belabberde conditie. Zou men dit gebrek zelf hebben onderkend, dan had de Heer niet disciplinair hoeven ingrijpen. Maar toch, hoe verdrietig de situatie in Korinthe ook is, Paulus legt het positief uit. Want het feit dat de Heer ons disciplineert, houdt in dat Hij ons leert en corrigeert. Maar ook door schade en schande heen, wijzer maakt. Dat is een groot verschil met de wereld die, in eerste instantie, slechts veroordeling wacht. Hoewel ook dat gelukkig niet het laatste woord zal hebben. Maar vandaag bemoeit de Heer zich actief met ons die geloven en voedt Hij ons op. In alle omstandigheden. 271

1 Korinthe 11:33,34 – gelukkig per brief Zo dan, mijn broeders, wanneer jullie samenkomen om te eten, wacht op elkaar. Indien iemand honger heeft, laat hem thuis eten opdat jullie niet tot een oordeel zouden samenkomen. De overige dingen nu, zal ik regelen als ik kom. Dit vers onderstreept dat de maaltijd waarover Paulus spreekt een heuse maaltijd betreft. Men kwam niet samen voor een symbolisch stukje brood of een slokje wijn. Er is niets dat zozeer uitdrukking geeft aan de onderlinge band als samen maaltijd houden. Zeker wanneer daarbij de ingrediënten van de maaltijd (lees: brood en wijn) zo betekenisvol zijn en verwijzen naar de Heer en onze eenheid in Hem. Die betekenis zou uiteraard tot een aanfluiting worden wanneer de één al klaar zou zijn met eten en drinken, terwijl een ander nog niet eens begonnen was met de maaltijd. Mocht je dan echt zo hongerig zijn, eet dan thuis eerst wat, zegt Paulus. Er waren nog meer praktische zaken te regelen waarover Paulus was ingelicht. Maar dat kon wachten tot hij bij hen zou zijn. De wanorde bij de maaltijden was daarvoor te urgent en daarom regelt Paulus dit in deze brief. Gelukkig maar, want zo kunnen we nog steeds onze lering hieruit trekken! 272

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 12 273

1 Korinthe 12:1,2 – geestdrijverij Omtrent de geestelijke uitingen nu broeders, wil ik niet dat jullie onwetend zijn. Jullie weten dat toen jullie natiën waren, naar de stomme afgoden werden weggeleid, waarheen jullie ook maar geleid werden. Hier vangt Paulus een nieuw onderwerp aan. Kennelijk één waarover hij ook was aangeschreven. 1Kor.7:1 Ongetwijfeld had hij onderwijs gegeven over de manifestaties van de geest, maar niet alles was even helder. Een leemte waarin Paulus nu hoopt te voorzien. Hij roept bij de Korintiërs de tijd in herinnering dat zij nog geen ‘ekklesia’ (uitroepsel) waren, maar enkel tot de natiën behoorden. Dat was de tijd dat zij de ene GOD nog niet kenden, Die in de Schriften spreekt. Toen waren ze weliswaar religieus maar ondanks de noemer van ‘God’ werden ze slechts van Hem afgeleid. Vandaar dus met recht ‘afgoden’. Nietszeggend en stom. Hun religie werd gekenmerkt door geestdrijverij. Nog steeds een beproefde methode. Mensen worden in een ontvankelijke stemming gebracht door meeslepende muziek of monotoon gedreun. Al of niet aangevuld door andere zintuiglijke indrukken, zoals lichteffecten. En door suggestieve boodschappen. Met het doel om het kritisch denken uit te schakelen. Ook in tal van christelijke bijeenkomsten wordt zo’n sfeer gecreëerd. Maar Gods geest werkt niet zo … 275

1 Korinthe 12:3 – Jezus is Heer! Daarom maak ik jullie bekend, dat niemand in geest van God sprekende zegt: anathema Jezus! En niemand kan zeggen: Heer Jezus!, tenzij in heilige geest. Met wat Paulus hier zegt, geeft hij zijn lezers een lakmoesproef. Welke plaats neemt Jezus in, in de geestelijke uiting? Anathema (Grieks) is een banvloek. Vervloekt men Jezus, in het extreemste geval, dan is dat uiteraard niet Gods geest. Alleen in en door Gods geest kan men erkennen, de eer die God aan Jezus gaf door hem uitermate te verhogen. Ook in Romeinen 10:9 is de belijdenis van Jezus als Heer, de toetssteen. “Want indien je met de mond belijdt dat Jezus Heer is, en gelooft in je hart, dat God hem opwekte uit de doden, zul je gered worden …”. Let op: Jezus is Heer, juist omdat God hem uit de doden heeft opgewekt. Jezus stond dus niet op omdat hijzelf God was. Dan zou hij geen ander nodig hebben. Jezus was dood, maar God wekte hem op, en maakte hem tot Heer! Hand.2:36 Uiteindelijk zal elk schepsel komen tot deze belijdenis dat Jezus Heer is. Elke tong zal het belijden. Fil.2:9-11 Dat is geen menselijke prestatie maar Gods geest die dat inwerkt. Tot eer van God, de Vader! Van binnenuit! 276

1 Korinthe 12:4 – genade-effecten Nu is er verscheidenheid van genade-effecten, maar het is dezelfde geest. Het is Gods geest die brengt tot de belijdenis “Jezus is Heer”. 1Kor.12:3 Maar behalve deze universele belijdenis, brengt diezelfde geest ook een verscheidenheid met zich mee. Paulus spreekt van verscheidenheid van genade-effecten. In het Grieks liggen aan ‘genade-effecten’, onze woorden ‘charisma’ en ‘charismatisch’ ten grondslag. Het wordt dikwijls vertaald met ‘genadegaven’. Het woord ‘charisma’ is opgebouwd uit ‘charis’ en de uitgang ‘-ma’. ‘Charis’, dat is genade: vreugde om niet. In het dagelijkse Grieks kon het de aanduiding zijn van bijvoorbeeld een mooie zonsondergang, een goed glas wijn, een vreugdevol samenzijn als familie. Alles wat ons gratis en voor niets blij maakt. De uitgang ‘-ma’ verwijst naar het effect van iets, de uitwerking. Waar God ons door het Evangelie blij maakt, daar werkt diezelfde genade een verscheidenheid aan effecten uit. We zijn immers verschillende mensen met een verscheidenheid aan capaciteiten. Lucht die in een trompet wordt geblazen veroorzaakt een heel ander geluid dan diezelfde lucht die in een fluit of trombone of saxofoon wordt geblazen. Dezelfde lucht, verschillende effecten. Het is één geest, maar een verscheidenheid van genade-effecten! 277

1 Korinthe 12:5,6 – verscheidenheid en toch dezelfde … En er is verscheidenheid van bedieningen en het is dezelfde Heer. En er is verscheidenheid van inwerkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen inwerkt. Sleutelwoorden in deze verzen zijn “verscheidenheid” en “dezelfde”. Het is een verscheidenheid van genade-effecten maar dezelfde geest van God. 1Kor.12:4 Er is ook een verscheidenheid aan bedieningen. Een ‘bediening’ (Grieks: diakonia) is een dienst (> konia) die door (> dia) een iemand wordt uitgeoefend. Dat is heel breed in zijn toepassingen en vandaar ook dat Paulus spreekt van verscheidenheid. Maar hoe groot deze verscheidenheid ook moge zijn, in de ekklesia is er één Heer die daarover gaat. Ef.4:12 Want alleen Hij is het Hoofd die alles organisch stuurt en regelt. De bedieningen vallen onder zijn gezag en niet die van een organisatie. Naast de verscheidenheid van genade-effecten en bedieningen, is er ook verscheidenheid van inwerkingen (Grieks: en-ergema). Ons woord ‘energie’ is hiervan afgeleid dat duidt op een kracht die ergens (of in iemand) inwerkt. Denk aan elektriciteit die een lamp laat branden of een ventilator doet blazen. Er is een enorme verscheidenheid aan inwerkingen. Dat geldt ook voor “het lichaam”, de ekklesia. En tegelijkertijd is het dezelfde God, Die in alles, maar ook in allen, inwerkt. 278

1 Korinthe 12:7,8 – nuttig Aan een ieder nu wordt de manifestatie van de geest gegeven, met het oog op wat nuttig is. Want aan de één wordt door de geest een woord van wijsheid gegeven en aan een ander een woord van kennis, naar dezelfde geest. De ene geest van God manifesteert zich in een verscheidenheid aan genade-effecten, bedieningen en inwerkingen. Dat doet hij aan ieder lid van de ekklesia. Ook door meerdere genade-effecten, bedieningen en inwerkingen. Eventueel meer, maar nooit minder. Want aan ieder wordt toebedeeld. De manifestatie van Gods geest heeft altijd als achterliggend oogmerk het nut voor anderen. Zoals Paulus al eerder benadrukte, 1Kor.6:12 en dit nut ook nader omschreef. 1Kor.10:23 Nuttig is wat de ander opbouwt. Zó manifesteert Gods geest zich en daaraan herkennen we ook degenen die zich door die geest laten leiden. De eerste twee voorbeelden die Paulus geeft van “wat nuttig is”, zijn een woord van wijsheid en een woord van kennis. Vergeet niet dat in de tijd dat Paulus deze brief schreef, Gods Woord nog niet gecompleteerd was. Kol.1:25 ‘biblia’, Gods bibliotheek, was nog volop gaande. Veel wijsheid en kennis moest nog worden geopenbaard en vastgelegd. Allemaal werk van Gods geest! 279 De vorming van de

1 Korinthe 12:9 – geloof en genezingen Aan een heel ander geloof, in dezelfde geest en [weer] een ander genade-effecten van genezingen, in dezelfde geest. Nog steeds is Paulus bezig te beschrijven hoe door en in Gods geest een verscheidenheid van genade-effecten, bedieningen en inwerkingen wordt gegeven. Een woord van wijsheid of kennis aan de één, 1Kor.12:8 en aan een andersoortig iemand geloof. Waarbij het hier niet gaat over het geloof dat allen in de ekklesia delen, maar over een bijzonder geloof. Bijvoorbeeld vertrouwen in een specifieke uitkomst. Zoiets heeft een mens niet van zichzelf, wat trouwens ook van geloof in het algemeen geldt. Het is Gods geest die overtuigt en vertrouwen wekt. Gods geest geeft geloof maar bewerkt ook genezingen als gevolg van ‘genade-effecten’. Geloof en genade-effecten hebben een buitengewoon heilzame invloed op de gezondheid. Wie leeft vanuit genade kent vrede, is blij en heeft een optimistische levenshouding. Zo’n houding werkt geneeskrachtig bij tal van aandoeningen. Iedere dokter kan dat bevestigen. Paulus heeft het hier niet per se over de gave om een ander te genezen, maar over charisma’s die zieken ontvangen waardoor zij genezen. Zeker niet bij iedereen heeft genade dat effect. Het kan ook niet geclaimd worden. Maar niettemin, zulke genezingen bestaan! 280

1 Korinthe 12:10 – tijdelijke geestelijke uitingen Aan een ander inwerkingen van krachten, aan een ander weer profetie, aan een ander weer onderscheidingen van geesten, aan een heel ander soorten van talen, weer een ander vertaling van talen. Een scala van geestelijke uitingen passeert in deze verzen. Hier schrijft Paulus over “inwerkingen van krachten”: een verzamelnaam voor zowel de genezingen uit het voorgaande vers, alsook de profetie, onderscheidingen van geesten en ‘talen’ in dit vers. In al die gevallen gaat het om (min of meer) ‘paranormale’ vermogens. Hetzij het uitspreken van een Goddelijke boodschap (profetie), of het in staat zijn om een Goddelijke boodschap te onderscheiden van een nietGoddelijke boodschap. Het spreken in vreemde talen die men niet geleerd heeft. Of het kunnen vertolken van die talen. De geestelijke uitingen waar hier sprake van is, houden voornamelijk verband met de ‘kinderlijke fase’ waarin de ekklesia in die dagen nog verkeerde. In hoofdstuk 13 zal Paulus uitleggen dat profetieën eenmaal zullen hebben afgedaan en ook ‘de talen’ verstommen. 1Kor.13:10 Wanneer de ekklesia eenmaal als een volwassen man zal zijn, zullen deze uitingen niet langer nodig zijn. Het fragmentarische kennen zal plaats hebben gemaakt voor een volledig kennen. Met een gecompleteerd Woord van God, zwart op wit vastgelegd in de Schriften! 281

1 Korinthe 12:11,12 – zoals Hij bedoelt Al deze dingen nu werkt één en dezelfde geest die aan een ieder het eigene toedeelt zoals Hij bedoelt. Want zoals het lichaam één is en vele leden heeft, maar al de leden van het lichaam, hoeveel ook, één lichaam zijn, zo ook de Christus. Elk van de uitingen en vermogens die zojuist door Paulus zijn opgesomd, worden toebedeeld vanuit één bron. Hoe verschillend die uitingen ook zijn en hoe verschillend ook de mensen zijn aan wie ze worden toebedeeld, het is één en dezelfde geest van God. Hij deelt aan ieder het eigene toe. Dat wil zeggen: een ieder ontvangt speciaal het bijpassende. Uitingen die Gods geest werkt sluiten gewoonlijk ook aan bij iemands natuurlijke vermogens en talenten. In alles wat Gods geest aan een gelovige doet toekomen, werkt Hij “zoals Hij bedoelt”. Aan iedere gelovige is een specifieke plaats toebedeeld met het oog op een bepaalde functie. Zo werkt dat immers in een lichaam ook. Juist omdat het één lichaam is, hebben alle afzonderlijke leden een onderscheiden functie. Waarbij de één aanvult wat bij de ander ontbreekt. Gelukkig hoeven de leden van het lichaam dat zelf niet te organiseren. Dat wordt gedaan. Alles vanuit het Hoofd … 282

1 Korinthe 12:12 – het lichaam, de Christus! Want zoals het lichaam één is en vele leden heeft, maar al de leden van het lichaam, hoeveel ook, één lichaam zijn, zo ook de Christus. In dit gedeelte zet Paulus uiteen hoe de ekklesia als een lichaam is: ze vormt met haar vele leden een onlosmakelijk eenheid. Paulus’ vergelijking is helder maar de wijze waarop hij bovenstaande statement maakt, is ronduit verrassend. Want de niets vermoedende lezer zou hebben verwacht dat de vergelijking met het lichaam zou eindigen met: zo ook de ekklesia. Maar zo eindigt het niet, want er staat: zo ook de Christus! Het verrassende is dat Paulus midden in zijn onderwijs over de verscheidenheid binnen de ene ekklesia, de schijnwerpers volop zet op de identiteit van de ekklesia. De ekklesia dat is de Christus. Ze is zijn lichaam. Zelfs in de Efeze-brief gaat Paulus niet zover in zijn formuleringen als hier, door de ekklesia de Christus te noemen. In de kiem lag die vereenzelviging van de ekklesia met Christus al besloten in Paulus’ roeping. Want hij vervolgde de ekklesia van God, maar wat zei de stem uit de hemel tegen hem? “Saul, Saul, wat vervolg je mij?”. Zie daar: de Christus, dat is de ekklesia! 283

1 Korinthe 12:13 – één doop – in géést Want ook in één geest worden wij allen tot in één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen wordt ons één geest te drinken gegeven. Deel krijgen aan het ene lichaam, “de Christus”, 1Kor.12:12 vindt niet plaats middels mensenhanden. Het is niet zichtbaar of tastbaar. De doop waarvan hier sprake is, is die “in één geest“. Ooit was het Johannes die in de Jordaan het volk Israël doopte en bij herhaling benadrukte dat hij in water doopte, maar dat degene die na hem zou komen, zou dopen in geest. Mat.3:11; Luc.3:16 De doop van Johannes is een doop in water, de doop van Christus is een doop in geest. Dát is de ware christelijke doop! Allen die drinken van de ene geest van God, oftewel van het levende water (lees: van de woorden Gods), die worden toegevoegd aan de ekklesia. Deel uitmaken van dit lichaam is geen zaak van menselijke administratie. En geen commissie van mensen gaat daar over. Afkomst speelt daarin geen rol en iemands maatschappelijke positie heeft er ook maar iets mee te maken. Ook staat het volkomen los van godsdienstige plichtplegingen. Het criterium is puur geestelijk: drink je van de levende woorden Gods? 284

1 Korinthe 12:14-17 – alles is uniek Want ook het lichaam is niet één lid maar vele. Indien de voet zou zeggen: aangezien ik geen hand ben, maak ik geen deel uit van het lichaam; maakt hij daarom geen deel uit van het lichaam? En indien het oor zou zeggen: omdat ik geen oog ben, maak ik geen deel uit van het lichaam; maakt het daarom geen deel uit van het lichaam? Indien het lichaam geheel oog was, waar is het gehoor? Indien het geheel gehoor was, waar is de reuk? Met een paar retorische vragen maakt Paulus zijn punt helder dat ook in een menselijk lichaam, eenheid slechts bestaat bij de gratie van diversiteit. Zou er enkel een hand of een voet of een oor of een oog zijn, dan is dat niet eens een lichaam. Daar komt bij dat waarde van de één niet kan worden beoordeeld op basis van de kwaliteiten van de ander. Een oog is niet minder vanwege het onvermogen om te horen of te ruiken. Een oog kan niet horen, maar hoeft dat ook niet. Want een oog is gemaakt om te zien, zoals een oor gemaakt om te horen. Enzovoort. Kortom, God geeft alle leden (en delen) een unieke kwaliteit. 285

1 Korinthe 12:18-21 – elkaar nodig Nu echter plaatste God de leden, elk één van hen, in het lichaam zoals Hij wil. Maar indien het alles één lid zou zijn, waar is het lichaam? Nu zijn er wel vele leden, maar één lichaam. En het oog kan niet zeggen tegen de hand: ik heb jou niet nodig. Of ook het hoofd tegen de voeten, ik heb jullie niet nodig. Het gezegde luidt: het geheel is altijd meer dan de som der onderdelen. Voeg een oog, een oor, een hand en een voet bij elkaar, dan levert dat nog geen lichaam op. Een lichaam is een verzameling van leden en functies, die tezamen een eenheid vormen. En elkaar aanvullen. De ‘organisatie’ van een lichaam is zo mega complex dat alleen God dat kan maken. Maar zoals Hij dat regisseert in uw en mijn lichaam, zó regisseert Hij dat ook in de ekklesia, het lichaam van Christus. God plaatst elk één in dat lichaam, precies waar Hij het wil. Het lichaam van Christus is geen los zand of een optelsom van individuen. Nee, ze vormt een lichaam en een netwerk. Waarbij we elkaar (wederzijds) nodig hebben. God plaatst in het lichaam en wij mogen onze plaats daar innemen! 286

1 Korinthe 12:22,23 – zwak en schaamte? Integendeel, veeleer zijn de leden van het lichaam die zwakker schijnen, noodzakelijk. En de leden van het lichaam waarvan we menen dat ze minder in eer zijn, omkleden we des te meer. En onze schaamte wordt met des te meer respect behandeld. Schijn bedriegt. De zwakste of kwetsbaarste leden van ons lichaam behoren tot de meest noodzakelijke. Denk bijvoorbeeld aan de longen, het hart en de ingewanden die niet alleen onopgemerkt, maar ook uiterst gevoelig en zacht zijn. Zelfs geen seconde kunnen we er buiten! Zouden kwetsbare leden in het lichaam van Christus dan niet noodzakelijk zijn en gemist kunnen worden?. Wat voor zwakke lichaamsdelen geldt, geldt ook voor de delen die we associëren met schaamte. Is het niet zo dat we juist die bekleden? We lopen er niet ‘mee te koop’ en willen uit gêne er niet mee gezien worden. Tegelijk zijn het ook de lichaamsdelen waar we de meeste achting voor hebben. Het is niet voor niets dat we onze schaamdelen juist ook onze edele delen noemen. De les uit het bovenstaande ligt voor het oprapen. Zwakke leden in de ekklesia zijn uiterst noodzakelijk en leden waar we ons voor generen, verdienen des te meer respect! 287

1 Korinthe 12:24,25 – geen scheuring En onze schaamte wordt met des te meer respect behandeld. Onze respectabele leden hebben dat niet nodig. Maar God voegt het lichaam samen en geeft des te meer eer aan hetgeen tekort heeft, opdat er geen scheuring in het lichaam zou zijn, maar dat de leden ten behoeve van elkaar, gelijke zorg zouden dragen. Onze schaamdelen beschermen en bekleden we netjes. Die behandeling geven we ze omdat we weten dat ze in werkelijkheid onze edele delen zijn. Ons hoofd en onze handen zijn van een heel andere categorie. Ze worden door iedereen gezien en hebben doorgaans geen bijzondere bescherming nodig. Hoe verschillend de leden ook zijn, ze maken allen deel uit van één lichaam. God voegt het samen zodat er geen scheuring (Grieks: schisma, zie 1 Korinthe 1:10; 11:18) zou zijn. Paulus gebruikt dit woord met opzet omdat onder de Korintiërs juist scheuringen dreigden te ontstaan. Armen en behoeftigen werden achtergesteld, 1Kor.11:22 in aanzien in de wereld waren, op een voetstuk werden gezet. 1Kor.4:10 Paulus zelf had te lijden onder die houding, omdat volgens de Korintiërs, zijn performance als spreker onder deed voor die van anderen. 2Kor.10:10 “Eén lichaam” zijn betekent in de praktijk: alle leden zijn nodig en waardevol. 288 terwijl degenen die

1 Korinthe 12:26 – sympathiseren En als één lid lijdt, sympathiseren alle leden. En als één lid wordt verheerlijkt, verheugen alle leden zich tezamen. De beleving van bij elkaar horen onder mensen, noemen we solidariteit. Meestal is het zo dat hoe kleiner de kring is, des te intenser we de band beleven. Denk aan een gezin of een familie of een kleine dorpsgemeenschap waar de verbondenheid doorgaans veel sterker is dan in een grote stad. De ekklesia zoals Paulus deze beschrijft, vormt een lichaam en daarmee een onverbrekelijke eenheid. Saamhorigheid (> samen horen) vloeit daaruit voort. Elkaar opzoeken, begaan zijn met elkaars lot hoort daarbij. Als één lid lijdt, lijden de anderen mee. Pijn die een geliefde voelt (bijvoorbeeld een kind), kan soms zelfs nog pijnlijker zijn dan de pijn voor de persoon zelf! Paulus gebruikt hier een woord waar ons werkwoord ‘sympathiseren’ vanaf geleid is. Dat is opgebouwd uit de elementen ‘sym’ (= samen) en ‘pathos’. ‘Pathos’ herkennen we in ons woord ‘passie’ wat de betekenis heeft van ‘lijden’ (> passiebloem, passion) maar ook van ‘emotie’ en ‘hartstocht’. Iets met passie doen, gepassioneerd. De saamhorigheid waar Paulus het over heeft is een ‘samen-passie’. Samen lijden maar ook samen de vreugde beleven! Omdat we één lichaam zijn. 289

1 Korinthe 12:27 – holistisch Jullie nu zijn lichaam van Christus en afzonderlijk leden. Alles wat Paulus in dit betoog naar voren brengt is een toelichting op wat het betekent ‘één lichaam’ te zijn. Afzonderlijk gezien, dat wil zeggen: per deel beschouwd, zijn het allemaal verschillende leden. Even terzijde: in het Nederlands is ‘delen’ een anagram van ‘leden’ (del > led). Kijken we echter op afstand, dan zien we geen afzonderlijke leden meer, maar één lichaam. Een lichaam is geen verzameling losse onderdelen. Om het functioneren van een lichaamsdeel te begrijpen, dient men er holistisch naar te kijken. Niet als los onderdeel maar als deel uitmakend van één geheel. Een specialist kijkt naar een afzonderlijk deel, maar voor een wijze beoordeling is die benadering te beperkt en kortzichtig. Je hebt overzicht nodig om de samenhang van alles te zien. Als dit alles al waar is voor een willekeurig lichaam op aarde, hoeveel te meer is dat dan ook niet van toepassing op het “lichaam van Christus”, de ekklesia? Letterlijk en figuurlijk op een nog veel hoger niveau! Dat lichaam dat Paulus in vers 12 “de Christus” noemde. Als geheel is het bestemd tot de hoogste positie in het heelal. Dat perspectief geeft waarde aan elk afzonderlijk lid! 290

1 Korinthe 12:28 – de eersten in de ekklesia En deze plaatste God in de ekklesia, eerst: apostelen. Ten tweede profeten. Ten derde leraren. Geen enkel lid van de ekklesia is overbodig. Niettemin is er ook een rangorde. De eerste leden die God in de ekklesia heeft geplaatst zijn de apostelen. Toen Christus verrees uit het graf is hij door “al de apostelen” gezien, 1Kor.15:7 en als “laatste van allen” ook door Paulus. 1Kor.15:8 Zij allen hebben van Godswege een primaire rol in de ekklesia toebedeeld gekregen. Want het getuigenis begon bij hen. In Efeze 2:20 schrijft Paulus over de ekklesia als huis dat gebouwd is op “het fundament van de apostelen en de profeten”. Het fundament zelf is Jezus Christus. 1Kor.3:11 Zijn opstanding uit de doden is de solide grondslag van alles. Maar dit fundament is gelegd (lees: gepredikt) door de apostelen, dat wil zeggen: degenen die daartoe hoogst persoonlijk werden afgevaardigd. En verder is het fundament gelegd door anderen via wie God Zijn Woord rechtstreeks heeft gesproken. Profeten dus. Denk aan mannen die niet tot de apostelen gerekend kunnen worden, zoals Marcus of Lucas, maar wel het Woord van God te boek hebben gesteld. Op dit “fundament van de apostelen en profeten” is elk gezond onderwijs gebaseerd. Zie daar de leraren! 291

1 Korinthe 12:28 – diversiteit En deze plaatste God in de ekklesia, eerst: apostelen. Ten tweede profeten. Ten derde leraren. Daarna krachten, daarna genade-effecten van gezondmakingen, ondersteuningen, besturen, soorten van talen. In de eerste drie bedieningen die Paulus noemt ligt een rangorde besloten. Eerst apostelen, ten tweede profeten en ten derde leraren. De eerste twee worden genoemd omdat ze het fundament hebben gelegd van de ekklesia. Ef.2:20 De leraren hebben weliswaar niet het fundament gelegd, maar zij bouwen daar in hun onderwijs wel op voort. De dingen die Paulus vervolgens noemt krijgen geen rangtelwoord mee. Want de volgorde daarin doet niet ter zake. De “krachten” die Paulus noemt, worden dikwijls in één adem genoemd met “wonderen en tekenen”. In de tijd van ‘de Handelingen’, waarin het getuigenis tot Israël als volk nog klonk, maakten demonstratieve “krachten” vast onderdeel uit van de prediking. Dat geldt ook voor de “talen” die Paulus noemt. Ook die waren een teken met het oog op het volk Israël. 1Kor.14:21 De genade-effecten van gezondmakingen kwamen al eerder voorbij. 1Kor.12:9 Ook het vermogen om allerlei vormen van ondersteuning te bieden, of in diverse situaties sturing te geven, zijn even zovele voorbeelden van ‘charisma’. In al haar diversiteit zijn dat effecten of uitwerkingen van genade. 292

1 Korinthe 12:29-31 – de overtreffende weg! Niet allen zijn apostelen. Niet allen profeten. Niet allen leraren. Niet allen krachten. Niet allen hebben genadeeffecten van gezondmakingen. Niet allen spreken in talen. Niet allen vertolken. Maar wees hartstochtelijk toegewijd aan de grotere genade-effecten. En ik toon jullie een weg die past bij de overtreffendheid. In Korinthe waren velen van mening dat bepaalde spectaculaire geestelijke uitingen van een hogere orde waren. Met name spreken in (nooit geleerde) talen stond in hoog aanzien. Maar Paulus brengt deze overwaardering terug tot de gezonde proporties. Alle bedieningen en uitingen hebben hun betekenis en nut voor zover God dat zo heeft beschikt. Probeer daarom niet te zijn wat de ander is, of te doen wat de ander doet. We zijn niet allemaal hetzelfde en we zouden dat ook niet moeten willen. Paulus spoort de Korintiërs als geheel aan hartstochtelijk toegewijd te zijn aan “de grotere genade-effecten”. Hij doelt daarbij op de waardering voor het profeteren, 1Kor.14:1,39 omdat deze uiting een groter opbouwend, aanmoedigend en troostend vermogen heeft dan alle andere uitingen. 1Kor.14:3 Tegelijkertijd bereidt Paulus zijn lezers voor op een nog veel uitnemender weg. Want het spreken in talen zou over enige tijd verstommen en het profeteren ophouden. 1Kor.13:8 wat daarna zal blijven, 1Kor.13:13 Maar dat is alles overtreffend! 293

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 13 295

1 Korinthe 13:1 – wanklanken Indien ik in de talen van de mensen zou spreken en die van de engelen, maar ik heb de liefde niet, ik ben weergalmend koper geworden of een schel klinkende cimbaal. 1 Korinthe 13 is één van de bekendste hoofdstukken in de Bijbel vanwege de lofzang op de liefde. Maar het verband waarin het staat, tussen de hoofdstukken 12 en 14 in, wordt gewoonlijk over het hoofd gezien. Alsof de lofzang op zichzelf zou staan. Wat Paulus in dit hoofdstuk doet is de overtreffende weg wijzen waarover hij sprak in 1 Korinthe 12:31. Uitingen en gaven, zoals het spreken in nooit geleerde talen, werden in Korinthe schromelijk overgewaardeerd. Maar Paulus zal laten zien dat deze ‘talen’ slechts een voorbijgaand verschijnsel zijn, 1Kor.13:8 contrasteren met wat wél blijvend is. 1Kor.13:13 om het vervolgens te Het spreken in (nooit geleerde) talen was in de dagen dat Paulus deze brief schreef, een Goddelijke gave. Het ging daarbij altijd om werkelijk bestaande talen. Hand.2:11 Kennelijk claimde men in Korinthe ook te kunnen spreken in de talen van engelen. Paulus laat dat in het midden, maar stelt wel dat dit zonder de liefde, niet meer dan een instrumentale wanklank zou zijn. Zonder de onvoorwaardelijke liefde van God is elk spreken een valse dissonant! 297

1 Korinthe 13:2 – maar de liefde niet zou hebben … En indien ik profetie zou hebben, en ik al de geheimen en al de kennis zou weten, en indien ik al het geloof zou hebben zodat ik bergen verplaats, maar de liefde niet zou hebben, dan ben ik niets. Kan het nog indrukwekkender? Stel, je zou de toekomst kunnen voorzeggen. En stel, je zou “al de geheimen” kennen. Bedenk daarbij dat er niemand in heel de Bijbel te vinden is, aan wie meer geheimen (verborgenheden) geopenbaard zijn, dan juist aan Paulus. Hij weet dus waarover hij hier schrijft. Maar hij trekt het nog breder door te speculeren dat men “al de kennis” zou bezitten van wat te weten is. En daarbij ook nog eens zo’n rotsvast geloof te hebben in Gods Woord, dat men in staat is bergen te verzetten. Tel dat alles eens bij elkaar op … Hoe groot de som daarvan ook is, het stelt niets voor zonder “de liefde”. Want alleen de liefde geeft aan alles inhoud en gewicht. Het woord voor liefde hier is ‘agapé’, dat is onvoorwaardelijke liefde. Liefde die onafhankelijk is van de reactie van de ander. Liefde die daarom nooit ophoudt! Dat is “de liefde Gods” die nooit laat varen het werk van Zijn handen! 298

1 Korinthe 13:3 – liefde … of toch niet? En indien ik al mijn bezittingen uitdeelde in brokken voedsel, en indien ik mijn lichaam overlever opdat ik zou roemen, maar de liefde niet heb, het baat mij niets. In vers 1 sprak Paulus over uitzonderlijke talen kunnen spreken, in vers 2 over het uitzonderlijke dingen weten. In bovenstaand vers gaat het over uitzonderlijke opofferingsgezindheid. Waarbij Paulus in al deze gevallen vaststelt dat al deze uitzonderlijke dingen, zonder de liefde niets te betekenen hebben. De voorbeelden in dit vers zijn misschien nog wel het moeilijkst te begrijpen, omdat het op het eerste gezicht juist ultieme voorbeelden lijken te zijn van wat liefde is. Want bewijst iemand die al zijn bezit verkoopt en als voedsel uitdeelt, geen liefde? Of kan iemand die zijn lichaam uitlevert zich niet beroemen op liefde? Paulus’ antwoord is: nee, zulke daden zijn geen noodzakelijke bewijzen van liefde. Of iets liefde (agapé) is wordt niet bepaald door de daad zelf, maar door het motief erachter. Een royale gift kan gedreven zijn door eigenbelang. Bijvoorbeeld om de aandacht op zichzelf te vestigen. En zelfs iemand die zich opoffert kan dat doen om zich een plaats in het hiernamaals te verwerven. Eigenbelang dus. Zulke motieven verraden juist onbekendheid met de liefde Gods … 299

1 Korinthe 13:4 – de liefde als Persoon … De liefde is geduldig, ze is geschikt … De beschrijving van de liefde in 1 Korinthe 13 is beroemd en wordt vaak geciteerd als een moreel appél op hoe de mens zich zou opstellen. Dat is jammer, want daarmee blijft de overtreffende weg die Paulus wil wijzen buiten het vizier. 1Kor.12:31 De beschrijving van de liefde dient niet om het menselijk potentieel aan te spreken, maar om te wijzen op Wie God is! De liefde wordt hier als persoon voorgesteld, puur omdat de liefde een Persoon is! “God is liefde”, lezen we in 1 Johannes 4:8 en 16. De liefde is geduldig of lank-moedig: God heeft de tijd en geeft daarom ook tijd en gelegenheid. En de God, Die liefde is, is ook ‘geschikt’, dat wil zeggen: aangenaam, deugdelijk en capabel. In Romeinen 2:4 worden beide eigenschappen (geduld en geschiktheid) ook genoemd als kenmerken van Gods liefde. Wanneer we in de liefde willen wandelen zoals Paulus hierover de loftrompet steekt, dan gaat het er niet om dat we ons beste beentje voorzetten om ons hoogstaand te gedragen. Want dan staat nog de mens in het middelpunt. Het gaat er eerst en vooral om GOD te leren kennen, Die liefde is. En om vanuit die Bron te leren leven! 300

1 Korinthe 13:4 – ruimte geven De liefde is geduldig, ze is geschikt, die liefde is niet jaloers, de liefde schept niet op, ze is niet opgeblazen. De liefde die hier als persoon wordt voorgesteld is niemand minder dan God Zelf. Na het positief benoemen van de eerste twee eigenschappen (geduldig en geschikt) volgen acht eigenschappen van wat liefde niet is. Door het beschrijven van het contrast verwijst Paulus indirect naar eigenschappen die hij bij de Korintiërs aantrof en haaks staan op Wie God is. Het woord voor ‘jaloers’ hier, is afgeleid van een woord dat ‘kokend’ betekent. Niet vurig van geest maar van ‘vlees’. Van de Korintiërs lazen we eerder dat ze onderling jaloers waren en ruzie maakten. 1Kor.3:3 Dat is geen liefde. Liefde is evenmin ‘opschepperig’. Wie jaloers is misgunt wat een ander heeft. Wie opschepperig of pocherig is kijkt neer op wat een ander heeft. In beide eigenschappen klinkt een verachting door van de ander. Dat geldt ook voor ‘opgeblazen’ zijn, een eigenschap die Paulus meer dan eens opmerkte onder de Korintiërs. 1Kor.4:6,18,19; 5:2; 8:1 Wie opgeblazen is, wil zichzelf groter laten lijken dan de ander. God wijst aan een ieder een plaats toe en geeft daarmee ruimte. Dat is liefde: anderen de ruimte gunnen! 301

1 Korinthe 13:5 – zij zoekt zichzelf niet … Zij is niet schandelijk, ze zoekt zichzelf niet, ze wordt niet geprikkeld … Om iets te leren kennen, is contrast vaak het middel om dingen duidelijk te maken. Dat doet Paulus hier ook in zijn beschrijving van “de liefde”. Hij vertelt wat het is, maar vooral ook wat het niet is. Daarmee vaak refererend aan hoe het in de ekklesia te Korinthe er aan toeging. “Schandelijk” of ‘onfatsoenlijk’, hoort niet bij de liefde. Want wie Gods liefde kent, erkent de waarde en ook de waardigheid van de ander. En trouwens ook van zichzelf. En verder: “ze zoekt zichzelf niet”. Dat betekent geen verachting van de eigen persoonlijkheid, integendeel zelfs! “Zij zoekt zichzelf niet” – juist omdat ze zichzelf reeds gevonden heeft! Waar anders zou ik mezelf kunnen vinden dan in de liefde Gods?! In die liefde vind ik ware erkenning van de Schepper, Die ook mijn Redder is. Onvoorwaardelijk – agapé! Alleen vanuit die positie kan ik ook van harte gericht zijn op het belang van de ander. Liefde geeft de ander ruimte, zodat, ook wanneer de ander totaal niet aan mijn verwachtingen voldoet, me dat niet negatief prikkelt of bitter maakt. Want God gaat Zijn weg en die is de beste, altijd! 302

1 Korinthe 13:5 – ze rekent het kwade niet … ze rekent het kwade niet … Deze woorden worden meestal uitgelegd vanuit de gedachte dat kwaad dat mij is aangedaan, ik de ander niet zou aanrekenen. En het is waar: die houding beschrijft de liefde Gods. Want toen de wereld Gods Zoon aan het hout spijkerde, rekende Hij hen deze misdaad niet toe. 2Kor.5:19 Integendeel, juist via deze route zou Hij de wereld het Leven geven dat aan het licht kwam, toen Christus werd opgewekt vanuit de doden. Zelfs de grootste vijandschap is niet opgewassen tegen zulke Liefde. Zó geeft God niet alleen Leven aan vijanden, maar maakt Hij hen ook van vijanden tot vrienden. Toch gaat het in 1 Korinthe 13:5 niet alleen over kwaad niet toerekenen. Het gaat verder: liefde rekent geen kwaad. Dat wil zeggen: ze veronderstelt in de ander geen kwaad. Noem het onnozel maar de liefde is niet wantrouwend en ze gaat niet op voorhand uit van kwalijke motieven. Doe ik dat wel, dan zegt dat meer over mijn instelling, dan over de ander. Deze houding en denkwijze betekent geen ontkenning van het kwade. Het betekent wel dat we vertrouwen in een goede GOD, Die alles onder controle heeft en ieder creatuur tot een goed einde brengt! 303

1 Korinthe 13:6 – onrechtvaardigheid versus waarheid Ze verheugt zich niet over de onrechtvaardigheid, maar ze verheugt zich om de waarheid. Zoals we al vaststelden, wordt de liefde hier voorgesteld als een persoon die zich bijvoorbeeld verheugt. Dat is meer dan een literair stijlfiguur, het verwijst naar God, Die liefde is. 1Joh.4:8,16 Dat God alles wat plaatsvindt een plaats geeft, betekent dat Hij daarmee een bedoeling heeft. Maar het betekent niet, dat alles wat gebeurt ‘dus’ Zijn wil zou zijn. Of dat Hij met alles blij zou zijn. God (Die liefde is), verheugt zich niet over onrechtvaardigheid. In dit vers staat dit tegenover waarheid waarin God Zich dus wel verheugt. Waarheid spreekt van kennis die onder bewijs gesteld kan worden. Onrechtvaardigheid daarentegen probeert dat tegen te houden. In Romeinen 1:18 schrijft Paulus over de mensen die “de waarheid in onrechtvaardigheid ten onder houden”. Het vereist moeite en energie om waarheid ten onder te houden. Zoals het ook moeite kost om een voetbal onder water te houden. De natuurlijke neiging van een voetbal, net als waarheid, is dat ze ‘boven water komt’. Door verdraaiing en tegen beter in (= onrechtvaardigheid), worden getuigen van de waarheid monddood gemaakt. Maar toch, al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel! 304

1 Korinthe 13:7 – alomvattend! Alles houdt zij uit, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij. Met bovenstaande woorden sluit Paulus zijn opsomming af wat “de liefde” is. Ook hier helpt het ons te bedenken dat de voorstelling van de liefde als persoon, feitelijk verwijst naar God Zelf, Die immers liefde is. Hij houdt alles uit omdat Hij als geen ander gelooft in al wat Hij heeft gesproken. Hij weet dat al wat Hij belooft, ook ab-so-luut waar zal worden gemaakt. Daarom verduurt Hij ook al het lijden van de tegenwoordige tijd waarin Hij ook mee-lijdt. Dit vers spreekt van God en de vastheid van Zijn Woord en de kracht die dat geeft om uit te houden en te verduren. Let ook op het vier keer “alles”. Gods liefde is alomvattend en alles in Zijn Woord is geloofwaardig en hoopgevend. Deze liefde verleent kracht die alles kan doorstaan. Over Gods liefde denkt een mens per definitie altijd te klein. Want Gods liefde sluit niets en niemand uit. En er is ook geen omstandigheid zo moeilijk, of deze liefde voorziet in alles wat nodig is. Wat een overtreffende boodschap in een donkere wereld waarin zo’n gebrek is aan solide vertrouwen, hoop en kracht! 305

1 Korinthe 13:8 – de liefde vervalt nooit De liefde vervalt nooit … De liefde vergaat nooit en is daarom blijvend. 1Kor.13:13 ook God onvergankelijk is want ja, Hij is liefde. “De liefde” Zoals overtreft het Griekse woord ‘phileo’ dat duidt op ‘genegenheid’ en is gebaseerd op zekere aantrekkelijke eigenschappen. “De liefde” overtreft zeker ook ‘eros’ dat verwijst naar lichamelijke aantrekkingskracht. Vergelijk ons woord ‘erotiek’. Noch met ‘eros’, noch met ‘phileo’ is iets mis, maar in beide gevallen is deze aantrekkingskracht gebaseerd op eigenschappen van de ander. Ze is daarom ook voorwaardelijk en niet per definitie blijvend. Want verdwijnt de aantrekkelijkheid van de ander, dan is het ook gedaan met de ‘phileo’ of ‘eros’. “De liefde” hier is ‘agapé’. ‘Agapé’ is niet gebaseerd op aantrekkelijke eigenschappen van de ander en daarom ook onvoorwaardelijk. Het is “de liefde” van een vader of moeder voor hun kind. Ef.5:1 Hoe het kind er ook uit ziet en wat het ook doet, het is en blijft hun kind. Die band is onverbrekelijk. Ziedaar de liefde Gods die nimmer voorbijgaat en ook “nooit laat varen de werken van Zijn handen”. Waarom niet? Omdat het werk van Zijn handen is! Die liefde vervalt nooit, maar faalt ook nooit. Want die liefde bereikt altijd haar doel! 306

1 Korinthe 13:8 – tijdelijke functies De liefde vervalt nooit. Maar profetieën: zij zullen teniet gedaan worden. Talen: zij zullen ophouden. Kennis: zij zal teniet gedaan worden. De lofzang op “de liefde” is geen willekeurige onderbreking in Paulus betoog. Feitelijk is dit het hoogtepunt in zijn argumentatie over profetieën en talen. Dat zien we vanaf dit vers onderbouwd. Paulus plaatst het “blijvende” (zie 1 Korinthe 13:13) tegenover de geestelijke uitingen die slechts tijdelijk zijn. Uitingen die teniet gedaan zullen worden of gewoon zullen ophouden of verstommen. Paulus bereidt de Korintiërs voor op deze aanstaande ontwikkeling. Met “profetieën” doelt Paulus hier op uitspraken van God en voorzeggingen (want dat betekent ‘profetie’ in het Grieks letterlijk) die gelovigen in die dagen doorgaven. 1Kor.12:10 Bij “talen” doelt hij op het vermogen om in een vreemde taal die men nooit had geleerd, te kunnen spreken over de grote daden van God. Hand.2:11 Met “kennis” doelt hij op directe openbaringen waarin God iets bekend maakt. 1Kor.12:8 Elk van deze geestelijke uitingen vervulden in hun tijd een belangrijke functie. Maar toch: ze hadden een ‘houdbaarheidsdatum’. Heeft God eenmaal alles bekend gemaakt wat Hij wilde bekendmaken, dan kan de fase van profetie, talen en kennis worden afgesloten. Als het bouwwerk klaar is, dan worden de steigers afgebroken. 307

1 Korinthe 13:9 – fragmentarisch Want deelsgewijs kennen wij en deelsgewijs profeteren wij. Het woord voor ‘deels’ gebruikte Paulus al eerder. Bijvoorbeeld als hij schrijft: “ten dele geloof ik dat”. 1Kor.11:18 De kennis en het profeteren van Godswege, dat in Paulus’ dagen werd doorgegeven, was stuksgewijs. Hier was iemand aan wie een bijzondere openbaring ten deel viel, en daar was een ander die profeteerde. De één gaf zijn of haar boodschap mondeling door, terwijl weer een ander zijn ‘stuk’ juist opschreef. Alles met elkaar waren het talloze mondelinge en schriftelijke fragmenten van Godsopenbaring, die over heel de wereld verspreid waren. Het was een fascinerende tijd omdat God rechtstreeks via vele gelovigen Zijn Woord bekendmaakte. Al was er natuurlijk ook kaf onder het koren van geestelijke uitingen die niet van God afkomstig waren. Vandaar dat Paulus de Tessalonikers aanspoorde: “veracht de profetieën niet, maar toetst alles …”. 1Tes.5:20,21 Hoe enerverend de tijd ook was waarin God Zich direct openbaarde, het was wel fragmentarisch. Zoals talloze puzzelstukjes die overal verspreid liggen. Dat kan uiteraard niet de beoogde eindsituatie zijn want de puzzelstukjes horen bij elkaar. Zodat alle fragmenten, perfect passend, één totaalbeeld geven. Daar was in Paulus’ dagen het wachten op. En die tijd zou binnenkort aanbreken …! 308

1 Korinthe 13:10 – de volwassenheid Maar wanneer de volwassenheid zou komen, dan zal het deelsgewijze teniet gedaan worden. Het woord voor ‘volwassenheid’ hier (Grieks: teleios) betekent letterlijk ‘beëindigd’. Het duidt op iets dat ‘af’ of ‘gaaf’ is, bijvoorbeeld een offerdier. Of iets dat ‘af’ is qua ontwikkeling. In deze brief komt het woord nog 2x voor, 1Kor.2:6; 14:20 van hoofdstuk 13 staat “de volwassenheid” tegenover de kinderlijke fase. 1Kor.13:11 Hier in vers 10 wordt “de volwassenheid” in contrast gebracht met “het deelsgewijze”. In de dagen dat deze brief werd geschreven was Gods openbaring nog stuksgewijs. Maar die fragmentarische fase zou overgaan in “de volwassenheid”. Waarmee Paulus ook zegt dat de tijd van “de volwassenheid” nog steeds niet was aangebroken. Zou die tijd eenmaal aanbreken dan zouden de uitingen van ‘profeteren’, de ‘talen’ en de ‘kennis’ tot het verleden behoren. Niet langer nodig aangezien hun functie vervuld zou zijn. “De volwassenheid” breekt aan als het inzicht volgroeid is. Paulus verwijst naar de tijd dat hij het Woord van God zou hebben voleindigd of gecompleteerd. Kol.1:25 vertaald met ‘rijp’ en ‘volwassen’. Ook in de context Niet alleen maar bekendgemaakt, maar ook geboekstaafd. En ook de geschriften gebundeld. Zover was het in die dagen nog niet, maar de tijd zou komen … de volwassenheid! 309

1 Korinthe 13:11 – van onmondig naar volwassen Toen ik onmondig was, sprak ik als een onmondige, was ik gezind als een onmondige, ik rekende als een onmondige. Nu ik een man ben geworden, heb ik de dingen die van de onmondige waren, teniet gedaan. De tegenstelling in deze verzen is die tussen “volwassenheid” en “onmondigheid”. De ekklesia was, in de dagen dat deze brief werd geschreven, nog in een “onmondige” of kinderlijke fase. Met de bijbehorende geestelijke uitingen zoals het spreken in “talen”, openbaringen van “kennis” en “profeteren”. Met de kinderlijke fase is niets mis want het maakt deel uit van een gezonde ontwikkeling. Kinderlijk spreken, begrip, neigingen en oordelen zijn gezond in de fase waarin het thuishoort. Daarna verandert kinderlijk in kinderachtig. Daarvan is sprake wanneer men, op weg naar de volwassenheid, blijft vasthouden aan het denken, het spreken en het oordelen als een kind. Normaal is het als zulke gedragingen langzamerhand worden afgelegd. Paulus leert de Korintiërs dat de uitingen waarover zij zo hoog opgaven, slechts voorbijgaand waren. En daarmee veel minder belangrijk dan zij meenden. Bijzondere “talen”, openbaringen van “kennis” en “profetie” zouden binnenkort verdwijnen. Daarop moesten de Korintiërs worden voorbereid. Zodat ze zouden leren wat “de volwassenheid” betekent. En wat blijvend zou zijn … 310

1 Korinthe 13:12 – volle kennis! Want wij kijken op dit moment door een spiegel, in een raadsel. Maar dán van aangezicht tot aangezicht. Op dit moment ken ik deelsgewijs, maar dán zal ik herkennen zoals ik ook word herkend. De clou van 1 Korinthe 13 is dat Paulus de Korintiërs voorbereidde op een fase die ten einde liep. Het was de fase van het fragmentarische. Profeteren, “talen” en openbaringen van kennis, ze zouden ophouden. Want het stadium van onmondigheid zou plaats maken voor “de volwassenheid”. Wanneer het Woord van God gecompleteerd is, Kol.1:25 is alles wat God te melden heeft geopenbaard. En tevens vastgelegd in de Schriften. Maar tot aan die tijd keek men nog als in een metalen spiegel, waarin slechts contouren zichtbaar zijn, zonder details. Breekt eenmaal “de volwassenheid” aan, dan zal men kunnen zien als “van aangezicht tot aangezicht”. De Korintiërs moesten het nog stellen met ontbrekende stukjes van de puzzel. Pas aan het einde van het leven van de apostelen werden de Schriften voltooid. De zeventig boeken die zij achterlieten, voorzien in een complete openbaring van zoals GOD gekend wil worden. We kunnen nauwelijks het voorrecht overschatten van het bezit van een voltooide, schriftelijke openbaring. Alles wat nodig is, is daarin te vinden! 311

1 Korinthe 13:13 – drietrapsraket Maar nu blijven: geloof, hoop, liefde, deze drie. Maar de grotere van deze is de liefde. Tegenover de geestelijke uitingen die zouden verdwijnen, 1Kor.13:8 plaatst Paulus de drie dingen die zouden blijven: geloof, hoop en liefde. Geloof is het vertrouwen op het woord van de Schriften. Hoop is de verwachting van de Schriften. En de liefde is de liefde Gods waarvan de Schriften getuigen. Wanneer het Woord van God gecompleteerd zou zijn, zouden de bijzondere openbaringen ophouden. Want die zijn niet meer nodig. Geen briefje meer uit de hemel, omdat God een complete bibliotheek ter beschikking heeft gesteld: de Bijbel! Toch zullen ook geloof en hoop eenmaal verdwijnen. Want bij de komst van de Heer wordt geloof verwisseld voor aanschouwen. 2Kor.5:7 En om dezelfde reden verdwijnt ook hoop, “want hoop die gezien wordt is geen hoop”. Rom.8:24 Alleen de liefde zal blijven – die vergaat nimmermeer. 1Kor.13:8 Vandaar dat de liefde van de drie die blijvend zijn, de grotere is. Vergelijk het met een drietrapsraket: in de eerste eeuw werd de trap van bijzondere openbaringen – 1 Korinthe 13:8 – losgelaten. Wat sindsdien overbleef zijn geloof, hoop en liefde. Wanneer straks geloof en hoop worden verwisseld voor aanschouwen, laat ook de tweede trap los. En alleen de liefde blijft over! 312

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 14 313

1 Korinthe 14:1,2 – talen of profeteren? Jaagt de liefde na en weest toegewijd in de geestelijke uitingen, maar vooral dat jullie zouden profeteren. Want wie in een taal spreekt, spreekt niet tot mensen maar tot God. Want niemand verstaat het maar hij spreekt in geest verborgenheden. Paulus heeft nu heel duidelijk laten zien wat het meest overtreffende is, namelijk de liefde Gods. Ook had hij de Korintiërs er op voorbereid dat de uitingen van talen en profeteren van voorbijgaande aard zijn. Want wanneer de fase van de volwassenheid zou aanbreken, zouden slechts geloof, hoop en liefde overblijven. In het nu volgende deel zal Paulus betogen dat, van de geestelijke uitingen die er nog steeds waren, het profeteren veruit de voorkeur verdient boven het spreken in talen. Wie in een vreemde taal spreekt zal door niemand begrepen worden. Behalve uiteraard wanneer iemand zou worden aangesproken in de moedertaal, zoals dit tijdens de Pinksterdag geschiedde. Hand.2:11 aan de orde. Men sprak in vreemde talen, die men zelf niet had geleerd maar die ook door niemand werden begrepen. Ook voor de spreker zelf was de betekenis vaak verborgen. Alleen God kon het dan verstaan. Dat is geen aanbeveling. Want wie werd hierdoor opgebouwd? Maar in Korinthe was dit niet 315

1 Korinthe 14:3-5 – sensatie of opbouw? Maar wie profeteert spreekt tegen mensen tot opbouw, bemoediging en troost. Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op, maar wie profeteert bouwt de ekklesia. Ik wil nu dat jullie allen spreken in talen, maar liever dat jullie zouden profeteren. Want wie profeteert is groter dan die in talen spreekt, tenzij dan dat hij het zou vertalen, opdat de ekklesia opbouw zou ontvangen. De reden dat profeteren veruit de voorkeur verdient boven het spreken in talen, is gelegen in haar opbouwend vermogen. Wie in een vreemde taal spreekt die door niemand wordt begrepen, bouwt louter zichzelf op. Althans, in het beste geval. Want als de spreker de betekenis van zijn eigen woorden niet kent en deze ook niet door een ander worden vertaald, 1Kor.14:13 dan wordt er niemand door opgebouwd! Spreken in talen is uiteraard alleen dan nuttig, wanneer het ook door de toehoorders wordt verstaan. Eventueel door vertaling. Profetie is een rechtstreeks Woord van God. In de dagen van de Korintiërs bestond dat nog, omdat Gods Woord nog niet gecompleteerd was. Kol.1:25 taal opbouwend, bemoedigend en vertroostend. Spreken in vreemde talen klonk ongetwijfeld sensationeler, maar wat enkel telt is de opbouw van de ekklesia. Wie profeteerde sprak in zijn eigen 316

1 Korinthe 14:6 – als spreken brabbelen wordt En nu broeders, als ik naar jullie toe zou komen, sprekend in talen, wat zal het jullie baten als ik niet tot jullie zou spreken in een onthulling of in kennis of in onderwijs? Het spreken in vreemde talen die men nog nooit had geleerd, stond in hoog aanzien tijdens de samenkomsten in Korinthe. Men wist dat God dit wonderteken in die dagen gaf, zoals het ooit was begonnen op de Pinksterdag in Jeruzalem. Men zag echter één ding over het hoofd: in Jeruzalem destijds, en later ook bij andere gelegenheden, had het wonderteken ten doel om mensen die deze talen kenden, te laten horen van “de grote daden Gods”. Het was communicatie: een boodschap werd daarin overgebracht. Paulus doet in dit hoofdstuk veel moeite om duidelijk te maken dat het ‘spreken in talen’ volstrekt nutteloos is als niemand de betekenis van die klanken kent. Zulk spreken is niet anders dan onverstaanbaar gebrabbel van een baby (vergelijk 1 Korinthe 13:11!). Vergelijk het ook met het Latijn dat in de Roomse kerk werd gesproken, terwijl geen van de kerkgangers de taal begreep. Of denk aan het extatisch gebrabbel in charismatische bijeenkomsten. Daar wordt helemaal niemand ook maar iets wijzer van. 317

1 Korinthe 14:7 – Woord waar muziek in zit! Het is als met de onbezielde dingen die geluid geven, bijvoorbeeld een fluit of een harp. Indien ze geen onderscheid in klanken zouden geven, hoe zal men weten wat op de fluit of op de harp wordt gespeeld? Niet alleen in ons spreken, maar ook bij onbezielde dingen is het essentieel dat we klanken kunnen onderscheiden. Paulus noemt het voorbeeld van muziekinstrumenten zoals een fluit of een harp. Terwijl slagwerk bedoeld is voor het ritme, zijn blaas- en snaarinstrumenten vooral van belang voor de melodie. Muziek is een taal die het hart aanspreekt en al onze aangeleerde talen overstijgt. Dat maakt de vergelijking met ‘spreken in talen’ zo treffend. Muziek vertoont gelijkenissen met Gods Woord, dat eveneens is opgebouwd met de bouwstenen van ritme, harmonieën en akkoorden. En niet te vergeten met melodieën: de opeenvolging van toonhoogten. Laag en hoog. Zonder die verschillende tonen zou het eentonig, en dus ook geen muziek zijn. De taal van muziek bestaat bij de gratie van de betekenis van verschillende klanken. Als zelfs onbezielde instrumenten daardoor in staat zijn het hart van de mens te raken, hoeveel te meer het levende Woord van God waar écht muziek in zit! 318

1 Korinthe 14:8,9 – duidelijke taal a.u.b. Immers indien ook een bazuin een onduidelijk geluid zou geven, wie zal zich gereed maken tot de oorlog? Zo ook jullie: indien jullie door de taal geen begrijpelijk woord zouden spreken, hoe zou men weten wat gesproken wordt? Want jullie zullen spreken in de lucht! Een schertsvertoning was het in de samenkomsten te Korinthe waar te onpas in vreemde talen werd gesproken. Het mag dan weliswaar aandacht trekken en zelfs spectaculair lijken, in de praktijk begreep niemand er iets van. Paulus heeft daar absoluut geen waardering voor. Hij houdt van duidelijke taal. Politici hebben de reputatie van veel praten en weinig zeggen. Woorden dienen veelal niet om iets te zeggen, maar juist om iets te verhullen. Politici zijn bepaald niet de enigen. Ook heel wat predikanten en voorgangers in religieuze gemeenschappen, zijn meesters in vage termen en gemeenplaatsen. Nietszeggend. Lucht en leegte. In tijden dat het er op aankomt (Paulus noemt het voorbeeld van de oorlog), is heldere communicatie van levensbelang. De ekklesia is geen gezellig theekransje, maar een plek waar mensen gereed worden gemaakt voor de strijd. Want er woedt een geestelijke oorlog en om daarin staande te blijven, dient een volstrekt helder Woord van GOD te klinken! 319

1 Korinthe 14:10,11 – verstaanbaarheid vereist Er zijn naar het voorvalt zoveel soorten van klanken in de wereld en geen enkele is zonder [eigen] klank. Indien ik niet de uitdrukkingskracht zou kennen van de klank, dan zal ik voor de spreker een barbaar zijn en de spreker voor mij een barbaar. Paulus doelt met “soorten van klanken” in dit verband op spreektalen. Toch is wat hij opmerkt ook in de brede zin waar. De zee, een waterval, voetstappen, een regenbui, alles heeft een eigen herkenbare klank. Mensen creëren ook speciale geluidseffecten: een sirene, een deurbel, een claxon, een beltoon, allemaal om een specifieke boodschap te communiceren. De menselijke stem is ontworpen om klanken voort te brengen die wij ‘taal’ noemen. Eén of meer klankgroepen (lettergrepen) vormen een woord. En woorden bij elkaar, in een specifieke volgorde, vormen een zin. Een klein kind leert een complexe taal moeiteloos in no-time, maar hoe ingewikkeld is het niet, wanneer we op latere leeftijd een taal willen leren?! Mensen die in Paulus’ dagen geen Grieks konden spreken (wat ongeveer het Engels van toen was), werden ‘barbaren’ genoemd. Hoeveel frustratie kan het niet opleveren als mensen elkaars taal niet verstaan! Paulus’ hint is duidelijk: zorg ervoor dat Gods Woord verstaanbaar klinkt! 320

1 Korinthe 14:12,13 – ijver zonder verstand? Zo ook jullie, omdat jullie ijveraars van geesten zijn, zoekt wat tot opbouw van de ekklesia is, opdat jullie overvloedig zijn. Daarom, laat de spreker in een taal bidden, dat hij het ook zou vertalen. Met “zo ook jullie” herhaalt Paulus wat hij schreef in vers 9: men zou zó spreken dat anderen het ook konden begrijpen. Slechts dan voldoet een bijdrage aan de belangrijkste eis die Paulus daaraan stelt: het dient tot opbouw van de ekklesia te zijn. Paulus stelt vast dat de Korintiërs “ijveraars van geesten” zijn. Dat is een nogal eigenaardige formulering. De meeste vertalingen weten er weinig raad mee. Maar “ijveraars van geesten” is toch echt wat er letterlijk staat. Paulus doelt op de ijverige geesten van de Korintiërs zelf, 1Kor.14:14,32 die gefocust waren op het spreken in vreemde talen. Paulus spoort hen aan: vul jullie ijver nu aan met het zoeken naar wat tot opbouw is. Zodat jullie ijver ten goede komt aan anderen in de ekklesia. Iemand die in een vreemde taal iets spreekt en zelf niet eens begrijpt wat hij zegt, bouwt niemand op. Zelfs zichzelf niet. Een vertaling is dus een eerste vereiste. Pas dan mag een bijdrage opbouwend heten. 321

1 Korinthe 14:14,15 – verstaan wat je zegt Want indien ik zou bidden in een taal, dan bidt mijn geest, maar mijn verstand is onvruchtbaar. Hoe is het dan? Ik zal bidden in de geest, maar ik zal ook bidden met het verstand. Ik zal musiceren in de geest, maar ik zal ook musiceren met het verstand. Paulus bespreekt in dit hoofdstuk uitgebreid het spreken in vreemde talen. Dat was een wonderteken dat (evenals het profeteren) in Paulus’ dagen nog bestond, hoewel hij de Korintiërs er op voorbereidt dat deze uiting zou stoppen zodra het Woord compleet en de ekklesia volwassen zou worden. 1Kor.13:8-13 Het spreken in talen was in Korinthe buitenproportioneel populair. Via de menselijke geest werd een taal gesproken, zonder dat de spreker zelf verstond wat hij zei. Tenzij er vertaling plaatsvindt, blijft het verstand daarbij dus onvruchtbaar. Daar is Paulus een tegenstander van. Wie in een taal bidt die men zelf niet kent, zou zich volgens Paulus, er op toeleggen dat het gebed ook vertaald wordt. Datzelfde geldt uiteraard ook wanneer in de vreemde taal wordt gemusiceerd (Grieks: ‘psalloo’, dat is zang die instrumentaal begeleid wordt). Paulus verhindert dat niet, maar benadrukt dat verstand en begrip in de samenkomst niet zouden worden uitgeschakeld. 322

1 Korinthe 14:16 – zegenen = danken Anders, indien je zou zegenen in de geest, hoe zal degene die de plaats inneemt van een gewone toehoorder, op jouw dankzegging amen uitspreken? Hij weet namelijk niet wat jij zegt? Had Paulus het in het voorgaande vers over bidden en zingen “in de geest”, hier heeft hij het over “zegenen in de geest”. Met “in de geest” doelt hij op het spreken in vreemde talen, zonder dat de spreker zelf begreep wat hij zei of zong. En de gewone, onwetende toehoorder in de ekklesia kon het al evenmin vatten. Zo iemand kon dan natuurlijk ook moeilijk be-amen wat gezegd werd. Hij had daarvan immers geen idee. Het is heel opmerkelijk hoe Paulus in dit vers zegenen gelijkstelt met dankzeggen. Iemand spreekt een zegen uit en vervolgens wordt het als dankzegging be-aamd. Werpt dat geen bijzonder licht op wat zegenen wezenlijk is? In Marcus 6:41 lezen we dat Jezus opzag naar de hemel en de zegen uitsprak over het brood. In Johannes 6:11 waar dezelfde geschiedenis wordt verhaald, lezen we echter dat Jezus dankte voor het brood. De ene tekst verklaart de andere: zegenen is danken. Dingen worden dankzeggend gezegend. Alles waarvoor God wordt gedankt, wordt als het ware ‘aangeraakt’ en een zegen! 323

1 Korinthe 14:17,18 – waar dank op z’n plaats is Want jullie danken wel terecht, maar de ander wordt niet opgebouwd. Ik dank God dat ik meer dan jullie allen in talen spreek. De Korintiërs spraken hun dank uit in het spreken in talen, 1Kor.14:16 maar ook vanwege het spreken in talen. En natuurlijk is God danken op z’n plaats, maar in de ekklesia telt vooral de vraag of de ander er ook door wordt opgebouwd. Wij kunnen ons moeilijk meer een voorstelling maken van de impact van het spreken in talen. Dat is begrijpelijk, want sinds het Woord van God compleet is en de ekklesia volwassen, is dit fenomeen verdwenen. 1Kor.13:8 Vooral dankzij het verslag in Handelingen 2 weten we wat het teken inhield. Mensen hoorden van de grote daden Gods in hun eigen taal, terwijl de sprekers die taal nooit hadden geleerd. Hand.2:8 In zo’n setting is zulk spreken een indrukwekkend teken! Maar de Korintiërs waren met dit teken ‘op hol geslagen’. Te onpas werd er gebrabbeld, terwijl niemand begreep wat er werd gezegd. Dat was uiteraard nooit de bedoeling van dit wonderteken. Paulus zelf sprak, meer dan wie ook van de Korintiërs, in talen en hij was daar God dankbaar voor. Want zoals hij het sprak, had het daadwerkelijk be-teken-is! 324

1 Korinthe 14:18,19 – vijf of tienduizend woorden? Ik dank God dat ik meer dan jullie allen in talen spreek. Maar wil ik in de ekklesia vijf woorden met mijn verstand spreken, opdat ik ook anderen zou onderwijzen, of tienduizend woorden in een taal? Het talenwonder dat op de Pinksterdag had plaatsgevonden kende Paulus ook uit eigen ervaring. Hoewel het boek Handelingen er slechts één keer uitdrukkelijk melding van maakt. Hand.19:6 Ook toen was het daadwerkelijk een talenwonder: de omstanders begrepen het! Ook in de ekklesia kon in talen worden gesproken, mits het verstaan zou worden. Paulus legt zichzelf de keuze voor: vijf woorden met mijn verstand spreken ter onderwijzing óf tienduizend woorden spreken in een taal? Het is een retorische vraag. Uiteraard verdienen de vijf woorden die verstaan worden veruit de voorkeur boven tienduizend woorden die wellicht spectaculair klinken, maar niet begrepen worden. Paulus wil vóór alles onderwijs geven over de genade Gods en “de verborgenheid”. 1Kor.2:6,7 Zou hij daarom misschien “vijf woorden” willen spreken, omdat dat getal spreekt van Gods onvoorwaardelijke belofte? Zowel AbraHam als SaraH kregen daarom immers een ‘vijf’ (de letter ‘hé’) aan hun naam toegevoegd. Tienduizend woorden, dat is tweeduizend keer zoveel als vijf. Hé … tweeduizend, spreekt ook dat niet van de verborgenheid? Joz.3:4 325

1 Korinthe 14:20 – volwassen worden óf kind blijven? Broeders, wordt geen kleine kinderen in het verstand. Maar wees onmondigen in de kwaadheid. Wordt in het verstand volwassen! In hoofdstuk 13 schreef Paulus al over de ontwikkeling van onmondigheid naar volwassenheid. 1Kor.13:10-12 Hoewel hij daar sprak over de ekklesia als geheel die zich nog in de onmondige fase bevond. Zou de ekklesia eenmaal volwassen zijn, dan zouden ‘de talen’ ophouden en het profeteren afgedaan hebben. 1Kor.13:8,9 Woord van God in die dagen nog niet compleet was. Kol.1:25 Hoewel Paulus in bovenstaand vers spreekt van individuele groei, spreekt hij opnieuw in termen als onmondigheid en volwassenheid. In een taal spreken die door niemand wordt begrepen, verschilt in niets van het brabbelen van baby’s. Want noch de brabbelaar zelf, noch de luisteraar heeft enig idee van de betekenis van de woorden. Vandaar Paulus' kort en bondige advies aan de Korintiërs: wordt a.u.b. een keer volwassen! Met gevoel voor ironie voegt Paulus er aan toe: als jullie dan toch graag onmondigen zijn, wees het dan in de kwaadheid. Een zuigeling kent nog niet zoiets als boze opzet en kwalijke plannen. Onervaren en onnozel in het kwade zijn, is dat geen ideale vorm van onontwikkeld zijn? 326 Maar zover was het toen nog niet, omdat het

1 Korinthe 14:21 – door lieden van een vreemde taal In de wet is het geschreven dat te midden van lieden van een vreemde taal, en te midden van vreemde lippen, zal Ik spreken tot dit volk, en toch zullen ze geen gehoor geven … Aan het fenomeen ‘spreken in vreemde talen’, werd in de ekklesia te Korinthe grote betekenis toegekend. Paulus ontkent die betekenis niet, maar hij relativeert het aanzienlijk. Zo betoogt hij in hoofdstuk 13 dat het slechts een voorbijgaand verschijnsel zou zijn. In bovenstaand vers laat hij zien dat het teken van ‘spreken in talen’ de vervulling is van wat de profeet Jesaja had voorzegd. God zou door lieden die geen Hebreeuws spraken, tot het volk van Israël spreken. Een in Joodse beleving belachelijke gedachte. Want wordt God juist niet geacht via het Hebreeuws tot de volkeren te spreken? Op de Pinksterdag ging de profetie letterlijk in vervulling toen in twaalf (!) buitenlandse talen tot het volk in Jeruzalem werd gesproken. Het teken van ‘spreken in talen’ betreft in de Schrift altijd concrete talen. Geen brabbeltaal. Gesproken met het oog op het volk Israël dat, desondanks, niet zou luisteren. Het teken luidde de huidige tijd in, waarin het volk tijdelijk terzijde gezet zou zijn. Hoe belangrijk dat te verstaan! 327

1 Korinthe 14:21,22 – een teken voor ongelovigen … zal Ik spreken tot dit volk, en toch zullen ze geen gehoor geven aan Mij, zegt de Heer. Zodat de talen tot een teken zijn, niet voor hen die geloven maar voor de ongelovigen. Maar de profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor de gelovigen. Met het citaat uit Jesaja 28:11 maakt Paulus duidelijk dat het spreken in talen de vervulling van een profetie is. God zou vanuit de natiën, in een niet-Hebreeuwse taal, spreken tot Israël. Met daarbij de verzekering op voorhand dat het volk geen gehoor daaraan zou geven. Dit is typisch onderwijs van Paulus. Want zijn bediening onder de natiën was gebaseerd op Israëls ongeloof. Rom.11:11 Als een rode draad loopt dit ook door het boek ‘Handelingen’. Paulus ging altijd eerst naar de synagoge waar hij steevast buiten kwam te staan, om vervolgens zich te wenden tot de natiën waar hij wel ingang vond. Het spreken in talen was een teken voor Israël dat de Heer ‘verhuisd’ was naar de natiën. Het feit dat het spreken in talen een teken was voor Israël dat niet gelooft, voor ongelovigen dus, is opnieuw een aanwijzing dat dit fenomeen niet primair thuishoort in de ekklesia. Want daar komen juist gelovigen samen … 328

1 Korinthe 14:23,24 – wie ontmaskert wie? Indien dan heel de ekklesia zou samenkomen op dezelfde plaats en allen zouden spreken in talen, en er zouden gewone toehoorders binnenkomen of ongelovigen, zullen ze niet uitspreken dat jullie gek zijn? Indien echter jullie allen zouden profeteren en er zou een ongelovige binnenkomen of een gewone toehoorder, dan wordt hij onder allen ontmaskerd, onder allen wordt hij kritisch beoordeeld … Paulus bereidt de Korintiërs voor op het verdwijnen van zowel het “spreken in talen” als het profeteren. 1Kor.13:8 Maar tot die tijd, heeft het profeteren in de ekklesia veruit de voorkeur boven het spreken in talen. De bovenstaande verzen maken glashelder waarom. Als een willekeurige bezoeker binnenkomt terwijl iedereen in volstrekt onbekende talen spreekt, dan zal niet alleen de verstokte ongelovige verklaren dat het gezelschap uit een stel gekken bestaat. Ook de onwetende toehoorder kan er weinig meer van maken. Hoe anders is het als in begrijpelijke taal iemand rechtstreeks woorden van God doorgeeft. De waarheid nodigt altijd uit tot kritisch oordeel. Juist door onderzoek en bewijs, door checken en nagaan komt de waarheid aan het licht! De sensatie van het moment is nooit meer dan vluchtig en voorbijgaand. Wat werkelijk telt is de waarheid die vaststaat en blijvend is! 329

1 Korinthe 14:24,25 – onmiskenbaar GODS Woord Indien echter jullie allen zouden profeteren en er zou een ongelovige binnenkomen of een gewone toehoorder, dan wordt hij onder allen ontmaskerd, onder allen wordt hij kritisch beoordeeld, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is. Paulus in bovenstaande verzen beschrijft is de ultieme uitwerking van GODS Woord. Zeker, het fragmentarische profeteren in de dagen van de Korintiërs, behoort tot het verleden. 1Kor.13:8-10 Maar daar is een compleet Woord van God voor in de plaats gekomen! Zou dat een mindere uitwerking hebben? Waar echt GODS Woord klinkt, heeft dat altijd impact. Het ontmaskert en weerlegt. Het onthult en brengt aan het licht. Gods Woord bewijst zichzelf en is onmogelijk tot menselijke wijsheid te herleiden. Wie met de woorden GODS wordt geconfronteerd, kan er niet onderuit dat het waar is. Het is aan niemand anders dan God Zelf toe te schrijven. Wat een kracht en wijsheid klinkt daarin door. Maar ook wat een liefde wordt erin geopenbaard. Het is de liefde Gods zoals Paulus die had bezongen in hoofdstuk 13. Hoe indrukwekkend wanneer dat Woord, precies zoals “er staat geschreven” in al haar schoonheid en perfectie mag klinken! 330

1 Korinthe 14:26 – ieder heeft iets Hoe is het dan broeders, telkens wanneer jullie samenkomen? Ieder heeft iets: een psalm, onderwijs, een onthulling, een [vreemde] taal, een vertaling. Laat alles tot opbouw geschieden. Met dit vers vangt het laatste deel aan over de gang van zaken in de samenkomsten te Korinthe. Het zijn afsluitende opmerkingen en conclusies. De samenkomsten van de Korintiërs zoals Paulus deze beschrijft, waren zeker geen ‘kerkdiensten’. Geen liturgie, geen one-man-show, maar bijeenkomsten waarin iedereen informeel en geïmproviseerd kon bijdragen. Niet dat Paulus deze gang van zaken hier voorschrijft, het is de situatie zoals hij deze beschrijft. De één had een psalm. We hoeven daarbij niet per se te denken aan één van de 150 psalmen uit de Hebreeuwse Bijbel. Het Griekse woord ‘psalmos’ betekent letterlijk een lied dat begeleid wordt op een snaarinstrument. Paulus doelt hier niet op samenzang, maar op iemand die een lied onder begeleiding ten gehore bracht. Een ander had weer iets te onderwijzen, en aan weer een ander was iets als openbaring ten deel gevallen. De één sprak in een vreemde taal en weer een ander vertaalde het. Alle broeders konden bijdragen aan de opbouw van de gemeenschap. Zo eenvoudig kan de charme van het samenzijn van de ekklesia zijn! 331

1 Korinthe 14:27,28 – als zwijgen goud is Indien iemand in een [vreemde] taal spreekt, laten het er twee of hoogstens drie zijn, om de beurt en laat er één vertalen. In het geval dat er geen vertaler is, laat hem dan zwijgen in de ekklesia. En laat hem tot zichzelf spreken tot God. Paulus verzet zich tegen de overdreven belangstelling voor het spreken in vreemde talen. Niet dat hij het wil verhinderen, want zolang God dit teken nog geeft, 1Kor.13:8 verdient het een plaats. Maar dan wel onder een paar restricties die hij voor een deel al had toegelicht. In de eerste plaats zouden er niet meer dan twee (of hooguit drie) zijn die in een vreemde taal spreken. Want anders zou het profeteren in het gedrang kunnen komen. Terwijl het profeteren juist bij Paulus in hoger aanzien staat. 1Kor.14:1,2 In de tweede plaats zou men niet door elkaar spreken, maar om de beurt. En in de derde plaats zou de vreemde taal altijd vertaald moeten worden, zodat iedereen er door opgebouwd kon worden. En is er geen vertaler? Laat men dan zwijgen. In al deze instructies is de opbouw van de ekklesia, 1Kor.14:26 de morele leidraad. De vraag is niet of iets geoorloofd is, maar of het nuttig is. 332

1 Korinthe 14:29-31 – check, double check En laat twee of drie profeten spreken en de anderen beoordelen. Indien echter aan een ander die daar zit iets onthuld wordt, laat de eerste zwijgen. Want jullie kunnen allen één voor één profeteren opdat allen zouden leren en allen bemoedigd zouden worden. Terwijl van sprekers in vreemde talen “hooguit” drie zouden zijn, 1Kor.14:27 ontbreekt dit “hooguit” bij het profeteren. Logisch, want door profeteren (= het rechtstreeks spreken van Gods woorden) zouden allen kunnen leren en bemoedigd worden. Eerder (in 1 Korinthe 13:8) had Paulus aangegeven dat, evenals het spreken ‘in talen’, het profeteren spoedig tot het verleden zou behoren. Zoals ook bijzondere openbaringen van kennis. Toen Paulus deze brief schreef waren deze dingen nog actueel. Maar inmiddels is Gods Woord compleet. Kol.1:25 Niets hoeft meer onthuld te worden en alles wat God te melden had, is gezegd en bovendien opgetekend. Wanneer we nu als gelovigen elkaar ontmoeten, spreken we vanuit dat completeerde Woord: de van God gekregen bibliotheek (> biblia, Bijbel)! Wat echter nog onveranderd is, is de noodzaak te beoordelen wat er gesproken wordt in de ekklesia. Dat gold toen voor wat zich als ‘profetie’ voordeed, en vandaag niet minder voor de claim van wat ‘bijbels’ zou zijn. Laat je niks wijsmaken, check alles! 333

1 Korinthe 14:32,33 – wanorde of vrede? En geesten van profeten worden ondergeschikt aan profeten, want God is niet van wanorde maar van vrede. Een profeet in de ekklesia zou zwijgen wanneer een ander die aanwezig was, een openbaring ten deel viel. 1Kor.14:30 kende men dat Niet door elkaar spreken in elk geval. Dat is logisch, maar het vereist zelfbeheersing. In de extatische godsdienst waaruit de Korintiërs afkomstig waren, 1Kor.12:1,2 nauwelijks. Men werd opgezweept en voortgedreven als een kurk op de golven. Voor profeten in de Schrift geldt de regel: hun geesten zijn ondergeschikt aan henzelf. Ze rollen niet over de grond, ze schreeuwen niet en ze stoten evenmin dierenklanken uit zoals zogenaamde ‘charismatische’ profeten dat tegenwoordig graag tonen. Men pretendeert dat zulke uitingen een bewijs zouden zijn van ‘zalving door de Geest’. In werkelijkheid bewijst zulke uitzinnigheid juist het tegendeel en eerder beïnvloeding van geesten. Demonen bezetten (bezetenheid!) een mens, zodat deze de controle over zichzelf verliest. Karakteristiek daarentegen voor “de vrucht van de Geest” is zelfbeheersing. Gal.5:22 die beheersing ontstaat wanorde. Dan wacht men niet meer op elkaar wat weer leidt tot conflict. Maar God is altijd een GOD van orde: Hij zet alles op z’n plaats. Right time, right place! En dat besef geeft vrede! 334 Zonder

1 Korinthe 14:33-35 – de zwijgende vrouw? (1) Zoals in al de ekklesia’s van de heiligen, laat de vrouwen zwijgen, want het wordt hen niet toegestaan te spreken. Maar laat hen ondergeschikt zijn, zoals ook de wet zegt. Indien zij nu iets willen leren, laat hen thuis de eigen mannen vragen. Want het is schandelijk voor een vrouw te spreken in de ekklesia. In hoofdstuk 11 betoogde Paulus al dat openbaar bidden en profeteren een mannending is. 1Kor.11:3 Vrouwen konden ook bidden en profeteren, maar dan wel met volmacht. 1Kor.11:10 Daarom protesteert Paulus als Korinthische vrouwen de sluier, die zij gewoon waren te dragen, juist bij die gelegenheden afdeden. Feministische invloeden? Enfin, met “spreken” doelt Paulus in bovenstaand vers dus kennelijk niet op bidden en profeteren. Waarop dan wel? In vers 29 werd gezegd dat als twee of drie profeten spreken, “de anderen oordelen“. En in dat verband zegt Paulus “laat de vrouwen zwijgen”. Waarom zouden zij zich openlijk uitlaten over iets wat niet hun zaak is? Dat zou onvrouwelijk zijn. In alle ekklesia’s werd dat ook als not done beschouwd. Als de vrouw vragen heeft, prima, laat haar die thuis stellen. De verantwoordelijkheid om zich in de ekklesia uit te spreken, ligt bij de man. De vrouw is daarvan vrijgesteld. 335

1 Korinthe 14:33-35 – de zwijgende vrouw? (2) Zoals in al de ekklesia’s van de heiligen, laat de vrouwen zwijgen, want het wordt hen niet toegestaan te spreken. Maar laat hen ondergeschikt zijn, zoals ook de wet zegt. Indien zij nu iets willen leren, laat hen thuis de eigen mannen vragen. Want het is schandelijk voor een vrouw te spreken in de ekklesia. Paulus zet hier dingen recht die speelden te Korinthe. En wat hij zegt over het spreken in talen en profeteren was sowieso tijdgebonden. Want hij kondigt aan dat deze uitingen zouden verdwijnen als de ekklesia volwassen zou worden. 1Kor.13:8-10 Paulus schrijft trouwens ook niet vóór, dat in de samenkomst ieder iets zou moeten hebben. Hij stelt slechts vast dat het bij hen zo ging. 1Kor.14:26 Maar de instructie dat vrouwen zouden zwijgen, is geen lokale aangelegenheid. Want zo ging het in alle ekklesia’s. Bovendien geldt het ondergeschikt-zijn al van oudsher. “… laat hen ondergeschikt zijn, zoals ook de wet zegt“. Met “de wet” doelt Paulus hier kennelijk, evenals in 1 Korinthe 14:21, op de Hebreeuwse Bijbel. Vanaf de dagen van Adam is leiding geven en voorop gaan, een mannelijke functie. Vrouwen zouden daarmee niet worden belast. Voor westerse mensen die de eigen cultuur als norm stellen, moeilijk te begrijpen. Gelukkig staat de Schrift daarboven! 336

1 Korinthe 14:36-38 – geestelijk of eigenwijs? Of ging het Woord van God van jullie uit? Of bereikt het alleen jullie? Indien nu iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hem beseffen dat wat ik jullie schrijf een voorschrift van de Heer is. Maar indien iemand onwetend is, hij zij onwetend. Paulus had zojuist de vinger op de zere plek gelegd. Hij wist uiteraard dat wat hij schreef over man en vrouw, niet door iedereen in dank zou worden afgenomen. En dat is een understatement. En laten we wel wezen: dezelfde woorden zijn ook vandáág voor velen een doorn in ’t oog. Van alles zet men in het werk de woorden een draai te geven. Men laat Paulus het tegenovergestelde zeggen als wat hij schreef. En men meent zelfs dat men daardoor geestelijk bezig is. En ongetwijfeld ook ‘theologisch verantwoord’ en ‘in rapport met onze tijd’. Men realiseert zich daarbij niet, dat wat Paulus schrijft over man en vrouw maar geen persoonlijke opinie van hem is. Het is een ordening in de schepping en sinds Adam nooit anders geweest. Zeker, man en vrouw zijn beslist gelijkwaardig … maar niet gelijk. Godzijdank niet! Voor beiden heeft GOD een bijzondere, aparte rol weggelegd. Waarvan akte. Of niet. 337

1 Korinthe 14:39,40 – punt! Zo dan mijn broeders, weest hartstochtelijk toegewijd aan het profeteren en verhindert het spreken in talen niet. Laat alles nu achtenswaardig en in orde geschieden. We zijn aan het einde gekomen van Paulus’ bespreking over de gang van zaken in de Korinthische samenkomsten. Verreweg het grootste deel van hoofdstuk 14 vergeleek hij het profeteren met het ‘spreken in talen’. Zeker, de houdbaarheidsdatum van beide uitingen zou binnenkort verstrijken, zoals hij eerder betoogde. 1Kor.13:8 Maar tot aan die tijd zouden de Korintiërs zich er van bewust zijn dat niet ‘spreken in talen’ maar profeteren de voorkeur verdient in de ekklesia. Men zou zich toewijden aan het profeteren en spreken in talen niet verhinderen. En daarmee is het onderwerp subtiel en raak samengevat. Met de bijeenkomsten in Korinthe was veel mis. Vrouwen wierpen de sluier, die ze gewoon waren te dragen, van zich af. Tijdens de maaltijden was de één dronken en de ander hongerig. Van het populaire ‘spreken in talen’ begreep bijna niemand iets. En dan waren er ook nog vrouwen die mannen en public de les gingen lezen. Alles bij elkaar een gênante en wanordelijke vertoning. Paulus hoopt het te hebben recht gezet. Punt. Tijd voor de climax van de brief: 1 Korinthe 15! 338

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 15 339

1 Korinthe 15:1 – staan & standvastig Ik maak jullie bekend broeders, het Evangelie dat ik aan jullie evangeliseerde, dat jullie ook ontvingen, waarin jullie ook staan … Een heel nieuw onderwerp snijdt Paulus hier aan. Hij heeft het mooiste onderwerp voor het laatst bewaard. Er waren sommigen onder de Korintiërs die beweerden dat er geen opstanding van doden zou zijn. 1Kor.15:12 Paulus aan als aanleiding voor een fundamentele uiteenzetting over wat het Evangelie is. Gebaseerd op het historische feit van de uit de doden opgewekte Christus. Strikt genomen kenden de Korintiërs dat Evangelie natuurlijk. Paulus had het hen eerder immers geëvangeliseerd en zij hadden het ook ontvangen. Dat was het begin van de ekklesia te Korinthe. Paulus merkt op dat zijn lezers ook in dat Evangelie “staan“. Maar … dat staan blijkt nogal wankel te zijn. Stevig en solide gefundeerd waren ze niet. Anders zou de ontkenning van de opstanding van doden beslist geen weerklank bij hen hebben gevonden. Het is om die reden dat Paulus zijn lange betoog straks zal afsluiten met de woorden “zo dan (…) wordt standvastig, onverzettelijk …”. 1Kor.15:58 Het wankele “staan” van de Korintiërs diende te veranderen in standvastige onverzettelijkheid. Daarom bepaalt hij hen opnieuw bij het ABC van het Goede Bericht. En die bewering grijpt 341

1 Korinthe 15:2 – zonder uitzicht? … waardoor (= het Evangelie) jullie ook worden gered, indien jullie het Woord waarmee ik evangeliseerde vasthouden. Tenzij jullie natuurlijk tevergeefs geloven. Met nadruk wijst Paulus op het Evangelie zoals hij dat enkele jaren eerder had bekend gemaakt aan de Korintiërs. Dat is het Goede Bericht wat ze hadden gehoord en waardoor ze ook worden gered. Let op “worden gered”, dat is onvoltooid. Paulus doelt hier op “de verlossing van ons lichaam” in de toekomst. Rom.8:23,24 dit hoofdstuk. Op de opstanding dus, het onderwerp van Het uitzicht op deze toekomstige redding van het lichaam, is volledig gebaseerd op het Woord dat Paulus de Korintiërs had bekend gemaakt. Maar zou de bewering die in Korinthe rondzong waar zijn (namelijk dat er geen opstanding van doden is; 1 Korinthe 15:12), dan is de redding slechts een ijdele hoop. Het gaat er Paulus niet om dat de redding afhankelijk zou zijn van het vasthouden van de Korintiërs. Het gaat er om dat als het Evangelie niet waar zou zijn, we de redding wel ‘op onze buik kunnen schrijven’. En het houdt ook in dat ons geloof dan een tevergeefse zaak zou zijn. Terwijl de uiteenzetting nog moet beginnen, maakt Paulus meteen duidelijk wat er op het spel staat. 342

1 Korinthe 15:3,4 – feiten Want ik leverde aan jullie in de eerste plaats over, hetgeen ik ook ontving, dat Christus stierf ten behoeve van onze zonden, naar de Schriften, en dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Paulus roept de Korintiërs terug naar de les. Naar hoe het ooit begon in Korinthe en wat hij hen toen in de eerste plaats heeft verteld. Het ABC van het Evangelie. ABC vrij letterlijk zelfs, omdat Paulus hen verwijst naar drie feiten. Dat Paulus het zo ooit had overgeleverd aan de Korintiërs was geen creatieve ingeving van hem. Want wat hij vertelde was exact wat hij ook had ontvangen. In Galaten 1:12 zegt hij daarover dat hij het Evangelie “niet van een mens had ontvangen of geleerd”. Het was niet door bemiddeling van “de twaalf” die in Jeruzalem waren, tot hem gekomen. Maar “door openbaring van Jezus Christus”, rechtstreeks vanuit de hemel. Merk op dat, als Paulus het voornaamste van het Evangelie opsomt, hij niet spreekt over een filosofie. Ook niet over mystiek of rituelen. En evenmin over een morele visie of ethiek. Nee, wat hij opsomt zijn drie grote feiten. Puur historie, geschiedenis. Dat is dus met recht een bericht! 343

1 Korinthe 15:3,4 – Christus stierf Want ik leverde aan jullie in de eerste plaats over, hetgeen ik ook ontving, dat Christus stierf ten behoeve van onze zonden, naar de Schriften, en dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Het eerste dat de Korintiërs hoorden omtrent het Evangelie, was het feit dat Christus stierf. Is dat niet opmerkelijk? Paulus’ Evangelie ving dus aan waar de beschrijvingen van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes afsluiten: met Christus’ sterven, zijn begrafenis en opwekking. Paulus’ onderwijs begon waar Jezus’ leven eindigde. Jezus’ geboorte, zijn onderwijs, zijn wonderen, zijn bediening, kortom zijn hele levensweg op aarde sloeg Paulus allemaal over. Althans, daar begon hij niet mee. De reden dat Paulus begon met te vertellen dat Christus stierf, wordt uitgelegd in dit hoofdstuk. Bij Paulus gaat het niet om de Jezus die hier op aarde wandelde. Die kende Paulus niet of nauwelijks. Daarvan werd hij pas later op de hoogte gesteld. Paulus verkondigde de opgewekte Christus! Die heeft hij ontmoet in oogverblindende heerlijkheid en door hem is hij onderwezen. Omdat de inhoud van Paulus’ prediking de opgewekte Christus is, 1Kor.15:14 Want zonder sterven is er ook geen opwekking. 344 moest hij beginnen met diens sterven.

1 Korinthe 15:3,4 – Christus stierf voor onze zonden Want ik leverde aan jullie in de eerste plaats over, hetgeen ik ook ontving, dat Christus stierf ten behoeve van onze zonden, naar de Schriften, en dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Het Evangelie zoals Paulus dat overleverde staat vóór alles in het teken van de opgewekte Christus. Dat Christus eerst stierf en vervolgens werd begraven dient dan ook om dat te onderstrepen. Want slechts tegen de donkere achtergrond van dood en graf, straalt het morgenlicht van de weggerolde steen! De traditionele uitleg zegt, dat Christus moest sterven om de straf op de zonden te dragen. Maar dat zegt Paulus hier helemaal niet. En trouwens, elders evenmin. Christus’ sterven diende niet om een rekening met God te vereffenen. Want niet God maar juist de vijandige wereld moet worden verzoend! 2Kor.5:19 Dat “Christus stierf ten behoeve van onze zonden” staat in het perspectief van zijn opwekking op de derde dag. Christus stierf om als Eersteling te worden opgewekt en aan alle mensen het Leven te geven. 1Kor.15:22 Leven dat de dood achter zich heeft en waarin zonden volkomen tot het verleden behoren. Het is met dít doel voor ogen dat Christus stierf. 345

1 Korinthe 15:3,4 – begraven Want ik leverde aan jullie in de eerste plaats over, hetgeen ik ook ontving, dat Christus stierf ten behoeve van onze zonden, naar de Schriften, en dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Alles in het Evangelie draait om de opgewekte Christus. 1Kor.15:14 Christus’ opwekking is geen metafoor, maar concrete geschiedenis. Zo historisch als zijn sterven en begrafenis is, zo historisch is ook zijn opwekking op de derde dag. De vermelding van Christus begrafenis, en zijn verblijf in het graf tot de derde dag, accentueren zijn dood. Daar kon, gezien zijn extreem gewelddadig sterven aan het kruis, sowieso al geen twijfel over bestaan. Jezus’ lijk is vervolgens van het hout genomen en, gewikkeld in een lijkwade, geprepareerd met specerijen. Daarna werd het lichaam gelegd in een nabijgelegen nieuw uitgehouwen graf in een hof. De opening werd voorzien van een zware steen. Een dag later heeft het Sanhedrin, uit angst voor diefstal, het voor elkaar gekregen bij stadhouder Pilatus, dat een Romeinse wacht van soldaten het graf zou bewaken. Ook de steen voor het graf werd verzegeld. Niemand kon de tombe in. Niemand kon de tombe uit. Althans … naar de mens gerekend. 346

1 Korinthe 15:3,4 – hij werd opgewekt Want ik leverde aan jullie in de eerste plaats over, hetgeen ik ook ontving, dat Christus stierf (…) en dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Er is een subtiel verschil tussen ‘opgewekt worden’ en ‘opstaan’. ‘Gewekt worden’ heeft primair met de geest te maken terwijl ‘opstaan’ een daad van het lichaam is. Vergelijk het met wat er gebeurt bij het wakker worden. Eerst word je gewekt uit de slaaptoestand en vervolgens sta je op uit bed (vergelijk Efeze 5:14). Christus stierf en lag tot de derde dag dood in het graf. Het was God, Die hem van daaruit opwekte. Zou God dat niet hebben gedaan, dan was Christus nog steeds dood geweest. Tientallen keren zegt de Schrift dat God Christus opwekte vanuit de doden. Rom.6:4 De leer dat Christus uit het graf verrees omdat hijzelf God zou zijn, is niet alleen onwaar maar ook een fatale misvatting. Want deze leer maakt het onmogelijk van harte te geloven dat God hem opwekte. Rom.10:9 God kan niet sterven en hoeft daarom ook niet te worden opgewekt. Christus daarentegen lag dood in het graf. Ik herhaal: dood. Maar God wekte hem, zodat Christus eens voor altijd opstond! 347

1 Korinthe 15:3,4 – “naar de Schriften” Want ik leverde aan jullie in de eerste plaats over, hetgeen ik ook ontving, dat Christus stierf ten behoeve van onze zonden, naar de Schriften, en dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Het ABC van het Evangelie draait om drie feiten: het sterven van Christus, zijn begrafenis en zijn opwekking op de derde dag. Waarbij zowel feit één alsook feit twee, de weg bereiden voor het derde feit. Want Christus stierf en werd begraven om op de derde dag te worden opgewekt en het graf voor altijd leeg achter te laten. Tot twee keer toe vermeldt Paulus daarbij dat dit alles was “naar de Schriften”. Dat wil zeggen: in overeenstemming met de boeken van de Hebreeuwse Bijbel, ons ‘Oude Testament’. Daarin was voorzegd dat de Christus zou komen, wat zijn stamboom zou zijn, hoe hij zou komen, waarom, waar en zelfs wanneer. Met expliciete profetieën over zijn sterven, begrafenis en opwekking. Maar ook met talloze aanwijzingen vanuit de typologie. Het Evangelie is de prediking dat GOD Zijn beloften inmiddels heeft ingelost en vervuld. Daarmee bewijst God de betrouwbaarheid van Hemzelf en die van de Schriften. Daar kun je op stáán, vast en zeker! 348

1 Korinthe 15:4 – op de derde dag, naar de Schriften … dat hij werd begraven en werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften. Op de derde dag rees het land op vanuit uit de wateren en voor het eerst in Genesis 1, wordt melding gemaakt van leven. Op de derde dag, kreeg Abraham nadat hij zijn enige zoon had geofferd, hem weer terug als uit de doden. Op de derde dag werd iemand die verontreinigd was door aanraking met de dood, ontzondigd. Op de derde dag trok Israël als volk door de Jordaan. Op de derde dag lag de god Dagon gevallen en onthand voor de ark van het verbond. Op de derde dag ging de doodzieke koning Hizkia, gezond en wel naar de tempel. Op de derde dag kreeg koningin Esther de gouden scepter aangereikt. Op de derde dag werd Jona uit de grote vis bevrijd en kwam hij aan land. Op de derde dag zou Israël als natie herleven. Enzovoort. Het is maar een greep uit de Hebreeuwse Bijbel. Je struikelt over de voorkomens. Het feit van Christus opwekking was uitdrukkelijk voorzegd. Maar dat het “op de derde dag” moest plaatsvinden, kon evenmin missen. Het is als een watermerk herkenbaar op elke bladzijde in de Schriften! 349

1 Korinthe 15:5 – hij werd gezien door Kefas … (1) En hij werd gezien door Kefas … Dat Christus werd opgewekt uit de doden is het primaire feit van het Evangelie. Want Paulus had dit “in de eerste plaats” overgeleverd. 1Kor.15:3 vandaar “naar de Schriften”. 1Kor.15:3,4 Daarbij is het tevens een voorzegd feit en Vanaf vers 5 gaat Paulus aantonen dat de opgewekte Christus ook een overvloedig gedocumenteerd feit is. Hij zet een aantal verschijningen op een rijtje. Een lijst die bepaald niet compleet is. Zo worden de eerste twee verschijningen op de dag van de opstanding niet eens genoemd. Eerst was de levende Heer gezien door Maria Magdalena in de graftuin. Iets later die ochtend door de andere vrouwen, die inmiddels op weg waren naar de discipelen. Maar zij doen de verhalen van de dames af als onzin. Dat is wellicht ook de reden dat Paulus deze vrouwen niet vermeldt als eerste getuigen. Niet omdat ze niet betrouwbaar zouden zijn, maar omdat het argument van ‘emotionele vrouwenpraat’ tegen hem zou kunnen worden gebruikt. Kefas en Petrus zijn feitelijk dezelfde namen. Behalve dan dat het eerste Aramees is (een Hebreeuws dialect) en het tweede Grieks. De naam betekent ‘rots’. Kefas werd uitgekozen als eerste mannelijke woordvoerder van de opgewekte Christus. Rotsvast en zeker! 350

1 Korinthe 15:5 – hij werd gezien door Kefas … (2) En hij werd gezien door Kefas … Op de vroege morgen van de opstanding, zag Maria Magdalena dat de steen voor Jezus’ graf was weggerold. Ze alarmeert Petrus en Johannes die daar kennelijk in de buurt hadden overnacht. Haastig gaan zij kijken en treffen inderdaad een leeg graf aan. Petrus gaat het graf binnen en ziet de windsels liggen. Ook de zweetdoek nog in de vorm van het hoofd: opgerold. Joh.20:7 Als even later de engelen de andere vrouwen aanspreken, wordt tegen hen gezegd dat ze zouden berichten “aan de discipelen en Petrus”. Mar.16:7 Maar Jezus zelf zien zij niet … Onderweg verschijnt de levende Heer vervolgens ook aan deze vrouwen, evenals eerder aan Maria Magdalena. De discipelen doen het verhaal echter af als onzin. Toch gaat Petrus opnieuw naar het graf voor een dubbelcheck. Luc.24:12 het feit dat zijn naam speciaal was genoemd? Hoe dan ook, de Heer verschijnt die avond aan twee mannen die op weg zijn naar Emmaüs. Als deze vervolgens enthousiast terugkeren naar Jeruzalem om hierover te berichten aan de discipelen, krijgen zij eerst te horen: “de Heer is waarlijk opgewekt en gezien door Simon …”! Simon Petrus, de eerste van “de twaalf”! Was hij misschien extra getriggerd door 351

1 Korinthe 15:5 – daarna door de twaalf (1) En hij werd gezien door Kefas, daarna door de twaalf … Lang niet alle verschijningen van de opgewekte Heer worden door Paulus opgesomd. De eerste twee verschijningen in de ochtend, aan respectievelijk Maria Magdalena en de andere vrouwen, blijven buiten beschouwing. Ook de verschijning aan het einde van die dag aan de twee Emmaüsgangers wordt niet genoemd. Maar de verschijning aan “de twaalf” diezelfde avond, mag niet ontbreken. Opvallend dat Paulus spreekt over “de twaalf”, hoewel Judas er niet bij was en Tomas trouwens die zondag evenmin. “De twaalf” fungeert hier niet als getal, maar als naam van de groep. Die naam blijft, ook als ze niet compleet zijn. Vóór zijn sterven had de Heer tegen zijn discipelen gezegd dat de wereld hem niet meer zou zien, maar zij wel. Joh.14:19 De eerste keer dat de Heer verscheen aan “de twaalf”, was toen zij in de avond na de opstanding, bij elkaar waren. Er was genoeg te bespreken. Het lege graf, maar zeker ook de minimaal vier verschillende verschijningen waarvan ze hadden vernomen. Vooral de verschijning aan Petrus zal indruk hebben gemaakt. Hij was immers één van hen. Maar de verschijning aan “de twaalf” wordt het absolute hoogtepunt dat etmaal … 352

1 Korinthe 15:5 – daarna door de twaalf (2) En hij werd gezien door Kefas, daarna door de twaalf … “De twaalf” (maar met slechts tien aanwezigen) waren in de avond van een turbulente dag bij elkaar. De zware en verzegelde steen voor het graf was sinds de vroege ochtend afgewenteld. Het graf was leeg, behoudens de windsels en de opgerolde zweetdoek. De Romeinse wacht voor het graf was door de Joodse leidslieden ingehuurd om te vertellen dat de discipelen Jezus’ lichaam zouden hebben gestolen. Werden ze wellicht gezocht en hebben ze daarom de deuren afgesloten? En dan waren er nog allerlei meldingen dat de levende Jezus zich zou hebben getoond die dag. Zelfs aan één van hen, Petrus. Wat moest men van dit alles denken? En dan plotseling staat Jezus in hun midden. Een mengeling van ongeloof, ontsteltenis maar ook vreugde maakt zich van hen meester. En terwijl Jezus hen ‘sjaloom’ aanzegt, toont hij hun zijn doorboorde zijde, handen en voeten. Nu geen wonden meer, maar littekenen. Jezus nodigt hen uit hem te betasten. En als aanvullend bewijs eet hij een moot gebakken vis voor hun ogen. En dan opent hij voor hen de Schriften dat hij op de derde dag moest opstaan. Hoe onweerlegbaar overtuigend kan iets zijn?! 353

1 Korinthe 15:5 – daarna door de twaalf (3) … daarna door de twaalf … Het historisch bewijsmateriaal voor de opwekking van Christus is overweldigend. Paulus noemt “de twaalf” als het eerste gezelschap aan wie Christus na zijn opwekking verscheen. Bij verscheidene gelegenheden, zo weten we uit de evangeliën. Bedenk daarbij dat hun getuigenis unaniem was. Dat is een heel belangrijk onderdeel van het bewijs. Want stel je voor dat ook maar één van “de twaalf” kon ontkennen wat de overigen claimden te hebben gezien. Of dat één van hen uit de school zou hebben geklapt over de vermeende diefstal. Slechts één zo’n dissonant zou al een fatale ondermijning zijn. Inderdaad, één uit “de twaalf” (Tomas) was in aanvang ronduit sceptisch. Maar een week later was ook hij volledig ‘om’ en overtuigd. Waren dit mensen die Jezus’ lichaam hebben gestolen? Of de opstanding in scene hebben gezet? En vervolgens unaniem blijmoedig (!) hebben gelogen over Jezus’ verschijningen? Hoe bizar is dat scenario!? Wat leverde hen dit getuigenis op? Succes en roem? Integendeel, miskenning, smaad, marteling en gevangenisstraf werden hun deel. Maar niets kon “de twaalf” weerhouden om uit te komen voor wat ze hebben gezien. Slechts één verklaring is afdoende voor deze onloochenbare feiten: de levende Christus is werkelijk aan hen verschenen! 354

1 Korinthe 15:6 – meer dan vijfhonderd broeders tegelijk … vervolgens werd hij gezien door meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meerderheid op dit moment nog over is, maar sommigen zijn ontslapen. Paulus somt enkele hoogtepunten op van verschijningen van de opgewekte Christus. De verschijning aan “meer dan vijfhonderd broeders tegelijk” mag daarbij niet ontbreken. Uitzonderlijk alleen al vanwege het grote aantal aanwezigen. Slechts één bijeenkomst die in de evangeliën wordt vermeld, komt hiervoor in aanmerking. Het is de ontmoeting in Galilea waar de Heer reeds vóór zijn sterven op had gewezen. Mat.26:32 En waar de engel bij het graf over begon, Mat.28:9 en even later de Heer zelf ook als hij aan diezelfde vrouwen verschijnt. Mat.28:10 In Galilea zou hij allen treffen, Mat.28:16 kennelijk op dezelfde berg als die van ‘de bergrede’ (zie Matteüs 5:1). Een veelzeggende locatie: op “de berg”, als beeld van het Koninkrijk, en tegen de achtergrond van “de zee”, als beeld van de volken. Hier gaf de opgestane Christus aan “de twaalf” ‘de grote opdracht’. Mat.28:18-20 Met meer dan vijfhonderd broeders als getuigen. Inmiddels is het vijfentwintig jaar later als Paulus dit schrijft, maar het merendeel van hen leefde nog. Met andere woorden: vraag het ze maar na! Want het historische feit is onloochenbaar! 355

1 Korinthe 15:7 – gezien door Jakob(us) Vervolgens werd hij gezien door Jakobus, daarna door alle apostelen … De gebeurtenis waar Paulus hier op doelt is niet terug te vinden in de verslagen van Matteüs, Marcus, Lucas of Johannes. Dat is op zich niet zo vreemd; geen van de verslagen is compleet en trouwens, ze kunnen dat ook niet zijn (zie Johannes 20:30). De Jakobus (of Jakob) waarvan hier sprake is, moet de (half)broer van de Heer zijn. Gal.1:19 broers, waarvan Jakobus de oudste was, Mat.13:55 niet in hem geloofden. Joh.7:5 Wat heeft de ommekeer bij Jakobus We weten dat Jezus’ aanvankelijk Niettemin, werd hij later de vertegenwoordiger van de grote ekklesia te Jeruzalem. Hand.15:13; 21:18 teweeggebracht? Eén ding is zeker: zoals de levende Heer persoonlijk is verschenen aan Kefas, zo is hij ook persoonlijk verschenen aan Jakobus. Beide mannen golden later als “steunpilaren”. Gal.2:9 De verschijning aan Jakobus is historisch, maar ook profetisch. Immers, de Messias zal in de toekomst verschijnen aan een volk dat ook ‘Jakob’ heet. Zoals ooit Jakob de Jabbok (een omkering!) doortrok en een confronterende ontmoeting had met een man, waarvan hij later zei: ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht! Gen.32 En Jakob werd toen Israël. Om voortaan ingezet te worden als Gods instrument …! 356

1 Korinthe 15:7 – daarna door alle apostelen Vervolgens werd hij gezien door Jakobus, daarna door alle apostelen … Eerder in de reeks van verschijningen van de opgewekte Christus noemde Paulus “de twaalf”. Omdat hij in dit vers schrijft over “alle apostelen” vallen die beide groepen kennelijk niet samen. De groep van “apostelen” is veel ruimer dan die van “de twaalf”. In Lucas 10:1 lezen we dat de Heer naast de twaalf nog tweeënzeventig anderen afvaardigde . Dat levert een totaal op van vierentachtig apostelen. Dat is zeven maal twaalf! ‘Apostel’ betekent afgevaardigd en “een apostel van Jezus Christus” is afgevaardigd door de opgestane Heer en dus ook van hem een ooggetuige. Hand.1:22; 1Kor.9:1 De hier genoemde Jakobus behoorde niet tot “de twaalf” maar wordt wel gerekend tot de apostelen. Gal.1:19 Barnabas, Paulus’ medewerker was een apostel. Hand.14:14 Ook Zij, en nog veel meer, waren ooggetuigen van de opgewekte Christus, evenals de genoemde “meer dan vijfhonderd broeders”. Wat hen bovendien tot ‘apostelen’ maakte, was dat zij ook door hem zijn afgevaardigd. Al met al waren er dus letterlijk vele honderden ooggetuigen van de opgewekte Christus. Waarvan velen hem tijdens grote meetings hebben ontmoet. Unaniem, voltallig hebben zij dit bevestigd. Waarmee is gezegd: de Heer is waarlijk opgestaan – een historisch feit! 357

1 Korinthe 15:8 – laatst van allen … maar laatst van allen, als aan de misgeborene, werd hij gezien ook door mij … In 1 Korinthe 15 laat Paulus zien hoe de opstanding van Christus een bewezen, historisch feit is. Feit één: het graf waarin Jezus gelegd was, was leeg. Feit twee: Christus’ opstanding was voorzegd in de Hebreeuwse Schriften. Feit drie: de opgestane Christus is aan vele getuigen verschenen. Eén keer zelfs aan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel nog leefde in de dagen dat Paulus bovenstaande brief schreef. In de reeks van verschijningen neemt de verschijning aan Saulus van Tarsus een uitzonderlijke plaats in. Alle andere verschijningen vonden plaats gedurende de veertig dagen tussen Jezus’ opstanding en hemelvaart. De verschijning aan Saulus op de weg naar Damascus was een aantal jaren daarna. Saulus hoorde niet bij de kring van de discipelen. Integendeel zelfs. De verschijning aan Saulus vond bovendien plaats buiten Israëls landsgrenzen. En het meest markante verschil: Jezus verscheen aan Saulus vanuit de hemel, in oogverblindende lichtglans. De verschijning aan Saulus vormt de hekkensluiter. Paulus is daarin “laatst van allen”. Wantrouw alle claims van anderen die Christus nadien gezien menen te hebben. Want alles wat Christus nog te melden had, heeft Hij via Paulus bekend gemaakt. 358

1 Korinthe 15:8 – de ontijdig geborene … maar ten laatst van allen, als aan de misgeborene, werd hij gezien ook door mij. Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben niet toereikend een apostel genoemd te worden, omdat ik de ekklesia van God heb vervolgd. De verschijning aan Paulus is een buitencategorie. Niet alleen omdat Paulus in de reeks van verschijningen “laatste van allen” is, maar ook omdat hij zich niet eens durft te rekenen tot het gezelschap van apostelen. Want toen de apostelen het fundament van de ekklesia legden, betoonde hij zich daarvan juist de vervolger. Paulus noemt zich “de misgeborene” ten opzichte van al zijn collega-apostelen omdat hij zich als “de minste” van hen beschouwt. In Prediker 6:3-5 lezen we over het mistroostig lot van “de misgeborene”: niet bestemd voor deze wereld. Maar, zo voegt Prediker er toe, “deze heeft rust”. Dit in tegenstelling tot iemand die, al zou hij twee keer duizend jaar leven, het goede niet zou zien. Pred.6:6 Doet “de misgeborene” in Prediker 6 niet denken aan Paulus? Maar hoeveel beter is hij er aan toe dan hij die “twee keer duizend jaar” leeft, maar het goede niet zou zien. “Twee keer duizend jaar” … herinnert ons dat niet aan de tijd van de verborgenheid?! 359

1 Korinthe 15:8,9 – de minste van de apostelen … maar laatst van allen, als aan de misgeborene, werd hij gezien ook door mij. Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben niet toereikend een apostel genoemd te worden, omdat ik de ekklesia van God heb vervolgd. De levende Heer is na zijn opstanding gedurende veertig dagen verschenen bij vele gelegenheden. Aan de “de twaalven”, één keer zelfs aan vijfhonderd broeders tegelijk en aan alle apostelen. Paulus was daar nooit bij. Sterker nog, toen de “de ekklesia van God” al een aantal jaren tegen de verdrukkingen in groeide, was Saulus van Tarsus de meest prominente vervolger van die beweging. Is het niet bizar dat, terwijl deze Saulus zijn gewelddadige acties ging voortzetten in het buitenland, de opgewekte Christus uitgerekend aan hem verscheen? Een paar jaar na de hemelvaart. Buiten het land. Aan een vijand pur sang. Vanuit de hemel, in oogverblindend licht. Waarom moest juist deze man geroepen worden tot apostel (afgevaardigde)? Paulus’ roeping is van een totaal andere orde, dan die van de andere apostelen. Hij geneerde zich om ‘apostel’ genoemd te worden. Zijn roeping demonstreert enkel genade. En als een levend bewijs daarvan, mocht hij met die boodschap naar de natiën gaan … 360

1 Korinthe 15:9,10 – door Gods genade ben ik wat ik ben … ik ben niet toereikend een apostel genoemd te worden, omdat ik de ekklesia van God heb vervolgd. Maar door Gods genade ben ik wat ik ben … De levende Christus is “laatst van allen” ook aan Paulus verschenen. Zijn ‘vooropleiding’ als apostel bestond daaruit dat hij de vervolger van de ekklesia van God was. Meer dan wie ook van zijn tijdgenoten, had hij daarin naam gemaakt. Als briljant student en een rijzende ster in het Jodendom, Gal.1:13 trad hij op als een gewelddadige extremist tegen “de sekte van de Nazareners”. Als er één niet in aanmerking kwam om apostel van Christus te zijn, dan was het wel deze Saulus van Tarsus. Zijn verleden had hem compleet gediskwalificeerd. Het feit echter dat Christus wel aan deze Saulus verscheen en hem zelfs tot apostel maakte, kan daarom maar aan één reden worden toegeschreven: Gods genade. Dat maakte Paulus tot de man die hij was. Niet dankzij maar ondanks zijn verleden. Saulus’ religie, zijn opleiding en zijn temperament hadden hem een ultieme vijand van Christus gemaakt. Maar uitgerekend dat maakte hem geschikt om een demonstratiemodel te worden van Gods genade. Een wandelend monument van wat GOD vermag. Geen tegenstand zo hardnekkig, of Gods genade overtreft het! 361

1 Korinthe 15:10 – GODS genade! Maar door Gods genade ben ik wat ik ben en Zijn genade aan mij is niet voor niets geweest. Want meer dan zij allen zwoegde ik, echter niet ik, maar de genade van God die met mij is. Het was Gods genade dat Paulus is geworden tot wie hij was: apostel van Christus Jezus. Hij heeft het niet verdiend en evenmin gezocht. Het was Gods genade dat Christus aan hem verscheen. En het was Gods genade dat hij werd afgevaardigd. Het was ook Gods genade die Paulus onder de natiën zou gaan prediken: alle mensen ontvangen het LEVEN (met allemaal hoofdletters; 1 Korinthe 15:22)! Maar het was ook Gods genade die Paulus in arbeid deed uitblinken boven al zijn collega-apostelen. Want is het niet wonderlijk: Paulus was de minste van alle apostelen en zelfs niet waard een apostel te heten, en toch … meer dan zij allen heeft hij als apostel impact gehad. Was dat compensatiedrang van Paulus? Of zijn verdienste? Nee, Paulus’ eigen antwoord luidt: dat is GODS genade die met mij is. Onderschat nooit de levens veranderende kracht van Gods genade. Wat geen wet, filosofie of peptalk vermag, daartoe is Gods genade in staat. Die boodschap werd Paulus’ drive: iedereen moet dat weten! 362

1 Korinthe 15:10 – niet ik … Want meer dan zij allen zwoegde ik, echter niet ik, maar de genade van God die met mij is. Paulus was zich heel sterk bewust van zijn enorme inzet als apostel voor het Evangelie van de opgewekte Christus. Maar zag hij dat als een prestatie van hemzelf? Absoluut niet, hij kon niet eens anders. Bij zijn roeping was hij overweldigd door Gods genade. 1Tim.1:14 Paulus heeft niet voor Christus gekozen maar omgekeerd: Christus had hem uitgekozen en overtuigd. En vervolgens ook persoonlijk onderwezen en gemotiveerd. Als vuurwerk was het Goede Bericht in Paulus’ hart aangestoken – hij kon niet anders dan als een heraut iedereen daarvan op de hoogte brengen. Paulus had gezwoegd, zeker! Zelfs meer dan al zijn collegaapostelen. Maar terwijl hij dit vaststelt, voegt hij er direct aan toe “echter niet ik, maar de genade van God die met mij is”. Paulus had een aandeel in Gods werk: hij was een stuk gereedschap in Zijn hand. Een instrument waarvan God Zich wilde bedienen. Hoe intensief hij ook betrokken was, het was GOD, Die Zijn genade in hem demonstreerde. Laten we nooit vergeten wat de ware verhoudingen zijn. GOD levert de prestatie en wij mogen daarin Zijn werktuig zijn! 363

1 Korinthe 15:11 – de grote overeenkomst Hetzij dan ik of zij, zó herauten wij en zó geloofden jullie. Het Evangelie is de mededeling dat Christus die (zoals was voorzegd in de Schriften) na zijn begrafenis op de derde dag werd opgewekt. 1Kor.15:1-4 Daarna is hij gezien door (1) Kefas, (2) de twaalf, (3) meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, (4) Jakobus, (5) al de apostelen en (6) als laatste van allen aan Paulus. Wat zij allemaal herauten, unaniem en zonder één enkele uitzondering, is het bericht aangaande Christus die is opgewekt. Dat is de basis van alles. Het is de vervulling van wat “er staat geschreven”. En de impact van dit geschiedkundig feit is immens, alomvattend en onontkoombaar. Paulus zal daar nog uitgebreid op terugkomen. In de Galaten-brief benadrukt Paulus het unieke dat aan hem was toevertrouwd. Gal.1:11; 2:7 Rechtstreeks door Christus zelf aan hem gegeven, zonder bemiddeling van “de twaalf”. Het is zijn unieke bediening, nadat het Evangelie door ‘Jeruzalem’ was afgewezen. Maar hoe belangrijk deze verschillen ook zijn, het fundament van wat Paulus en alle andere apostelen te melden hadden, is exact gelijk. Christus is opgewekt – dat is wat hij (= Paulus) en wat zij (= de collegaapostelen) herauten. Dat was en is de boodschap en dat is wat de Korintiërs geloofden. De onwrikbare hoeksteen! 364

1 Korinthe 15:12 – opgewekt UIT de doden Maar indien van Christus geheraut wordt dat hij uit de doden is opgewekt, hoe zeggen sommigen dan onder jullie dat er geen opstanding van doden is? Het Goede Bericht dat Paulus en alle apostelen als herauten hebben doorgegeven luidt kort en krachtig: Christus is uit de doden opgewekt! Het zinsdeel “uit de doden opgewekt” kan gemakkelijk worden opgevat als synoniem voor ‘uit de dood opgewekt’. Toch zijn dat twee heel verschillende formuleringen. “De dood” is de naam voor de toestand die intreedt zodra het leven voorbij is. Iemand is dood. Maar “de doden”, dat is een meervoud: één dode, twee doden. Christus is “opgewekt uit de doden”, dat betekent: hij lag begraven te midden van andere doden, maar slechts hij werd van tussen deze doden uit, opgewekt. Het idee achter de formulering is dus niet zozeer dat Christus niet meer dood is (hoewel dat op zichzelf waar is) maar dat hij werd opgewekt, met achterlating van de andere doden. Christus is uit de doden opgewekt. Alle andere doden liggen nog in het graf, maar hij is de Eersteling die het Leven aan het licht bracht. Hij werd opgewekt om nooit meer te sterven. Wie volgt? Antwoord: uiteindelijk alle mensen! 1Kor.15:22 365

1 Korinthe 15:12 – geen opstanding van doden? Maar indien van Christus geheraut wordt dat hij uit de doden is opgewekt, hoe zeggen sommigen dan onder jullie dat er geen opstanding van doden is? In dit vers noemt Paulus de eigenlijke aanleiding voor het thema dat hij in dit hoofdstuk aansnijdt. Dat hij zo uitgebreid ingaat op de opstanding van Christus en hierna ook op de allesomvattende impact daarvan, is vanwege de bewering van sommigen in de ekklesia te Korinthe, dat er geen opstanding van doden zou zijn. Merk op dat deze lieden niet beweerden dat er geen leven na het overlijden zou zijn. In de Griekse denkwereld ging men sinds Plato algemeen uit van het idee van een onsterfelijke ziel. Dat wil zeggen: als de mens sterft, zou hij niet echt dood gaan maar legt hij enkel zijn lichaam af terwijl de ziel voortleeft. Dit idee is overgenomen in de christelijke wereld en ook vastgelegd in allerlei belijdenisgeschriften. Bedenk goed wat de consequentie van deze leer is. Het is een ontkenning van de dood en daarmee ook van de noodzaak van opstanding. Want slechts suiker op de honing, niet meer. Maar in de Schrift, zijn de doden werkelijk dood en buiten opstanding is er geen hoop. 366

1 Korinthe 15:13,14 – zonder inhoud … Indien er geen opstanding van doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. Maar indien Christus niet is opgewekt, zonder inhoud is ook onze herautboodschap en zonder inhoud is ook jullie geloof. Al zou de ontkenning van de opstanding van doden terecht zijn, dan betekent dat uiteraard ook, dat Christus die stierf en werd begraven niet kan zijn opgewekt. Realiseerden de Korintiërs zich dat niet? Maar dan hebben ze zich evenmin gerealiseerd dat wat Paulus in Korinthe had geproclameerd, volkomen inhoudsloos is. En dat is uiteraard dan ook van toepassing op het geloof dat zij daar aan hadden gehecht. Kortom, met het ontkennen van de opstanding van doden, zaagde men de tak door waar men zelf op zat! Je kunt Paulus’ statement trouwens ook omkeren. Want als de heraut-boodschap zonder inhoud is wanneer Christus niet is opgewekt, dan betekent dat, dat de inhoud van de boodschap dus de opgewekte Christus is! Besef wat dat betekent. De inhoud van de boodschap is geen filosofie of religieuze rite. Het is ook geen zedenleer over hoe de mens zou moeten leven. Of een politiek programma ter verbetering van de wereld. Nee, de boodschap is een historisch feit: Christus is opgewekt uit de doden! 367

1 Korinthe 15:15 – valse getuigen? (1) Dan worden wij ook valse getuigen van God bevonden, omdat wij tegen God in getuigen dat Hij de Christus opwekte die Hij niet heeft opgewekt … Wanneer er inderdaad geen opstanding van doden zou zijn, dan is zowel prediking als geloof, zonder inhoud. Maar het is nog ernstiger. Het maakt Paulus en al die andere honderden getuigen, die eenstemmig verklaarden ooggetuigen te zijn van de opgewekte Christus, tot valse getuigen. Dus niet slechts fantasten, maar: dieven, leugenaars en oplichters. Dat was ook de officiële aanklacht van de Joodse Raad: Jezus’ leerlingen zouden zijn lichaam in de nacht hebben gestolen en dus de verhalen omtrent de verschijningen hebben verzonnen. Merk op, dat vriend en vijand het er over eens was, dat het graf waarin Jezus gelegd was, leeg was. Dat heeft nooit iemand tegengesproken of kunnen tegenspreken. Overigens is de beschuldiging van diefstal van Jezus’ lichaam absurd. De discipelen hadden daar geen enkel belang bij en het idee zou niet eens bij hen zijn opgekomen. Daarvoor waren ze te gedesillusioneerd. Diefstal was daarbij ook onmogelijk. Want voor het graf lag een grote, verzegelde steen en bovendien werd het graf zwaar bewaakt. Voor het lege graf voldoet slechts één verklaring: Christus is opgewekt! 368

1 Korinthe 15:15 – valse getuigen? (2) Dan worden wij ook valse getuigen van God bevonden, omdat wij tegen God in getuigen dat Hij de Christus opwekte die Hij niet heeft opgewekt, wanneer dus namelijk geen doden worden opgewekt. Zou Christus niet zijn opgewekt, dan is de consequentie daarvan dat Paulus en met hem honderden anderen, valse getuigen zijn geweest. Vrijzinnige- en cultuur-christenen spreken vaak met veel achting over Jezus en het ‘Nieuwe Testament’, vanwege de hoogstaande moraal die ze voorhouden. Maar tegelijkertijd ontkent men de historische claim dat Jezus werkelijk uit de doden is opgewekt. Dat is een onhoudbare positie. Want er zijn maar twee opties: óf het Nieuwe Testament is waar en Christus is daadwerkelijk opgewekt óf het Nieuwe Testament is een leugen en pure oplichterij! Besef dat goed: meer smaken zijn er niet. Zoals Paulus hier verklaart: als Christus niet is opgewekt dan zijn wij valse getuigen. Het begrip ‘getuige’ is een juridisch begrip: iemand die iets gezien of meegemaakt heeft en daarvan spreekt. Paulus en de zijnen getuigden daarbij onder ede, dat wil zeggen: met beroep op God. Zou het niet waar zijn wat zij verklaarden te hebben gezien, dan is hun getuigenis vals en zelfs meineed. Het is zwart of wit. Leugen of waarheid. 369

1 Korinthe 15:15 – valse getuigen (3) Dan worden wij ook valse getuigen van God bevonden, omdat wij tegen God in getuigen dat Hij de Christus opwekte die Hij niet heeft opgewekt, wanneer dus namelijk geen doden worden opgewekt. De beschuldiging dat Paulus en alle anderen, valse getuigen zouden zijn, wordt weerlegd op meerdere gronden. Punt één: het laat onverklaard hoe honderden getuigen unaniem spraken van wat men had gezien. Eén van de verschijningen vond plaats tijdens een bijeenkomst van meer dan vijfhonderd broeders tegelijk. Inderdaad, een bepaald type mensen is ontvankelijk voor suggestie en hallucinatie. Maar niet een voltallig gezelschap van vijfhonderd mensen tegelijk, waar ook kritisch ingestelde mensen toe behoorden. Types zoals Tomas, die niet alleen wilden horen en zien maar ook tasten en checken. Punt twee: valse getuigen zijn niet bereid om voor hun getuigenis te sterven. Wie opzettelijk een leugen verspreidt, doet dat met het motief daar beter van te worden. Voor het verkrijgen van roem, geld of status. Maar het opmerkelijke van Paulus en de zijnen is dat hun getuigenis hen vrijwel allemaal tot martelaren maakte. Verguizing en een zwervend bestaan werden hun deel om ten slotte te worden gedood. Niets kon hen echter stoppen. Waarom niet? Ze wisten: dit is de waarheid! 370

1 Korinthe 15:16,17 – zinloos en zonde! Want indien er geen doden worden opgewekt, dan is ook Christus niet opgewekt. Maar indien Christus niet is opgewekt, zinloos is jullie geloof. Jullie zijn nog in jullie zonden. Met bovenstaande woorden herhaalt Paulus wat hij reeds betoogde in vers 13 en 14. De ontkenning van sommigen in Korinthe van de opstanding van doden, is een fatale aanslag op het Goede Bericht dat Paulus onder hen had gebracht en daarmee dus ook op het geloof van de Korintiërs. “Indien Christus niet is opgewekt, is jullie geloof zinloos”. Het is de opgewekte Christus die zin verleent aan ons geloof. Zou de dood het laatste woord hebben, dan eindigt alles in één groot zwart gat. Over en uit. Geen zicht op een God, Die alles tot een goed einde brengt. Geen verwachting voorbij het graf. Is dit niet het depressieve wereldbeeld van velen? Zonder uitzicht op opstanding zijn we ook nog in onze zonden. Want het woord ‘zonde’ betekent letterlijk ‘doel missend’. Als er geen opstanding is en geen triomferende GOD van het Leven, dan is heel het bestaan en alles wat we doen zonder zin of doel. Zonde dus. Het is de waarheid van de opstanding die richting geeft en volkomen bevrijdt van de zinloosheid! 371

1 Korinthe 15:18 – geen hoop buiten opstanding om Dan zijn ook zij die ontslapen in Christus, verloren. Zou er geen opstanding van doden zijn, dan is alles zinloos en letterlijk zonde. Het geloof stelt dan niets voor en de apostelen zijn dan nog erger dan fantasten: oplichters en valse getuigen. En degenen die in Christus ontslapen (dat wil zeggen: sterven in vertrouwen op hem, die de dood overwon) zijn dan verloren. Ze zouden er beschaamd mee uitkomen … Wat hier weer blijkt is dat Paulus al zijn kaarten zet op de opstanding. Paulus kende niet zoiets als een ‘onsterfelijk ziel’ die gaat ‘hemelen’ vanaf het moment van overlijden. Deze gangbare opvatting binnen de christenheid is een valse uitholling van de waarheid van de opstanding. Stel je voor dat zij die ontslapen, bij overlijden inderdaad direct voortleven in heerlijkheid. In welk opzicht zijn zij dan verloren? Ze juichen dan toch voor Gods troon, zoals in menige christelijke rouwadvertentie is te lezen? Zo’n voorstelling maakt de verwachting van opstanding compleet overbodig. Ze dient hooguit als suiker op de toch al zoete honing. Maar de Schrift is helder: de verwachting voor hen die ontslapen, is dat ze gewekt zullen worden in de opstanding. Een andere hoop dan deze is er niet. 372

1 Korinthe 15:19 – beklagenswaardiger dan alle mensen Indien wij in alleen dit leven in Christus onze hoop hebben gevestigd, dan zijn wij beklagenswaardiger dan alle mensen. Wanneer Christus niet zou zijn opgewekt, dan is “onze heraut-boodschap” en “jullie geloof” zinloos en zijn “wij valse getuigen”. 1Kor.15:15-17 Het onderscheid dat Paulus hier maakt tussen “wij” en “jullie” mag ons niet ontgaan. “Jullie”, dat zijn de lezers en “wij” dat zijn de apostelen. Zou er geen opstanding van doden zijn, zoals sommigen in Korinthe beweerden, dan is onze hoop dus alleen voor dit leven op Christus gevestigd. Meer dan dit leven is er dan immers niet. Wel, zegt Paulus, dan zijn wij, apostelen, “beklagenswaardiger dan alle mensen”. Want wat leverde de hoop op Christus in dit leven hen op? Ja, de Korintiërs hadden zich gesetteld in de wereld. Aanzien, rijkdom en macht bevielen hen prima. Paulus had dit eerder in deze brief hen ingewreven. 1Kor.4:8 Maar wat was het deel van Paulus en de andere apostelen in dit leven? In 1 Korinthe 4:11 beschrijft hij het: honger, dorst, zonder kleding of huisvesting, uitgescholden en gemarteld worden. Niemand kiest voor zo’n bestaan. Tenzij … men absoluut zeker is, dat wat men getuigt, wáár is. Dan kán men niet anders. Die opstelling bewijst dat het getuigenis echt is. 373

1 Korinthe 15:20 – maar nu …! Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden … Het “maar nu …!” in vers 20 klinkt als een triomfantelijk protest. Vanaf vers 12 heeft Paulus de bewering tegen het licht gehouden van sommigen in Korinthe, die stelden dat er geen opstanding van doden zou zijn. Zou dat waar zijn, dan is Christus dus ook niet opgewekt. 1Kor.15:13,16 is die consequentie! Want, zegt Paulus, dan is onze herautboodschap leeg en jullie geloof eveneens. En erger nog: dan zijn wij, apostelen, valse getuigen. Oplichters en meineedplegers. Trouwens, dan zijn ook jullie nog in je ‘zonden’, oftewel alles mist zin en doel. Voor de ontslapenen is er dan geen hoop en verwachting. En als apostelen zijn we, behalve valse getuigen, ook nog eens de meest beklagenswaardige van alle mensen. Want het valse getuigenis levert niets dan smaad, armoede, foltering en zware vervolging op. Deze opsomming van consequenties van de bewering in Korinthe, zou genoeg moeten zijn om in te zien dat het volstrekte dwaasheid is. Paulus houdt zijn lezers als het ware een spiegel voor om te tonen hoe bizar en absurd de gevolgen van hun bewering zijn. Na alle kritiek is daarom des te sterker en onweerlegbaar gebleken: Christus is opgewekt uit de doden!!! Maar hoe absurd 374

1 Korinthe 15:20 – opgewekt … als Eersteling Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als Eersteling van de ontslapenen. Tot dusver ging het in Paulus’ betoog over het feit van Christus’ opwekking. Als voorzegd, 1Kor.15:4 maar ook als gedocumenteerd feit. Bevestigd door vele ooggetuigen. 1Kor.15:5-8 Vanaf vers 20 gaat Paulus diep in op de betekenis van Christus’ opwekking uit de doden. Christus is opgewekt “als Eersteling van de ontslapenen”. In Kolosse 1:18 wordt hij genoemd “eerstgeborene uit de doden”. Een vergelijkbare formulering, want doden zijn ontslapenen. Maar in het woord ‘ontslapenen’ klinkt door dat de dood als een slaap is. Tijdelijk. Onbewust … totdat men gewekt wordt. Christus werd uit de doden opgewekt “als Eersteling van de ontslapenen”. Dat lijkt op het eerste gezicht onjuist, aangezien vóór Christus’ opwekking ook al mensen werden opgewekt uit de doden. Denk alleen al aan Jezus’ eigen bediening waarin hij het dochtertje van Jaïrus opwekte, de jongeling te Naïn en ook zijn vriend Lazarus. Hoe kan Paulus Christus hier dan Eersteling noemen? Het antwoord is eenvoudig: de genoemde mensen zijn na hun opstanding, later alsnog gestorven. Christus daarentegen werd opgewekt om nooit meer te sterven. Rom.6:9 De dood ligt definitief achter hem. En daarom is hij “Eersteling”. En alle ontslapenen zullen volgen …! 375

1 Korinthe 15:20 – de eerstelingsschoof Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als Eersteling van de ontslapenen. De dag dat Christus stierf, viel samen met het Pascha. Veel minder bekend is dat de dag waarop hij verrees, eveneens een hoogtijdag was. Het was namelijk de dag van “de eerstelingsschoof”. We lezen in Leviticus 23 dat na het Pascha, de eerste schoof van de gerstoogst door de priester aan God zou worden aangeboden. Voor deze hoogtij was geen datum gereserveerd maar een weekdag: “de dag na de sabbat”. Vanaf deze dag moest men zeven sabbatten tellen en de dag na de zevende sabbat, zou het dan het Wekenfeest of Pinksteren (= 50-ste) zijn. In de gangbare bijbelvertalingen lezen we dat Christus opstond “op de eerste dag van de week”. Feitelijk klopt dat, maar letterlijk staat er: “op één [dag] van de sabbatten”. Dat is een technische term voor dag nummer één van de sabbatten-telling. Zeker, dat was een eerste dag van de week, maar niet zomaar één. Het was de dag van de eerstelingsschoof! Wat een Goddelijk design dat reeds vijftien eeuwen tevoren, niet alleen de dag was vastgelegd waarop Christus zou worden geslacht (Pascha), maar ook de dag dat hij zou worden opgewekt uit de doden! “Als Eersteling”! 376

1 Korinthe 15:21 – entree & exit van de dood Want aangezien de dood door een mens is, is ook de opstanding van doden door een mens. Christus werd uit de doden opgewekt als Eersteling. Dat wil zeggen: hij is de eerste die eens voor altijd, de dood achter zich liet en daarmee onvergankelijk leven aan het licht bracht. Het feit dat hij daarin “Eersteling” is, geeft aan dat zijn opstanding geen op zichzelf staand feit is, maar impact heeft op alle doden. Christus is de eerste dode die (definitief) opstond en de rest zal volgen. Dat de opstanding van doden door een mens is, hoeft niet te verbazen, want dat geldt ook voor de dood. Via een mens (lees: Adam) kwam de dood in de wereld. Adam was weliswaar een vergankelijk mens, maar zolang hij toegang had tot het geboomte van het leven, kon hij niet doodgaan. Het was vanwege ongehoorzaamheid dat het eerste mensenpaar uit de hof werd gestuurd, zodat de dood haar intrede deed in de mensenwereld. “… zo ging de dood door tot alle mensen”, schrijft dezelfde apostel in Romeinen 5:12. Via “de eerste mens” kreeg de dood haar entree en via “de tweede mens” haar exit. 1Kor.15:47 De één staat garant voor het probleem, de ander voor de oplossing! 377

1 Korinthe 15:22 – allen! Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. In het voorgaande vers ging het er om dat zowel dood als opstanding “door een mens” zijn. Paulus doelt op respectievelijk Adam en Christus. Dood en opstanding vormen een contrast. Maar nu brengt hij de overeenkomst in: de reikwijdte en impact die in beide mensen besloten ligt. Die is bij beiden gelijk. Ze is universeel en strekt zich uit tot “allen”. Alle mensen zijn stervelingen of letterlijk “stervende”, dat wil zeggen: bezig dood te gaan. Op die regel bestaat geen uitzondering. Afkomst, religie, maatschappelijke status, rijkdom of armoede, goed of slecht gedrag, intelligentie, type persoonlijkheid, levensovertuiging, enzovoort, enzovoort, het maakt geen verschil. Zoals de Prediker al vaststelde: “allen treft eenzelfde lot”. Dat de mens daarop kritiek heeft of het oneerlijk vindt, maakt al evenmin verschil. De waarheid is onverbiddelijk en ook ontegenzeggelijk. Maar dan nu de vergelijking: op dezelfde wijze (“zó”) “zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden”. Als het eerste “allen” letterlijk iedere sterveling betreft, dan moet het tweede “allen” ook elke sterveling aangaan. Anders gaat de vergelijking niet op. De reikwijdte van Adam en Christus is onmogelijk te overschatten. Dus roepen we: álle mensen! 378

1 Korinthe 15:22 – nog eens: allen! Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. De eenvoudige waarheid die Paulus hier neerlegt, maakt het Evangelie precies tot wat het is: een Goed bericht! Zeker, de eerste helft van de waarheid bepaalt ons bij de trieste onafwendbaarheid van het sterven. Iedereen weet dat het zo is; het is een gegeven, geen keuze. En vandaar: allen. Maar juist omdat het “in Adam allen sterven” een gegeven is, maakt dat de vergelijking die volgt zo overweldigend glorieus! “In Christus worden allen levend gemaakt”! Denk erom, er staat: “evenals …” en “zó zullen ook …”. Door van “levend gemaakt worden” een optie of een keuze te maken (zoals mainstream-christendom leert), ontneemt men de glans van het Evangelie. Men keert “in Christus allen” om, en maakt ervan: allen in Christus. Een subtiele maar ook fatale verdraaiing. Hoe wanstaltig is het idee dat Adam wel heel de mensheid mee zou nemen in zonde en dood, terwijl Christus tevreden zou moeten zijn met ‘the happy few’. In zo’n vergelijking zou Christus veruit de mindere zijn van Adam. Een loser. Laat het je daarom nooit afnemen: Christus sluit heel de mensheid in en heet daarom met recht “de laatste Adam”! 1Kor.15:45 379

1 Korinthe 15:22,23 – ieder in de eigen rangorde Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in de eigen rangorde. Als Eersteling Christus. Vervolgens … De vergelijking in vers 22 is volmaakt: in Adam sterven allen en zo zullen ook in Christus allen worden levend gemaakt. Maar niet allemaal tegelijk. Een vaststelling die vanuit de vergelijking die Paulus maakt niet hoeft te verbazen. Immers, alle mensen sterven ook niet tegelijk. Tussen de eerste en de laatste sterveling liggen vele duizenden jaren. Alle mensen zullen worden levend gemaakt “ieder echter in de eigen rangorde”. “Rangorde” hier is een militaire term en doelt op verschillende afdelingen, korpsen of rangorden. Heel de mensheid wordt levend gemaakt, maar elke ‘afdeling’ moet wachten tot nader order. Niemand te vroeg en niemand te laat. Is het in de natuur niet net zo? Als het nieuwe leven ontluikt dan gaat dat ook per ‘afdeling’. Eerst de sneeuwklokjes, dan de krokussen, daarna de tulpen en in mei staat bijna heel de flora in bloei. Maar zelfs dan nog niet alles; er zijn nog de laatbloeiers die pas in de zomer of herfst tot bloei komen. Zo is het ook in de levendmaking: ieder in de eigen rangorde! 380

1 Korinthe 15:22,23 – als Eersteling Christus Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in de eigen rangorde. Als Eersteling Christus. Vervolgens … Alle mensen worden levend gemaakt, met dezelfde onafwendbaarheid als waarmee alle mensen sterven. De Eersteling is Christus. Voor het verstaan van wat levendmaking is, is dit een buitengewoon belangrijke statement! Wat hieruit blijkt is dat levendmaking niet hetzelfde is als opstanding zonder meer. Er zijn immers heel wat Bijbelse voorbeelden van doden die opstonden vóór Christus’ opstanding. Maar het verschil is dit: hun opstanding was een terugkeer naar het sterfelijke bestaan. Zij gingen later opnieuw dood. Maar Christus is de eerste die levend werd gemaakt om, eens voor altijd, de dood achter zich te laten. Als Paulus hier spreekt over alle mensen die zullen worden levend gemaakt, laat hij buiten beschouwing de opstanding waarin mensen opnieuw doodgaan. De “opstanding van oordeel” Joh.5:29 na “de duizend jaren”, bij de “grote witte troon” Op.20 telt daarom niet mee. Want velen van degenen die daar geoordeeld worden zullen opnieuw sterven, “dat is de tweede dood”. De levendmaking waarvan hier sprake is, is de opstanding in onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht. 1Kor.15:42,43 Van deze levendmaking is Christus de Eersteling. En allen zullen volgen! 381

1 Korinthe 15:22,23 – vervolgens (1) Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in de eigen rangorde. Als Eersteling Christus. Vervolgens degenen van Christus in zijn parousia. Alle mensen zullen worden levend gemaakt. Niet allemaal tegelijk, maar in rangorde. Paulus noemt drie achtereenvolgende ‘afdelingen’. De eerste bestaat uit één iemand: Christus (zie ook 1 Korinthe 15:20). Dat is inmiddels historie. Hij is de eerste die werd opgewekt om nooit meer te sterven. Tot de tweede rangorde behoren zij die “van Christus zijn”. Zij zullen evenals hij worden opgewekt, maar gedurende “zijn parousia”. Het woord ‘parousia’ betekent letterlijk ‘aanwezigheid’ of ‘presentie’ en staat dus tegenover ‘afwezigheid’. Fil.2:12 Het duidt niet alleen op het moment van aankomst, maar ook op het navolgende verblijf. Op een periode dus. In de (nabije) toekomst zal Christus’ afwezigheid in deze wereld plaatsmaken voor zijn aanwezigheid. Eerst zal de ekklesia worden weggerukt, 1Tes.4:15 en nog weer later zal Christus met de zijnen verschijnen aan Israël. En nog weer enige tijd later zal het Millennium voor alle volken aanvangen. Dat alles valt in de periode van Christus’ parousia. “Degenen die van de Christus zijn”, zullen dan worden levend gemaakt. Zij behoren tot de VIP – bestemd voor de heerschappij! 382

1 Korinthe 15:22,23 – vervolgens (2) Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in de eigen rangorde. Als Eersteling Christus. Vervolgens degenen van Christus in zijn parousia. De opwekking van Christus is het startmoment van de levendmaking van alle mensen. Als een steen in de vijver geworpen, creëert het steeds wijdere kringen om zich heen. Paulus noemt drie stadia waarin deze universele levendmaking plaatsvindt. De tweede mijlpaal in de levendmaking is de parousia van Christus. Dan zijn degenen die van Christus zijn aan de beurt. Zoals echter de parousia niet één moment maar een periode is, zo is ook deze levendmaking niet één moment maar een reeks van momenten. Beginnend met de wegrukking van Christus’ lichaam, 1Tes.4:17 opstanding van Israëls rechtvaardigen Dan.12:13; Luc.14:14 opstanding van de martelaren voorafgaand aan het Millennium. Op.20:4 gevolgd door de en de Deze levendmaking heet “de opstanding uit de doden”. Dit ter onderscheiding van “de opstanding van de doden” waarin alle “overige doden” zullen opstaan. Op.20:5 Degenen die worden levend gemaakt in de parousia hebben voorrang. Want zij hebben een taak in het vestigen van het Koninkrijk van Christus. Zij fungeren als bruggenhoofd. Zij gaan voorop zoals de kopgroep in een peloton wielrenners. 383

1 Korinthe 15:23,24 – daarna het einde Ieder echter in de eigen rangorde. Als Eersteling Christus. Vervolgens degenen van Christus in zijn parousia. Daarna het einde, wanneer hij het Koninkrijk zou overdragen aan de God en Vader … Alle mensen worden levend gemaakt, 1Kor.15:22 eigen rangorde. 1Kor.15:23 maar ieder in de De Eersteling is Christus, dat is een historisch feit. Hij is de eerste en tevens het prototype. Zoals hij werd opgewekt in onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht, zó zullen allen worden opgewekt. De tweede ‘rangorde’ van levendmaking betreft degenen die van Christus zijn, namelijk in zijn parousia. En de derde, de laatste ‘rangorde’, dat is “het einde” (Grieks: telos) of “het doeleinde”. Want bij deze gelegenheid wordt het doel bereikt: alle resterende mensen worden levendgemaakt. Want dat is hier het onderwerp. Niet alleen het feit van de levendmaking van alle mensen stelt Paulus vast; maar ook wanneer dit gerealiseerd zal worden. Niet tijdens Christus’ regering maar aan het einde daarvan. Dat betekent dat zij die worden levendgemaakt bij de laatste ‘rangorde’, dus geen deel zullen hebben in de heerschappij van Christus. Hun levendmaking is het eindpunt van Christus’ heerschappij. Wanneer de laatste ‘rangorde’ is levend gemaakt zal Christus afstand doen van de troon en het Koninkrijk overdragen aan Vader – God. 384

1 Korinthe 15:24 – Christus’ troonsafstand Daarna het einde, wanneer hij het Koninkrijk zou overdragen aan de God en Vader; wanneer hij teniet zou doen alle overheid en alle autoriteit en macht. De opwekking van Christus was D-Day – de beslissende dag! Toen werd de dood overwonnen. De Eersteling liet de dood definitief achter zich. De tweede mijlpaal in deze triomftocht is de levendmaking van degenen die van Christus zijn, in zijn parousia. Maar V-Day, de dag van victorie, breekt aan wanneer alle doden worden levend gemaakt. LEVEND met hoofdletters. Elke overheid, autoriteit en macht is dan overbodig geworden omdat er geen vijandschap of tegenstand meer zal zijn. Vandaar dat Christus dan een volmaakt Koninkrijk aan zijn God en Vader zal overgeven. Merk opnieuw op, dat Paulus hier voorbij ziet aan de opstanding bij de grote witte troon. Op.20 Want in dat stadium moet er nog veel worden recht gezet. Ook de dood wordt dan niet teniet gedaan, maar voortgezet in “de tweede dood”. En Christus’ heerschappij wordt ook voortgezet op “de troon van het Lammetje” in het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel nederdaalt. Op.21; 22 Wat Paulus beschrijft in 1 Korinthe 15, ligt voorbij de horizon van het boek ‘de Openbaring’. In een glorie die alles overtreft! 385

1 Korinthe 15:25 – heersen totdat Want hij moet als koning heersen totdat hij al de vijanden zou plaatsen onder zijn voeten. Het is een uniek vergezicht dat Paulus hier deelt. Voorbij de heerschappij van Christus. Een idee dat voor de meerderheid van de christenen volkomen onbegrijpelijk is. Want men leest in bijbelvertalingen dat Christus zal heersen “tot in alle eeuwigheden” (bijvoorbeeld in Openbaring 11:15). Hoe kan Paulus hier dan schrijven dat Christus moet heersen “totdat“? Het antwoord op deze vraag is cruciaal voor het verstaan van het Evangelie! ‘Eeuwigheid’ is een uitvinding van theologen; in de Schrift is het begrip onbekend. Het Griekse woord waar het in het Nieuwe Testament de vertaling van is, is ‘aion’. ‘Aion’ betekent echter geen ‘eeuwigheid’ maar een ‘eeuw’, in de zin van een tijdperk. Aionen hebben in de Schrift zowel een begin als een einde. Zo spreekt de Schrift van “vóór de aionen”, “het einde van de aion”, “aionische tijden”, “de voleinding van de aionen”, enzovoort. Het vertaalwoord ‘eeuwigheid’ is misplaatst, omdat een eeuwigheid juist géén begin of einde heeft. De bottom-line is: Christus heerst niet “tot in eeuwigheid” maar “tot in de aeonen”, de wereldtijdperken die nog zullen volgen. Dat duurt lang, maar het is niet zonder einde. Vandaar “totdat“ … 386

1 Korinthe 15:25,26 – alle vijanden onder de voeten Want hij moet als koning heersen totdat hij al de vijanden zou plaatsen onder zijn voeten. De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood. Paulus refereert in bovenstaande woorden aan Psalm 110 waar de Messias wordt aangezegd, zich te zetten aan Gods rechterhand. “… totdat Ik uw vijanden stel tot een voetbank voor uw voeten”. Dus eerst zet Christus zich aan Gods rechterhand. Dat is de huidige situatie. Daarna gaat hij als koning heersen. En wanneer hij eenmaal alle vijanden onder zijn voeten heeft geplaatst, dan houdt hij op als koning te heersen. Het onderwerp hier is de onderschikking van alle vijanden. Wanneer Christus verschijnt in zijn parousia, zal hij de mens der wetteloosheid doden door de adem van zijn mond. Ook zal hij vijandige legers neerslaan. De Bijbel spreekt zelfs over een ongekend bloedbad in die dagen. Op.14:20 Ook gedurende Christus’ heerschappij zullen vijanden worden omgebracht. Zodat tijdens Christus’ heerschappij, de dood dienstbaar zal zijn om vijanden te onderschikken. Maar al is de dood functioneel in Gods plan en ook dienstbaar in de vestiging van het Koninkrijk, ze strijdt met het uiteindelijke doel van God met de mensheid, namelijk: Leven! Vandaar dat de dood als laatste vijand zal worden teniet gedaan. 387

1 Korinthe 15:26 – de dood wordt teniet gedaan De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood. Het teniet doen van de dood vindt pas plaats aan het einde van Christus’ heerschappij. Het is immers “de laatste vijand” – daarna geeft Christus het Koninkrijk over aan God, de Vader. Het is van groot belang te zien, dat deze gebeurtenis voorbij de horizon van Openbaring 21 en 22 ligt. Want in deze laatste hoofdstukken van ‘Openbaring’ heerst Christus nog als koning. Op.22:5 En daar is (dus) ook nog sprake van dood. Want bij de “grote witte troon” zullen degenen die niet staan geschreven in “het boek van het leven”, worden geworpen in “het meer van het vuur”. Zij sterven opnieuw en daarom heet dat ook “de tweede dood”. Maar de dood heeft niet het laatste woord, integendeel. Ze wordt als laatste vijand teniet gedaan. Hoe? Door alle mensen levend te maken! De dood vervult een noodzakelijke functie. Ook gedurende Christus’ Koninkrijk in de komende aeonen. Maar zodra haar functie is voltooid, wordt ze opgeheven. Vergelijk het met bouwsteigers. Ze zijn nodig tijdens het bouwproces, maar zodra het gebouw voltooid is, worden ze afgebroken. Zo zal het ook de dood vergaan wanneer haar functie is voltooid. Dan geen dood meer. Lang leve het Leven! 388

1 Korinthe 15:26,27 – the finishing touch De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood. Want hij onderschikt alles onder zijn voeten. De nadruk wordt door Paulus gelegd op alles dat onderschikt wordt onder Christus’ voeten. De schrijver van de Hebreeënbrief vult daarbij aan: “Want bij dit: alle dingen hem onderschikt, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet ondergeschikt zou zijn”. Heb.2:8 Alles en iedereen zal zich voegen en schikken onder de heerschappij van Christus. Geen ontkomen aan. Ook allen die voor de “grote witte troon” zullen opstaan, Op.20 kunnen niet anders dan Degene erkennen die op de troon zit. En dat alles waarmee Hij hen confronteert, waar en rechtmatig is. Inclusief het oordeel dat zij wederom moeten sterven, “dat is de tweede dood”. Maar daar blijft het niet bij. Ook de dood zal worden onderschikt onder Christus’ voeten. Tijdens de laatste glorieuze aeon (zie de laatste hoofdstukken van ‘Openbaring’) waarin Christus heerst, Op.22:5 zullen nog steeds velen ontbreken. Want zij zijn dood (= “de tweede dood”; Openbaring 21:8). De ‘finishing touch’ van Christus’ heerschappij vindt daarom plaats wanneer hij ook deze mensen levend zal maken. Allen immers die in Adam sterven, zullen in Christus worden levend gemaakt. 1Kor.15:22 De levendmaking van allen, dat is het teniet doen van de dood. 389

1 Korinthe 15:27 – met uitzondering van … Want hij onderschikt alles onder zijn voeten. Wanneer hij echter zegt dat alles is onderschikt, is het duidelijk buiten Degene om die hem het al onderschikte. Bezigde Paulus eerder woorden vanuit Psalm 110:1, hier verwijst hij naar Psalm 8:7. Alles wordt onder de voeten van de “Ben Adam” gesteld. Letterlijk “alles” (Grieks: panta). Ook de dood wordt uiteindelijk teniet gedaan. Zodat er dus geen doden meer zijn en alle levenden zullen erkennen dat Jezus Heer is, tot eer van God de Vader. Het is de ultieme uitkomst van Christus’ heerschappij. Alles zal tot volmaaktheid zijn gekomen en niemand ontbreekt er. Grootser en heerlijker kan de climax niet zijn! Maar er is één uitzondering die Christus niet zal zijn ondergeschikt. Dat is onnodig verder uit te leggen want “het is duidelijk”. Paulus doelt uiteraard op God Zelf, Die alles onder Christus’ voeten heeft ondergeschikt. “Want er is één GOD en één middelaar van GOD en mensen: de mens Christus Jezus”. 1Tim.2:5 Zo uniek als GOD is, zo uniek is ook Christus Jezus. Niet als mens, daar zijn er velen van. Maar als Middelaar. Het was Christus’ taak om ieder creatuur tot God terug te brengen. En in die doelstelling slaagt hij voor honderd procent! 390

1 Korinthe 15:28 – ook de Zoon zelf Wanneer nu het al aan hem onderschikt wordt, dan zal ook de Zoon zelf worden onderschikt aan Degene die hem het al onderschikte … ‘Onderschikken’ is het sleutelwoord in deze verzen. Evenals “alles” en “allen”. Heel de schepping zal worden onderschikt aan God. Vervreemding van God begon ooit waar het schepsel zich niet onderschikte aan God. Het is de essentie van alle rebellie, zonde en ongehoorzaamheid. Onvrede met wat God beschikt, het beter dan Hij menen te weten en je eigen weg gaan. Onderschikken daarentegen is de enige houding die het schepsel past ten opzichte van GOD. Het is de taak van de Zoon als Middelaar om ‘het al’, heel de schepping, tot onderschikking te brengen. Zelfs inclusief hen die dood zijn. Door allen levend te maken (zodat er geen dood meer is) wordt “het al” aan God onderschikt. Wanneer de Zoon eenmaal deze taak volkomen zal hebben volbracht, rest hem niets anders dan een volmaakt Koninkrijk aan zijn God en Vader over te dragen. De overtreffende aeonen waarin hij heerste, zijn voorbij. We zijn zelfs voorbij de horizon van het boek ‘de Openbaring’. De Zoon doet afstand van de troon. Macht en heerschappij zijn niet langer nodig. Wat een toekomst! 391

1 Korinthe 15:28 – GOD alles in allen … opdat God zij, alles in allen. Paulus’ uiteenzetting begon met de vergelijking dat evenals in Adam allen sterven, zo ook in Christus allen zullen worden levend gemaakt. 1Kor.15:22 Vervolgens maakt hij duidelijk dat dit in drie rangordes zal geschieden. De laatste rangorde zal zijn aan het einde van Christus’ heerschappij, wanneer hij de dood teniet zal doen door allen levend te maken. Alles zal zijn onderschikt aan GOD en Hem erkennen. Christus zal dan het Koninkrijk overdragen aan GOD, de Vader, omdat alles tot volkomenheid is gebracht. Het woord “allen” schittert hier: niemand ontbreekt! Tijdens Christus’ heerschappij draait het om onderschikking. Het voorzetsel ‘onder’ onderstreept rangschikking en hiërarchie. Maar wanneer de onderschikking eenmaal gerealiseerd is en ook de Zoon zelf zal zijn onderschikt, breekt de definitieve fase aan. Het vergezicht dat Paulus hier opent is volstrekt uniek. Nergens in de profetie blikken we verder in GODS heilsplan dan hier. Hier gaat het niet meer om allen onder Christus. Zelfs niet om allen onder GOD. Vanaf hier wordt het: GOD alles in allen. Vóór de aeonen was GOD alles in Zichzelf. Vandaag is Hij alles in Christus. Maar bij de voleinding van de aeonen zal Hij alles zijn … in allen. Onvoorstelbaar! 392

1 Korinthe 15:29 – voor doden gedoopt worden Wat anders zullen zij doen die worden gedoopt? Het is geheel ten behoeve van de doden indien doden niet worden opgewekt. Waarom worden zij gedoopt ten behoeve van hen? Heel dit hoofdstuk staat in het teken van de bewering van sommigen in Korinthe dat er geen opstanding van doden zou zijn. 1Kor.15:12 Een opvatting die het Evangelie volstrekt ijdel maakt en Paulus fileert het idee compleet. Maar hij laat ook zien hoe fataal de consequenties ervan zijn. De voorgaande passage (1 Korinthe 15:22-28) was een hoogtepunt in zijn uiteenzetting, omdat het de universele gevolgen beschrijft van Christus’ levendmaking. Vanaf vers 29 gaat hij weer verder met het opsommen van ongerijmdheden wanneer er geen opstanding van doden zou zijn. Hij stelt de vraag waarom mensen gedoopt zouden worden. Paulus was weliswaar niet gezonden om te dopen en de waterdoop speelt geen rol in zijn Evangelie, 1Kor.1:17 voor Joden speelde dit ritueel uitdrukkelijk wel een rol. Aan hen stelt Paulus de vraag: waarom zou je worden gedoopt indien er geen doden worden opgewekt? Want ontleent de dooppraktijk niet juist haar betekenis aan het opstaan uit het watergraf? Zonder opwekking is waterdoop niet meer dan een dood gebruik. Slechts opwekking van doden geeft aan alles zin en inhoud. maar 393

1 Korinthe 15:30,31 – dagelijks levensgevaar Waarom zijn wij ook elk uur in gevaar? Ik sterf dagelijks, bij jullie roem broeders die ik heb in Christus Jezus onze Heer. De onzinnigheden stapelen zich op, wanneer Paulus de consequenties overweegt van de bewering van sommigen in Korinthe, dat er geen opstanding van doden zou zijn. 1Kor.15:12 Hun dooppraktijk zou nergens op slaan, wanneer doden niet zouden worden opgewekt. 1Kor.15:29 Maar ook Paulus’ eigen dagelijkse bestaan zou elke betekenis verliezen zonder opwekking van doden. Immers, zijn hele leven stond in het teken van het herauten van het Evangelie waarbij elk uur gevaar kon dreigen van tegenstanders die hem naar het leven stonden. De roem die hij in Christus Jezus had, omdat zijn bediening vrucht droeg en broeders had voorgebracht, ging hand in hand met de levensgevaarlijke risico’s die hij dagelijks ondervond. Waarom zou hij dat alles doorstaan en bereid zijn ieder privilege op te geven? Omdat Paulus al zijn kaarten had gezet op de opstanding. Daarom! Het bestaan op aarde was voor Paulus feitelijk geen leven, maar sterven. Voortdurend. Maar hij telde het niet en achtte het niet kostbaar. Hand.20:24 Waarom niet? Omdat het LEVEN niet vóór, maar voorbij de dood ligt. De waarheid van de opstanding maakt alles anders! 394

1 Korinthe 15:32 – gevecht als tegen wilde dieren Indien ik naar de mens vocht tegen wilde dieren in Efeze, wat baat het mij indien doden niet worden opgewekt? Paulus schreef deze brief vanuit Efeze, 1Kor.16:8 in de tijd die beschreven wordt in Handelingen 19. Een zeer heftige tijd met vele tegenstanders, 1Kor.16:9 waarbij Paulus dikwijls zijn leven niet zeker was. Naar de mens gesproken, niet letterlijk, vocht hij tegen wilde dieren. Doelt de apostel wellicht op de grote opschudding bij het theater waarbij zijn tegenstanders hem dreigden te verscheuren? Hand.19:23 Met dergelijke situaties nog vers in het geheugen overweegt Paulus hoe bizar dit alles zou zijn, wanneer er geen opwekking van doden zou zijn! Waarom zou hij al deze moeite en strijd op z’n hals halen? Overigens, niet Paulus was degene die het gevecht zocht. Integendeel, hij maakte het Goede Bericht van de opgewekte Christus bekend als een heraut en als leraar onderwees hij het. Maar het was het religieuze establishment dat in verzet kwam en als een wild dier hem dreigde te verslinden. Paulus beklaagt zich niet over deze tegenstand. Paulus wist: it’s all in the game, en hij had het er graag voor over! Het is de waarheid van de opstanding die alle moeite en tegenstand vergoedt! 395

1 Korinthe 15:32 – morgen sterven we … … wat baat het mij indien doden niet worden opgewekt? Laten we eten en drinken, want morgen sterven we! Paulus stelt zich voor hoe het is te leven met ontkenning van de opstanding van doden. De consequentie ervan vat hij samen met het motto: laten we eten en drinken, want morgen sterven we. Als het met de dood over en uit is, dan is het bestaan zinloos. Dat is ook de tegenwoordig heersende filosofie in de westerse wereld. Vandaar dat men druk doende is met zingeving. Immers, als het bestaan geen zin heeft, dat moeten we dat er zelf aan geven. Het is net zo treurig als je aan je eigen haren uit de put proberen te trekken … Welk mens kan leven met het idee dat het bestaan zinloos is? Niemand. Als dit dan toch een onontkoombaar gegeven is, wat rest dan anders dan deze uitzichtloze treurnis trachten te vergeten? De gedachten verstrooien en de pijn verdoven. Laten we eten en vooral véél drinken, al of niet aangevuld met blowen of XTC. High worden om gedachten die down maken niet te voelen. Dat is de consequentie als het perspectief slechts sterven is. Gelukkig degene die wel weet heeft van Leven! 396

1 Korinthe 15:33 – kwade samensprekingen Misleid jezelf niet; kwade samensprekingen bederven geschikte zeden. Een mens misleidt zichzelf heel gemakkelijk. Met drogredenen omkleed. Bijvoorbeeld dat iets waar zou zijn, omdat een bepaalde autoriteit dit beweert. Of omdat iedereen ervan uitgaat. Of omdat het goed voelt. Met zulke en vele andere drogredenen, kan een mens zichzelf en ook anderen op een dwaalspoor zetten. Iedereen zou zich daarvan bewust moeten zijn en kritisch leren denken. Met de “kwade samensprekingen” doelt Paulus in dit verband op de bewering in Korinthe, dat er geen opstanding van doden zou zijn. 1Kor.15:12 Van het woord voor ‘samensprekingen” (Grieks: ‘homilia’) is ons woord ‘homilitiek’ (preekkunde) afgeleid. Als in prediking en conversaties een onware bewering rondzingt, zonder dat deze weerlegd wordt, dan kan de kwalijke uitwerking daarvan niet uitblijven. De “kwade samensprekingen” in Korinthe waren niet onschuldig. Want ontkenning van de waarheid is als zuurdeeg: het brengt bederf binnen. Wat een bedreiging was voor de ekklesia te Korinthe, is later een fatale werkelijkheid geworden in de christelijke wereld. Haar bijeenkomsten zijn een en al “kwade samensprekingen”. Men ontkent officieel wat dood is en tevens de vernietiging van de dood door de levendmaking van allen. Wat in Korinthe nog enkelingen waren is tegenwoordig mainstream. Misleid jezelf niet … 397

1 Korinthe 15:33 – moreel en beschaving Misleid jezelf niet; kwade samensprekingen bederven geschikte zeden. Met de “kwade samensprekingen” doelt Paulus op de prediking en conversaties onder de gelovigen. Wanneer daar leugens onweersproken blijven en mensen misleiden, zullen de gevolgen niet uitblijven. Er treedt bederf in. Het is dezelfde werking die we ook kennen van zuurdeeg. Reeds een klein beetje zuurdeeg maakt het hele brood bederfelijk. Kwade samensprekingen bederven “geschikte zeden”. Laten we die term eens nader bezien. Het woord voor “geschikt” (Grieks: chrestos) betekent nuttig of bruikbaar. Ook in de zin van aangenaam of goed. De “zeden” hier (Grieks: ethos) duiden op gewoonten en gebruiken. Ons woord ‘ethiek’ herkennen we er direct in. Ethiek gaat over “geschikte zeden”. Opvallend dat Paulus het bederf van “geschikte zeden” niet wijt aan omgang met ‘zedelozen’ maar aan “kwade samensprekingen”. Eerder stelden we vast dat hij daarbij doelt op de bewering dat er geen opstanding van doden zou zijn. 1Kor.15:12 Dat is behalve onwaar ook dodelijk voor “geschikte zeden”. Want het doet ontsporen in zowel denken als gedrag. Maar positief geformuleerd: niets dat zozeer bijdraagt aan “geschikte zeden” als juist goede samensprekingen. Het Goede Bericht bezit de levendmakende kracht dat bijdraagt aan moreel (= zedelijke moed) en beschaving! 398

1 Korinthe 15:34 – kennis van GOD Ontnuchtert terecht en zondigt niet, want sommigen hebben geen kennis van God. Tot jullie schaamte zeg ik dit. Paulus heeft zijn betoog zorgvuldig opgebouwd en de bewijzen één voor één opgestapeld. Van de ontkenning van de opstanding van doden, zoals sommigen in Korinthe dit naar voren brachten, heeft Paulus geen spaan heel gelaten. Lezers die desondanks daaraan vasthouden, zijn niet nuchter van zin en slaan de plank volledig mis. Dat is ook wat het ‘zondigen’ in dit vers betekent: doel missen. De waarheid van de opstanding ontkennen lijkt heel rationeel maar berust toch op een ernstig gebrek aan kennis. Gebrek aan kennis van GOD namelijk. Wie GOD buiten beschouwing laat, verdwaalt per definitie in zijn of haar denken. Het lijkt misschien heel intelligent om te menen dat opstanding onmogelijk is, maar men ziet dan één beslissende factor over het hoofd: GOD. Zou voor Hem iets onmogelijk zijn? Zou de Schepper van hemel en aarde niet in staat zijn om doden op te wekken? Concluderen dat iets niet kan, enkel omdat wij niet weten hoe, is uiterst dom en kortzichtig. Met excuus dat dit niet zo complimenteus klinkt. Slechts rekenen met Wie GOD is, zet ons denken op het rechte spoor. 399

1 Korinthe 15:35 – hoe worden doden opgewekt? Maar zal iemand zeggen: hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij? Onverstandige! Heel dit hoofdstuk is geschreven naar aanleiding van de ontkenning van sommigen van de opstanding van doden. 1Kor.15:12 Vandaar dat Paulus eerst vaststelt dat Christus’ opstanding een gedocumenteerd historisch feit is. Want daarmee is de gewraakte bewering in feite al weerlegd. Maar Paulus pakt nog veel meer uit en stapelt argument op argument. Vanaf dit vers brengt hij een mogelijke tegenwerping in. De Griekse filosofie in het algemeen had geen moeite met ‘een onsterfelijke ziel’. Wat voor hen onbestaanbaar was, was het idee van opstanding van doden. Met bovenstaande vraag geeft Paulus uiting aan het Griekse bezwaar tegen opstanding. Het is één ding om vast te stellen dat doden worden opgewekt. Maar de vraag die zich vervolgens opdringt is: hoe worden de doden opgewekt? Welke verklaring is daarvoor te geven? Hoe is opstanding van doden te rijmen met wat we weten vanuit biologie en natuurkunde? En daarbij: hoe moeten we ons dat opstandingslichaam voorstellen? Wij zouden zulke vragen wellicht heel verstandig vinden, maar Paulus denkt daar anders over. En hij gaat dat duidelijk maken vanuit de natuur en wat de Schepper ons daarin te zeggen heeft … 400

1 Korinthe 15:36 – zonder dood geen opstanding Onverstandige! Wat je zaait wordt niet levend gemaakt tenzij het zou sterven. De vraag of tegenwerping was dus: “hoe worden de doden opgewekt?”. Paulus vindt die reactie niet bijster pienter. Want zien we niet op allerlei gebied in de levende natuur dat nieuw leven tot stand komt via een stervensproces dat daaraan vooraf gaat? Zaad valt in de aarde en sterft. Daar vindt een transformatie plaats: het zaad als zodanig verdwijnt (= sterft) en nieuw leven komt daarvoor in de plaats. De dood is geen verhindering om op te staan maar juist een voorwaarde. Zonder dood geen opstanding. We zien dit fenomeen niet alleen in de plantenwereld geïllustreerd, maar ook in allerlei metamorfoses in de dierenwereld. Een rups sterft en wordt een cocon om, na verloop van tijd, als vlinder zich te ontpoppen. De rups moet eerst ‘sterven’; er moet een einde komen aan zijn rupsenbestaan. Want het is alleen via die route dat een vlinder tot stand komt. Het is een compleet Godswonder! Biologen kunnen het fenomeen hooguit beschrijven maar niet verklaren. Laat staan nabootsen. Heel de levende natuur getuigt van de Schepper, Die – via de weg van sterven en dood – nieuw leven tot stand brengt. Dat belooft nog wat …! 401

1 Korinthe 15:37 – zaaien & begraven En wat je zaait, is niet het lichaam dat zal worden maar een naakte zaadkorrel. Bijvoorbeeld van graan of iets van de overigen. Het beeld van zaaien in de aarde is veelzeggend als het gaat om sterven en dood. Het spreekt van het lot van de vergankelijke mens die tot de aarde terugkeert. “Stof ben je, en tot stof zul je wederkeren”. Gen.3:19 Een begrafenis illustreert treffend de gedachte van zaaien. Een boer vertrouwt een korrel zaad, bijvoorbeeld van graan of iets anders, aan de aarde toe. Dat doet hij in de verwachting dat de “naakte zaadkorrel” een volledige transformatie zal ondergaan. Daar heeft hij geen invloed op, hij kan rustig gaan slapen. In datzelfde vertrouwen mogen we onze doden begraven. God zal op Zijn tijd daar een lichaam aan geven. We zijn het gewend, maar is het geen Godswonder, dat een “naakte zaadkorrel” een totaal nieuw lichaam voortbrengt? Je stopt een korrel of pit in de aarde en wat komt er uit? Een korenaar. Of een appelboom. Of een wijnstok. Noem maar op! Dat wat in de aarde wordt gestopt lijkt niet op wat er na verloop van tijd uitkomt. Dat is het grote wonder dat de Schepper laat voltrekken! 402

1 Korinthe 15:38 – God geeft er een lichaam aan Maar God geeft er een lichaam aan zoals Hij wil en aan elk van de zaden een eigen lichaam. Paulus is bezig met de beantwoording van de vraag hoe doden kunnen worden opgewekt. Paulus vindt die vraag niet getuigen van intelligentie. Want dood-zijn is geen verhindering om te worden opgewekt maar juist een voorwaarde. Ter illustratie geeft hij het voorbeeld van zaaien. Zaad moet eerst sterven (verdwijnen) om nieuw leven te kunnen voortbrengen. Maar let daarbij op het grote contrast tussen enerzijds een zaadkorrel die wordt begraven en anderzijds op hoe God vervolgens daar een “lichaam” aan geeft. Wat in de aarde begraven wordt, is iets totaal anders dan wat na verloop van tijd uit de aarde tevoorschijn komt. Het lijkt er niet op! En toch … dat “lichaam”, oftewel het plantje is wel degelijk de voortzetting van dat zaadje. Maar: compleet getransformeerd. Dat is zo’n complex en ingenieus wonder, dat zelfs de krachtigste computer niet bij benadering in staat is dit na te bootsen. En dan te bedenken dat God aan “elk van de zaden een eigen lichaam” geeft. Een sinaasappelpit produceert een sinaasappelboom. Wat uit de aarde tevoorschijn komt is niet minder gevarieerd dan wat ooit ‘begraven’ werd! 403

1 Korinthe 15:39 – mensen, vogels en vissen Niet alle vlees is hetzelfde vlees, maar van mensen inderdaad is anders dan vlees van huisdieren. En vlees van vogels is anders dan van vissen. God geeft aan elk plantaardig zaad een eigen lichaam, zo betoogde Paulus in het voorgaande vers. Nu vervolgt hij dat dit bij mens en dier niet anders is. Elk soort van vlees – dat wil zeggen: het materiaal waaruit het lichaam is opgebouwd – is verschillend. Een mens is anders gebouwd dan het dier dat hem ten dienste staat. Een mens omgeeft zich vaak met dieren omdat deze vermogens hebben waar hijzelf niet aan kan tippen. Een paard is zoveel sterker en sneller terwijl een hond zoveel beter kan ruiken. Aan ieder soort is een lichaam gegeven dat past bij de omgeving. Vogels zijn totaal anders gebouwd dan vissen. De eersten hebben vleugels en veren en de tweeden vinnen en kieuwen. Vogels zijn uitgerust om in het hemelruim te verkeren en vissen om te vertoeven onder het wateroppervlak. Sommige vissen verblijven zelfs vele kilometers in de diepte! Maar een mens in het huidige lichaam kan enkel op het aardoppervlak vertoeven, tenzij hij kunstgrepen toepast. Probeer je eens voor te stellen waartoe het opstandingslichaam in staat zal zijn … 404

1 Korinthe 15:40 – aardse en hemelse lichamen En er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen. Maar de heerlijkheid van de hemelse is andersoortig dan die van de aardse. In de voorgaande verzen schreef Paulus over “aardse lichamen”. Over graan en andere soorten planten, en over de verschillende soorten van vlees van mens en dier. En ook over de verschillen tussen vogels en vissen. Allemaal verschillende “aardse lichamen”, elk specifiek uitgerust voor de omgeving waarvoor ze bestemd zijn. Maar nu voegt Paulus nog een ander soort van lichamen toe aan zijn betoog: “hemelse lichamen”. Later zal blijken dat deze benaming nogal dubbelzinnig is, omdat ze ook van toepassing is op het lichaam van de opstanding. 1Kor.15:47-49 Maar zover is het hier nog niet. Met “hemelse lichamen” doelt hij hier, blijkens het volgende vers, op zon, maan en sterren. Ook wij spreken dan van hemellichamen. Een groot verschil tussen “aardse lichamen” en “hemelse lichamen” is gelegen in “de heerlijkheid” oftewel de lichtglans die zij geven. Aardse lichamen hebben elk een zekere mate van uitstraling of aura. Sommigen organismen geven ook daadwerkelijk licht. Zoals een glimworm, een vuurvlieg, soorten plankton, kwallen, inktvissen, paddenstoelen en diepzeevissen. Maar het is andersoortig, en het kan ook niet tippen aan de heerlijkheid van “hemelse lichamen”…! 405

1 Korinthe 15:41,42 – verschil in heerlijkheid De heerlijkheid van de zon is anders dan de heerlijkheid van de maan. En er is een andere heerlijkheid van de sterren want de ene ster overtreft de andere ster in heerlijkheid. Zó is het ook met de opstanding van de doden. De heerlijkheid, dat wil zeggen: het licht van “hemelse lichamen” is andersoortig (Grieks: heteros) dan dat van “aardse lichamen”. 1Kor.15:40 Vooral zoveel krachtiger. Maar ook de heerlijkheid van de hemellichamen onderling, is op hun beurt weer verschillend (Grieks: allos). Vanaf de aarde gezien zijn zon en maan ongeveer even groot, maar het verschil in heerlijkheid is enorm. De één geeft licht, de ander weerkaatst licht. De maan is een licht in de nacht, maar de zon vermag de nacht te doen verdwijnen. Ook de overige “hemelse lichamen”, de talloze sterren, verschillen van elkaar in heerlijkheid. Sommige sterren fonkelen helder, terwijl anderen nauwelijks met het blote oog waarneembaar zijn. Ook de kleuren verschillen. En dat brengt Paulus bij zijn eigenlijke punt: “Zó is ook de opstanding van de doden”. Wat hij tot dusver schreef over de verschillen tussen allerlei aardse en hemelse lichamen, diende als illustratie van de opstanding van de doden. Allen ontvangen in de opstanding heerlijkheid, maar niet één zal hetzelfde zijn! 406

1 Korinthe 15:42 – vergankelijkheid versus onvergankelijkheid Zó is het ook met de opstanding van de doden. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid … Zaaien is het beeld dat Paulus in deze verzen gebruikt voor begraven. Wie zaait, vertrouwt aan de aarde toe in de verwachting dat daar, te zijner tijd, nieuw leven uit tevoorschijn zal komen. Vier tegenstellingen noemt Paulus tussen wat gezaaid wordt en wat opgewekt wordt. De eerste tegenstelling is die van vergankelijkheid en onvergankelijkheid. Wij kennen in deze wereld strikt genomen geen onvergankelijkheid, omdat heel de schepping is onderworpen aan “de slavernij van de vergankelijkheid”. Rom.8:21 Niets is hier blijvend. We kennen wel beelden van onvergankelijkheid, zoals bijvoorbeeld goud en de olijfboom. Beiden geven bij benadering een indruk van onvergankelijkheid. Goud is een metaal dat in tegenstelling tot andere metalen niet roest en vandaar een edelmetaal heet. En omdat een olijfboom zich voortdurend verjongt, kan ze veel ouder worden dan de meeste andere bomen. Soms wel duizenden jaren oud! Goud en een olijfboom geven ons een idee van de onvergankelijkheid die de schepping wacht. Het is Christus Jezus die de dood teniet doet en Leven en onvergankelijkheid aan het licht brengt. 2Tim.1:10 garantie dat allen zullen volgen! 407 Hij is de Eersteling en de absolute

1 Korinthe 15:43 – oneer versus heerlijkheid … er wordt gezaaid in oneer, er wordt opgewekt in heerlijkheid … Het lichaam dat begraven wordt, is niet alleen vergankelijk maar ook “in oneer”. Oneer betekent niet zozeer ‘schande’ maar ‘zonder eer’ en ‘zonder luister’. In Romeinen 9:21 wordt dit Griekse woord (atimia) vertaald met “alledaags”. Ons bestaan is niet slechts eindig maar volgt ook een traject van ontluistering. Zoals Petrus en Jesaja het onder woorden brengen: “alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem … het gras verdort en de bloem valt af …”. De beeldspraak kan ons niet ontgaan: een bloem die verlept en ten slotte afvalt. Velen hebben moeite dit proces onder ogen te zien en gaan het gevecht hiertegen aan. Een tamelijk hopeloze onderneming … Maar dan het contrast: het lichaam dat wordt opgewekt in heerlijkheid. Let op het woord “heerlijkheid”. Paulus gebruikte het eerder in verband met zon, maan en sterren. 1Kor.15:41 Deze hemellichamen hebben ieder “heerlijkheid”, dat wil zeggen: lichtglans. Stel je voor: het lichaam dat wordt “opgewekt in heerlijkheid” is lichtgevend en letterlijk ‘schitterend’! Vermoedelijk hadden Adam en Eva in de hof, voordat ze aten van de verboden vrucht, een soortgelijk ‘lichtkleed’. Hoe dan ook: het lichaam in de opwekking zal stralen in glorie! 408

1 Korinthe 15:43 – zwakheid versus kracht … er wordt gezaaid in zwakheid, er wordt opgewekt in kracht … De tegenstellingen die Paulus opsomt houden verband met elkaar. Ons lichaam is vergankelijk en daarom aan oneer onderhevig en vandaar ook zwak. Maar je zou het ook kunnen omkeren: ons lichaam is zwak en daarom vergankelijk en in een proces van ontluistering. Het woord voor “zwakheid” komt in het Nieuwe Testament dikwijls voor en vaak in de betekenis van ‘ziekte’ (bijvoorbeeld Lucas 5:15). De essentie van ziekte is zwakheid. Het onvermogen van het lichaam om afbraak tegen te gaan. Zwakheid is een gebrek aan weerstand. Veroudering hangt daar ook mee samen: het is een vermindering van krachten en daarmee het inleveren van capaciteiten. Totdat het een mens fataal wordt en hij of zij daaraan sterft. Zoals echter het lichaam dat begraven wordt gekenmerkt wordt door “zwakheid”, zo wordt het lichaam dat opgewekt wordt, gekenmerkt door “kracht”. Het Griekse woord voor ‘kracht’ is ‘dunamis’, waarin we makkelijk de woorden ‘dynamo’, ‘dynamisch’ en ‘dynamiet’ herkennen. Het lichaam in de levendmaking kent niet alleen geen ziekte (dat is nog negatief), maar bruist van vitaliteit. Continue en onverminderd. Het straalt (heerlijkheid) en vergaat nooit (onvergankelijkheid). Wat een toekomst wacht de mensheid! 409

1 Korinthe 15:44 – een ziels lichaam … er wordt een ziels lichaam gezaaid, er wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Dit is tegenstelling nummer vier die Paulus opsomt tussen het lichaam dat wordt gezaaid en het lichaam dat wordt opgewekt. Helaas wordt de tegenstelling in de gangbare vertalingen vertroebeld doordat men het enig correcte vertaalwoord ‘ziels’ heeft vervangen door ‘natuurlijk’. Het is dezelfde vertaalfout als die we tegenkwamen in hoofdstuk 2:14. Dit lichaam wordt gekenmerkt door (1) vergankelijkheid, (2) oneer, (3) zwakheid en het is (4) ziels. Het Griekse woord daarvoor is ‘psuchikos’, waarin we ons woord ‘psychisch’ herkennen oftewel ‘ziels’. De Bijbelse gedachte is dat de ziel van alle vlees in het bloed is. Lev.17:11 Vandaar dat dieren evenals mensen ‘zielen’ heten. Sterker nog: de eerste vier keren dat Genesis 1 spreekt van ‘zielen’, dan gaat het over dieren. Het idee dat ‘de ziel’ de mens zou onderscheiden van het dier, is niet naar de Schrift. Ons lichaam is ‘ziels’ en daarin komt het juist overeen met het dier. Beiden worden in het lichamelijke bestaan aangedreven door bloed. Dit in tegenstelling echter tot het lichaam dat wordt opgewekt. Even later schrijft Paulus dan ook dat “vlees en bloed” het Koninkrijk Gods niet kan beërven. 1Kor.15:50 Bijna onvoorstelbaar, maar het opgewekte lichaam straks, heeft geen bloed. 410

1 Korinthe 15:44 – een pneumatisch lichaam … er wordt een ziels lichaam gezaaid, er wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Tegenover een “ziels lichaam” dat in de aarde wordt gezaaid (lees: begraven), staat een “geestelijk lichaam” dat wordt opgewekt. ”Geestelijk” betekent beslist niet onstoffelijk. Het is nog steeds een lichaam. Toen Jezus Christus in de avond van zijn opstanding plotseling verscheen in het midden van zijn discipelen, dacht men in eerste instantie een geest te zien. Maar Jezus antwoordde hen: “Let op mijn handen en mijn voeten, dat ik het zelf ben, betast mij en let op, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals jullie aanschouwen dat ik heb”. Luc.24:39 Demonstratief at Jezus vervolgens in hun bijzijn een moot gebakken vis. Zoals het huidige lichaam ziels is en aangedreven wordt door ‘bloed’, zo is het lichaam dat wordt opgewekt geestelijk. Het Griekse woord dat daarvoor wordt gebruikt is ‘pneumatikos’ waar ons woord ‘pneumatisch’ van afgeleid is. Dit vergankelijke lichaam is ziels en ‘bloederig’ maar het onvergankelijke lichaam is pneumatisch. Waar de geest wil zijn, daar is het lichaam. Vandaar dat Christus zomaar ergens in het midden verscheen en soms ook weer even plotseling verdween. Het pneumatische lichaam is niet gebonden aan materiële grenzen en beperkingen. Onvoorstelbaar! 411

1 Korinthe 15:45 – een levende ziel Indien er een ziels lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. Zo ook is het geschreven, de eerste mens Adam werd tot een levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende geest. Zoals vergankelijk tegenover onvergankelijk staat, zonder eer tegenover heerlijkheid, zwak tegenover kracht, zo staat ziels tegenover geestelijk. Het eerste dient om het tweede te introduceren. Het is als de donkere achtergrond die de kunstenaar creëert om zijn onderwerp te doen schitteren. Paulus citeert hier Genesis 2:7, waar voor de vijfde keer sprake is van een ziel. Dit keer niet verwijzend naar een dier maar naar de mens. “De eerste mens” die feitelijk ook de naamdrager is van de hele familie. Want Adam betekent ‘mens’. In hem is heel zijn nageslacht inbegrepen. Adam werd geformeerd uit het materiaal van de aardbodem en JAHWEH blies in zijn neusgaten de levensadem “en alzo werd de mens een levende ziel”. Toen later dezelfde Adam de toegang ontzegd werd tot “de boom van het leven”, werd hij van een “levende ziel”, “stervende”. Gen.2:17 laatste adem was uitgeblazen, was hij een “dode ziel”. Lev.19:28 Zou het hier eindigen, dan was het met recht een zielig verhaal. Maar het wordt heel geestig! En toen eenmaal de 412

1 Korinthe 15:45 – de laatste Adam Zo ook is het geschreven, de eerste mens, Adam, werd tot een levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende geest. Adam is de naam van de eerste mens en betekent ook ‘mens’. Als ‘mens’ zijn u en ik dus vernoemd naar onze stamvader. Adam heet ‘Adam’ omdat hij heel de mensheid insluit. Adam werd zondaar en sterveling en alle mensen zijn in hem begrepen en delen in zijn lot. Geen ontkomen aan. Dat is precies de reden waarom Christus eveneens Adam heet. Want evenals “de eerste mens”, sluit ook hij heel de mensheid in. Dat is feitelijk de samenvatting van het tweede deel van Romeinen 5 én van Paulus’ betoog in dit hoofdstuk. “Want evenals in Adam allen sterven, zó zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden”. 1Kor.15:22 Christus draagt dezelfde naam als “de eerste mens” met dat verschil dat hij “de laatste Adam” is. Velen hebben het idee dat “de eerste mens” iets deed dat buiten Gods planning om ging, waarna God een nieuwe poging zou hebben gewaagd. Maar “de eerste mens” was geen mislukking en “de tweede mens” was geen poging. Alles verloopt volgens GODS plan. En “de tweede mens” is “de laatste Adam” – definitief en blijvend! 413

1 Korinthe 15:45 – een levendmakende geest! Zo ook is het geschreven, de eerste mens, Adam, werd tot een levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende geest. Adam werd in de hof geplaatst als een “levende ziel”. Daarna werd hij buiten de hof een stervende ziel. En negenhonderd dertig jaar na zijn creatie, eindigde hij als “dode ziel”. Van levend naar dood. Vergelijken we dit met “de laatste Adam”, dan zien we precies het tegenovergestelde: van dood naar onvergankelijk leven! Want op Golgotha gaf Christus zijn ziel over tot in de dood om, drie dagen later, eens voor altijd te worden opgewekt. Als Eersteling en als “laatste Adam” en daarmee ook als garantie dat heel de mensheid hem in die weg zal volgen. “Ieder in zijn rangorde”. Er is inderdaad een verband tussen “ziel” en “leven”. Maar dat verband is slechts tijdelijk. Want ze eindigt in de dood. Exact de plaats waar de “levendmakende geest” juist begint. Waar geest en leven definitief de dood achter zich laten! Maar het is niet alleen LEVEN met allemaal hoofdletters, maar ook levendmakend. Want zoals via Adam de dood doorging tot alle mensen, zo gaat via “de laatste Adam” het Leven door tot alle mensen! Is dat geen opwekkend bericht? 414

1 Korinthe 15:46 – eerst het zielse, daarna het geestelijke Maar niet eerst het geestelijke, maar het zielse, vervolgens het geestelijke. Het zielse (> psyche) staat model voor vergankelijkheid en zwakheid. Het geestelijke (> pneuma) daarentegen staat model voor onvergankelijkheid en kracht. 1Kor.15:43 Toen God Adam formeerde als “levende ziel” schiep Hij geen definitieve versie. Want Adam was uitdrukkelijk een “eerste”. Geschapen met het oog op “de tweede mens” oftewel “de laatste Adam”. Besef wat dat betekent. Adam was geen mislukking van GOD. Dat via hem de dood de mensenwereld binnenkwam, was geen ‘bedrijfsongeval’. De gangbare theologie leert dat het ooit mis ging bij Adam en dat de heilsgeschiedenis het verhaal is van Gods reparatiewerkzaamheden. Om te redden wat er nog te redden valt. Maar het tegendeel is waar. GOD hoefde niet over te schakelen op plan B. Want “de laatste Adam” als “levendmakende geest” was al op voorhand bedoeld als fase twee. De Schepper heeft Zich niet vergist. De volgorde is essentieel. Eerst de creatie van het zielse: vergankelijkheid, oneer en zwakheid. Want het zielse zou dienen als opstap naar het geestelijke: de onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht. Het tweede is definitief. Maar er bestaat nu eenmaal geen tweede zonder eerste. Geen vlinder zonder rups. Alles maakt deel uit van GODS design. 415

1 Korinthe 15:47 – aards versus hemels De eerste mens is vanuit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is vanuit de hemel. Paulus refereert aan de schepping van de eerste mens Adam, gebouwd uit het stof van de aardbodem. De Hebreeuwse naam ‘Adam’ is direct verwant aan het Hebreeuwse woord voor aardbodem ‘adamah’. Het is ‘moeder aarde’ waaruit de mens voortkomt. Deze afkomst bepaalt tevens zijn bestemming. Omdat de mens uit de aardbodem genomen is, keert hij ook daarnaar terug. “Want stof ben je en tot stof zul je terugkeren”. Gen.3:19 De vergankelijkheid van de mens ligt dus al besloten in zijn stoffelijke oorsprong. Op voorhand stond reeds vast dat “de eerste mens” niet de definitieve versie van de mens zou zijn. Bij de creatie van Adam had God reeds “de laatste Adam” op het oog! Hoe anders is “de tweede mens” die werd opgewekt in onvergankelijkheid, heerlijkheid, kracht en in geest. Al deze kenmerken zijn niet “vanuit de aarde” maar hemels. Het lichaam van “de tweede mens” is zeker ook geschikt om in aardse omstandigheden te verkeren. Want het heeft vlees en beenderen, het kan zien, horen, praten, lopen, eten, enzovoort. Maar zijn vermogens zijn daartoe niet beperkt want het betreft een hemels lichaam. Onvoorstelbaar! 416

1 Korinthe 15:48,49 – stoffelijken & hemelsen Zoals de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zo zijn ook de hemelsen. En zoals wij dragen het beeld van de stoffelijke, zo zullen wij ook dragen het beeld van de hemelse. Adam is de stamvader van alle mensen en zowel uw als mijn DNA zijn tot hem te herleiden. Zoals hij was opgebouwd vanuit het stof van de aardbodem, zo zijn wij dat ook. Vergankelijk, zonder eer, zwak en ziels. Adam zette zijn stempel op heel de mensheid in haar huidige, vergankelijke vorm. Maar wat waar is voor Adam en de huidige mensheid, is ook waar voor “de laatste Adam”, “de tweede mens”. Hij is het beeld en prototype van heel de mensheid in de levendmaking. Hemels! Vergelijk het nog eens met een rups die vastzit aan de aarde en allerlei ontwikkelingsstadia doormaakt: van ei naar rups. Daarna ‘sterft’ de rups en wordt het een soort mummie. Breekt de cocon na verloop van tijd open, dan komt er in één keer een complete vlinder uit! Niet meer vastzittend aan de aarde, maar bestemd voor de hemel. Niet meer vretend, maar honing drinkend. Illustreert het niet treffend het verschil tussen “de stoffelijken” en “de hemelsen”? 417

1 Korinthe 15:50 – geen vlees en bloed Dit echter zeg ik met nadruk broeders, dat vlees en bloed Gods Koninkrijk niet als lotbezit kan ontvangen. En ook de vergankelijkheid ontvangt de onvergankelijkheid niet als lotbezit. In dit hoofdstuk stelde Paulus als eerste het historische feit van de opstanding vast. Vervolgens de vergaande consequenties daarvan. Daarna de rangorde van de verschillende levendmakingen en het uiteindelijke teniet doen van de dood. En zojuist betoogde Paulus uitvoerig hoe het lichaam in de opwekking zal zijn en ook waarin het verschilt met het huidige, vergankelijke lichaam. Vanaf dit vers zet hij zijn betoog over de opstanding voort, om een geheim te gaan onthullen. 1Kor.15:51 Maar vooraf benadrukt hij dat het huidige lichaam van “vlees en bloed” onmogelijk Gods Koninkrijk als lotbezit kan ontvangen. Waarbij Paulus met “vlees en bloed” doelt op het huidige lichaam in vergankelijkheid. Het opstandingslichaam is wel “vlees en beenderen”, Luc.24:39 juist de combinatie met bloed (= ziel) is karakteristiek voor het vergankelijke lichaam. Met deze vaststelling geeft Paulus aan dat het lichaam in zijn huidige conditie, ongeschikt is voor de toekomst. Om straks in Gods Koninkrijk een ‘erfdeel’ of beter een ‘lotbezit’ te beheren, zal het lichaam eerst een grote transformatie moeten ondergaan. 418 maar geen “vlees en bloed”. Want

1 Korinthe 15:51,52 – niet allen zullen ontslapen Let op, ik vertel jullie een geheim. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, in de laatste bazuin. Tot dusver heeft Paulus uitsluitend gesproken over opstanding. Oftewel over ontslapenen of doden die bij gelegenheid zullen worden opgewekt. Maar er is één categorie mensen die niet zal ontslapen. Wat Paulus daarover gaat vertellen was voorheen altijd verborgen, maar maakt hij nu bekend. Het betreft de levende gelovigen in de tijd dat de Heer terugkomt en de bazuin zal klinken. Paulus spreekt in de wij-vorm. “Wij”, dat zijn de levenden bij “de laatste bazuin”. Gedurende de Handelingen-tijd hield óók Paulus er rekening mee dat deze gebeurtenis in zijn generatie zou plaatsvinden. Want het licht voor Israëls herstel stond weliswaar niet meer ‘op groen’ (zoals vóór Paulus’ roeping), maar nog wel ‘op oranje’. Wij weten hoe het is afgelopen met Israël en we zijn inmiddels een kleine tweeduizend jaar verder. En daarmee naderen ook wij een mijlpaal: de komst van de Heer “op de derde dag”! Dit keer niet misschien of eventueel, maar zeker! Daarmee krijgt Paulus’ geheim opnieuw en zelfs meer dan ooit, een hoogst actuele betekenis. “Allen zullen wij niet ontslapen …”. 419

1 Korinthe 15:51,52 – in een ondeelbaar ogenblik Let op, ik vertel jullie een geheim. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, in de laatste bazuin. Want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Wat Paulus in dit geheim meedeelt is dat de gelovigen die leven gedurende de laatste generatie (dat wil zeggen: in de tijd van de parousia van Christus) niet komen te overlijden, maar veranderd zullen worden. Evenals de overleden gelovigen zullen zij een lichaam in onvergankelijkheid ontvangen. Echter niet door opwekking, maar door verandering “in een ondeelbaar ogenblik”. In het Grieks staat hier het woord ‘atomos’, waar ons woord ‘atoom’ van afgeleid is. Die verandering is geen operatie of een proces, maar vindt zó snel plaats dat zelfs geen atoomklok de tijd daarvan kan registeren. In een ‘oogwenk’, dat is de tijd van het knipperen van een oog. Het is een buitengewoon voorrecht om te mogen behoren tot de generatie die de dood niet zal smaken. Die niet eerst zal worden ‘ontkleed’ en door overlijden dit lichaam moet afleggen, maar in levende lijve zal worden ‘overkleed’ in onvergankelijkheid. 2Kor.5:4 behoren …! 420 Je zal maar tot die generatie mogen

1 Korinthe 15:51,52 – de laatste bazuin Let op, ik vertel jullie een geheim. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, in de laatste bazuin. Want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Paulus schrijft hier over het uitzonderlijke voorrecht dat de generatie ten deel zal vallen die in leven is ten tijde van de parousia van Christus. Het zal in twee etappes plaatsvinden. Eerst zal de bazuin klinken waarbij “de doden in Christus” zullen opstaan. 1Tes.4:16 en dan zullen de levenden “in een ondeelbaar ogenblik” worden veranderd. Zij zijn een generatie die nooit zal sterven. Zij worden dus niet opgewekt in onvergankelijkheid maar veranderd in onvergankelijkheid. Dat betekent dat bij deze gebeurtenis, op twee momenten een bazuin zal klinken. Eerst bij de opwekking van de doden en “de laatste bazuin” klinkt wanneer de nog levende gelovigen in een oogwenk worden veranderd. Vervolgens zullen deze twee groepen, de opgewekte doden en de veranderde levenden, tegelijk en samen worden weggerukt om de Heer tegemoet te gaan in de lucht. 1Tes.4:17 Wat een verwachting! En pal daarop klinkt weer een bazuin, 421

1 Korinthe 15:53,54 – als dit sterfelijke onsterfelijkheid aandoet Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. Zodra nu dit vergankelijke onvergankelijkheid zal aandoen, en dit sterfelijke onsterfelijkheid zal aandoen, dan zal het woord geschieden hetgeen geschreven is: verzwolgen werd de dood in overwinning! Twee groepen van gelovigen zullen onvergankelijkheid ontvangen bij de parousia van de Heer. Eerst zullen bij “de bazuin” de doden worden opgewekt. Pal daarop zullen bij “de laatste bazuin” de (dan) levende gelovigen veranderd worden. Zonder eerst te overlijden worden zij getransformeerd van vergankelijk naar onvergankelijk. En dat alles “in een oogwenk”. Ook in de verzen hierboven borduurt Paulus voort op deze verandering van de levende gelovigen. Merk op, dat hij het heeft over “dit sterfelijke zal onvergankelijkheid aandoen”. Zou Paulus doelen op de opstanding, dan had hij niet geschreven over “dit sterfelijke” maar over “dit gestorvene”. Het veranderingsproces van vergankelijk naar onvergankelijk en van sterfelijk naar onsterfelijk, noemt hij hier drie keer “aandoen”, in de zin van ‘een kledingstuk aantrekken’. De laatste generatie van gelovigen die in leven is bij de parousia, wordt als het ware in een ondeelbaar ogenblik ‘in het nieuw gestoken’. Of zoals dat elders heet: zij worden “overkleed, opdat het sterfelijke verzwolgen zou worden door het leven”! 2Kor.5:4 422

1 Korinthe 15:54 – de dood verzwolgen in de overwinning! … dan zal het woord geschieden hetgeen geschreven is: verzwolgen werd de dood in overwinning! Triomfantelijker dan in deze bewoording kon Paulus zijn betoog moeilijk afsluiten. Heel dit hoofdstuk stond in het teken van de overwinning op de dood. Het was D-Day toen “de Eersteling”, die tevens “de laatste Adam” is, het graf definitief leeg achterliet. Het was de grootste omwenteling ooit: demonstratief werd de grote zware steen voor de graftombe afgewenteld. Wat wij hier ‘leven’ noemen, noemt Paulus in dit hoofdstuk ‘sterven’. Het is namelijk ‘leven’ dat per definitie wordt verzwolgen door de dood. Het woord ‘verzwolgen’ hier is hetzelfde als wat ook gebruikt wordt voor wat de Egyptenaren overkwam in de Rode Zee. Heb.11:29 Niets bleef van hen over. Het woord wordt ook gebruikt voor wat een brullende leeuw doet met zijn kansloze prooi: hij verslindt het. 1Pet.5:8 Zoals in een vergankelijke wereld als de onze, het ‘leven’ wordt verzwolgen door de dood, zo meldt het Evangelie dat in Christus Jezus de dood wordt verzwolgen in de overwinning! De dood wordt teniet gedaan. 1Kor.15:26; 2Tim.1:10 Hoe wordt de dood verzwolgen en teniet gedaan? Door allen levend te maken zodat er geen dood, maar enkel nog LEVEN is! 423

1 Korinthe 15:55,56 – de angel van de dood Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel? De angel nu van de dood is de zonde … Zolang mensen sterven en zelfs zolang er nog mensen in de dood zijn, is de dood nog niet teniet gedaan en verzwolgen. En toch, de dood is wel degelijk al overwonnen aangezien de Eersteling eens voor altijd het graf leeg achter liet. Hoewel de dood zelf dus nog niet is teniet gedaan, is de angel er al wel uit. De pijnlijke, scherpe punt is reeds verwijderd. Waarop Paulus doelt met “de angel van de dood”, daarover hoeven we niet te fantaseren. Hij schrijft immers: “de angel van de dood is de zonde“. We doen er verstandig aan dit woord ‘zonde’ letterlijk te verstaan: ‘doel missen’. De dood is pijnlijk en fataal omdat het ons hele bestaan zinloos en ijdel maakt. Heel het boek ‘de Prediker’ gaat over dat thema. Alles is ijdelheid en najagen van wind omdat het eindigt in de dood. Als een grauwe sluier verijdelt de dood ons bestaan. Maar nu, tweeduizend jaar geleden werd de dood overwonnen. Sindsdien is de angel er uit. Wat kan de dood ons nog aandoen? Haar kop is vermorzeld, wat we zien zijn stuiptrekkingen. 424

1 Korinthe 15:56 – de kracht van de zonde is de wet De angel nu van de dood is de zonde en de kracht van de zonde is de wet. Zonde en dood horen onlosmakelijk bij elkaar. Evenals zonde en wet. Paulus zegt: de kracht van de zonde is de wet. Dat is een zeer onorthodoxe uitspraak, maar het komt telkens terug in zijn onderwijs. Tegen Adam werd gezegd dat hij niet zou eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Maar juist dat gebod prikkelde het eerste mensenpaar om wel daarvan te eten. Niets is zó begeerlijk als de verboden vrucht. Iedereen met enige pedagogische ervaring weet dat dit zo werkt. In de godsdienstige (ook christelijke!) wereld meent men dat God de wet gaf om de mens beter te maken en de zonde in te dammen. Maar het tegendeel is waar. In Romeinen 5:20 betoogt Paulus dat God aan Israël de wet gaf “opdat de zonde zou toenemen”. Dat was geen onbedoeld neveneffect of falen. Het was Gods oogmerk. Opdat waar de zonde toenam, de genade des te overvloediger zou worden. Wil je de zonde bekrachtigen? Predik de wet. Het Evangelie staat er haaks op. Het vertelt niet wat de mens niet mag doen maar wat GOD wel gedaan heeft en doet! 425

1 Korinthe 15:57 – GOD, Die overwinning geeft De kracht van de zonde is de wet. Maar God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heer, Jezus Christus. Paulus’ statement dat de wet de krachtbron is van de zonde, staat haaks op godsdienst en orthodoxie. Want die gaan er van uit dat de mens in het gareel gehouden dient te worden door ‘wet’. Een grote misvatting. Sterker nog: niemand wordt meer beheerst door de zonde dan degene die probeert (!) niet te zondigen. Overwinning op de zonde is niet gelegen in de prediking van de wet. Of in een ethiek of morele code die de mens zou nastreven. Zo’n boodschap is al bedorven in de verpakking. Het gaat niet om wat de mens zou moeten realiseren maar om wat GOD heeft gerealiseerd. GOD wekte Christus Jezus op uit het graf als garantie dat de dood wordt teniet gedaan. Dat is een feit. Daar hoef je niets voor te doen en je kunt het evenmin kwijtraken. Daar mag je gewoon op vertrouwen. En juist dat vertrouwen (= geloof) maakt ons “méér dan overwinnaars”. We hoeven er niet voor te strijden want de overwinning wordt ons (nu reeds!) gegeven. Zodat we uitzicht en hoop hebben. Hoop die werkelijk doet leven! 426

1 Korinthe 15:58 – standvastig & onverzettelijk Zo dan, mijn broeders, geliefden, wordt standvastig, onverzettelijk … We zijn gearriveerd bij het laatste vers van het magistrale hoofdstuk over de opstanding. Gebaseerd op het gedocumenteerde, historische feit van de opstanding van Jezus Christus. Zoals voorzegd in de Schriften. Christus’ opstanding is de garantie dat de dood uiteindelijk (als “laatste vijand”) zal worden teniet gedaan. Anders gezegd: alle mensen zullen worden levend gemaakt, zoals Christus als Eersteling werd opgewekt. In onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht. Dat is wat het Evangelie tot een onovertroffen goed bericht maakt. De impact ervan is alomvattend. Paulus’ lezers stonden in dit Evangelie. 1Kor.15:1 Maar “staan” is wat anders dan “standvastig” zijn. De Korintiërs gaven ruimte aan lieden die de waarheid van de opstanding ontkenden en werden daardoor beïnvloed. 1Kor.15:12 Daarom schrijft Paulus ook: “wordt standvastig“. Standvastigzijn is een eigenschap die zich slechts bewijst in een omgeving waar men je van je standpunt probeert af te brengen. Wie standvastig is, is bestand tegen wind van leer, opinies en pressie en vervolging. Maar ook bestand tegen spot en hoon. Wie standvastig is wordt daardoor niet van zijn stuk gebracht. Om standvastig te zijn heb je een solide en rotsvast fundament nodig. Alleen wanneer je daarop bent gebouwd ben je on-ver-zet-te-lijk! 427

1 Korinthe 15:58 – het werk van de Heer Zo dan, mijn broeders, geliefden, wordt standvastig, onverzettelijk, altijd overvloedig in het werk van de Heer, wetende dat jullie moeite niet vergeefs is in de Heer. Het laatste vers van dit hoofdstuk dient als een conclusie uit heel het voorgaande. Vandaar de beginwoorden “zo dan …”. Dus gegeven het feit dat Christus is opgewekt uit de doden als Eersteling, dan is dit de logische gevolgtrekking. We hebben het over een feit. Iets dat absoluut vast staat en waar niets aan valt af- of toe te doen. Waar je dus op kunt staan, zoals op een rots. Want het geeft niet mee en het staat los van opinies en emoties. Is dat niet geweldig?! De waarheid van de opstanding is niet alleen een historisch feit, maar het is ook een garantie voor de toekomst. Een solide basis van hoop en verwachting. Wie daarop standvastig en onverzettelijk gefundeerd is, wordt “altijd overvloedig in het werk van de Heer”. Er staat niet: overvloedig in het werk voor de Heer. In dat geval zou het ons werk zijn voor Hem. Nee, het gaat om het werk van de Heer. Niet wij zouden werken. Hij doet zijn werk, overvloedig. Wanneer? Als we standvastig en onverzettelijk zijn. 428

Zielig is niet geestig 1 KORINTHE 16 429

1 Korinthe 16:1 – inzameling voor de heiligen Omtrent nu de inzameling voor de heiligen, doe het zó, zoals ik voorschrijf aan de ekklesia’s van Galatië. Het onderwijzende deel van Paulus’ lange brief is ten einde. Het slot daarvan vormde zonder twijfel het hoogtepunt: de uiteenzetting over het feit en de impact van de opstanding van Jezus Christus. Wat nu nog rest zijn enkele afsluitende opmerkingen en praktische aanwijzingen. Maar die zijn zeker geen overbodig aanhangsel. Ze illustreren namelijk hoe het Evangelie in Paulus’ dagen zowel geleefd als beleefd werd. De Korintiërs wisten al van Paulus’ plannen voor een inzameling, maar nu komt hij met concrete voorstellen. Met “de inzameling voor de heiligen” doelt hij op de armen onder de gelovigen in Jeruzalem. Rom.15:26 inzameling aan de orde. Ook elders komt deze Paulus zou naar Jeruzalem gaan met een royale gift die hij had ingezameld vanuit vele ekklesia’s onder de natiën. Hand.24:17 het heil naar de natiën was gezonden. Hand.28:28 Ook als een tastbaar bewijs aan het Joodse volk dat Het is daarbij veelzeggend dat juist tijdens dit voorgenomen bezoek aan Jeruzalem, Paulus gevangen zou worden genomen. Zijn inzamelingsactiviteiten lijken misschien een onbetekenend detail, maar ze blijken van beslissende betekenis in de geschiedenis die GOD schrijft. 431

1 Korinthe 16:2 – overvloedig Laat ieder van jullie, voor zover je welvarend bent, op één van de sabbatten bij zichzelf iets wegzetten om op te sparen. Zodat niet wanneer ik kom, pas inzamelingen zouden worden gedaan. In de meeste vertalingen komt het niet goed uit de verf, maar Paulus doelt met de uitdrukking “één van de sabbatten” op de periode van sabbatten-telling tussen Pesach en Pinksteren. Deze telling begint op de zondag waarop de eerstelingsschoof van de gerstoogst door de priester werd bewogen. Dat is uitgerekend ook de hoogtijdag waarop Jezus Christus als Eersteling de dood overwon. 1Kor.15:23 Vanaf die bewuste zondag telt men vervolgens zeven sabbatten tot aan Pinksteren, dat is de vijftigste dag. De instructies die Paulus geeft met het oog op de inzameling, vallen dus in de tijd tussen Pesach en Pinksteren. Paulus zou binnenkort naar Korinthe komen maar was voornemens nog tot aan Pinksteren in Efeze te blijven. 1Kor.16:8 Terwijl hoofdstuk 15 spreekt van de Eersteling uit de doden (= Pesach), is hoofdstuk 16 het logische vervolg daarop. Het is er ook op gebaseerd. Wanneer we op de basis van hoofdstuk 15 standvastig zijn, worden we overvloedig in het werk van de Heer. 1Kor.15:58 Over die overvloed gaat hoofdstuk 16. Anderen laten delen in de rijkdom die je hebt mogen ontvangen! 432

1 Korinthe 16:2 – meer dan geld Laat ieder van jullie, voor zover je welvarend bent, op één van de sabbatten bij zichzelf iets wegzetten om op te sparen. Zodat niet wanneer ik kom, pas inzamelingen zouden worden gedaan. Paulus organiseerde een collecte waarvan de opbrengst bestemd zou zijn voor de arme gelovigen in Jeruzalem. Nooit deed hij een beroep op anderen ter ondersteuning van zichzelf. Want zijn Evangelie is ‘om niet’ en zijn werkwijze was daarmee in harmonie. Hij beschouwde dat ook als een eer om zo te arbeiden. Hij kreeg soms giften maar hij vroeg daar principieel nooit om. De collecte die Paulus organiseerde vond plaats op persoonlijke titel. Er was geen sprake van een gemeentelijke kas of fonds, nee iedereen zou persoonlijk iets opsparen en wekelijks thuis wat apart zetten. Paulus geeft ook geen richtlijnen over de grootte van het bedrag of over tienden of andere percentages. Alles is gebaseerd op vrijwilligheid en een ieder zou geven naar zijn eigen welvaart. Paulus is wars van geldklopperij en heeft geen enkel persoonlijk belang bij deze inzameling. Dat verklaart zijn vrijmoedigheid om dit te organiseren. De echte waarde van deze inzameling is niet gelegen in het geld maar is geestelijk van aard. En dat is onbetaalbaar! 433

1 Korinthe 16:3,4 – de genade naar Jeruzalem Wanneer ik aankom, zal ik hen die jullie goedkeuren, met brieven zenden om de gunst van jullie weg te brengen naar Jeruzalem. Mocht het van waarde zijn dat ook ik ga, dan zullen ze samen met mij gaan. Paulus was bezig een grootse inzameling te organiseren voor de armen in Jeruzalem. Als een concrete handreiking maar ook als een geestelijk signaal. De rijkdom van de natiën ging naar Jeruzalem waar armoede heerste. De rijkdom die naar Jeruzalem gebracht zou worden, heet hier “de gunst” maar letterlijk staat hier het woord “genade” (charis), vreugde om niet, gratis. “Genade” of “gunst” is wat de Korintiërs hadden leren kennen door Paulus’ verkondiging maar waar juist in Jeruzalem zo’n onbegrip over was. Wie “de gunst” naar Jeruzalem zouden brengen was nog even de vraag. Aangezien het een grote gift betrof, zou het in elk geval door een beproefde delegatie met aanbevelingsbrieven worden weggezonden. Paulus staat er voor open dat ook hijzelf met hen zou meegaan. En zo is het ook gegaan. Paulus zou “de genade” vanuit de natiën naar Jeruzalem brengen. En guess what … uitgerekend bij dat bezoek zou hij gevangen worden genomen. Het bolwerk van godsdienstigheid bliefde geen genade … 434

1 Korinthe 16:5-7 – Paulus ziet uit naar ontmoeting Ik zal naar jullie toekomen wanneer ik door Macedonië ga (want ik ga door Macedonië), maar dan zal ik mogelijk bij jullie blijven of ook overwinteren, zodat jullie mij voort zullen kunnen helpen wanneer ik zou gaan. Want ik wil jullie niet in het voorbijgaan waarnemen, want ik hoop enige tijd bij jullie te verblijven, voor zover de Heer dit toestaat. Het schrijven van de Korinthe-brief kan met precisie worden aangewezen in Lucas’ verslag in het boek Handelingen, namelijk in hoofdstuk 19 vers 21. Paulus is in Efeze en zou daar nog blijven tot aan Pinksteren, om dan vervolgens via Macedonië af te zakken naar Achaje, het Griekse schiereiland waar Korinthe de hoofdstad van was. Paulus wilde hoe dan ook, langere tijd bij de Korintiërs vertoeven en bij hen wellicht dan ook te overwinteren. Ver reizen tijdens het winterseizoen was niet goed mogelijk maar die tijd kon goed worden gebruikt voor de voorbereiding op de doorreis. Uiteraard “voor zover de Heer dit toestaat”, een belangrijk voorbehoud bij alle plannenmakerij. In het boek Handelingen blijkt dat Paulus inderdaad drie maanden in Korinthe is geweest. Hand.20:3 Elkaar als gelovigen face-to-face begroeten en ontmoeten was voor hem een groot goed! En hoe herkenbaar is dat! 435

1 Korinthe 16:8,9 – een geopende deur Maar ik zal tot Pinksteren in Efeze verblijven, want voor mij is een grote en effectieve deur geopend en er zijn vele tegenstanders. In vers 2 merkten we al op dat Paulus’ instructies golden voor de zeven weken tot aan Pinksteren. Het heeft er daarom alles van weg dat deze brief geschreven is rond Pesach. Qua timing had Paulus’ uiteenzetting over Christus als Eersteling uit doden (hoofdstuk 15) daarom niet beter gekund! De apostel had zo’n twee jaar in Efeze gearbeid en dagelijks onderwijs gegeven in de school van Tyrannus. Hand.19:9 Van daaruit is het woord doorgedrongen tot allen die in Asia waren. Hand.19:10 De reden dat Paulus nu nog niet meteen wilde vertrekken is dat voor hem in Efeze “een grote en effectieve deur was geopend”. Doelt hij daarbij misschien op het feit dat hij ingang had gevonden in de hoogste kringen, namelijk bij de oversten van Asia? Hand.19:31 Hoe dat ook zij, de geopende deur spreekt niet alleen van ingang, maar ook van ‘exit’. Want er waren vele tegenstanders die Paulus liever vandaag dan morgen zagen vertrekken. Zelfs zijn leven was niet veilig. Het is een wetmatigheid: waar het Evangelie met kracht wordt verkondigd, gaat dit per definitie gepaard met oppositie. 436

1 Korinthe 16:10,11 – wat werkelijk telt Wanneer Timoteüs komt, kijkt dan uit dat hij zonder vrees naar jullie toe wordt, want hij werkt het werk van de Heer, zoals ook ik. Niemand zou hem minachten maar zend hem voort in vrede, opdat hij naar mij toe zou komen, want ik wacht op hem met de broeders. Terwijl Paulus tot Pinksteren in Efeze zou blijven, had hij Timoteüs vooruit gezonden, 1Kor.4:17 Korinthe te gaan. Hand.19:22 Naar verwachting zou de brief eerder dan Timoteüs in Korinthe aankomen en vandaar dat Paulus instructies geeft hoe men Timoteüs zou ontvangen. Toen een jaar of drie vóór het schrijven van deze brief, de ekklesia in Korinthe ontstond, was de jongere Timoteüs daar direct bij betrokken. Hand.18:5 Men kende hem daar dus goed, hoewel Paulus de prediking voor zijn rekening nam. Nu Timoteüs eerst alleen (dus zonder Paulus), Korinthe zou bezoeken, was dat ongetwijfeld heel spannend voor hem. Vandaar dat Paulus de Korintiërs op ’t hart bindt hem met hoogachting te ontvangen. Alsof het Paulus zelf was. Timoteüs deed immers net als Paulus het werk van de Heer. Hij gaf het Woord van God volstrekt betrouwbaar door, en dat is wat telt. Niet de jaren in leeftijd. om via Macedonië naar 437

1 Korinthe 16:12 – vrijheid blijheid Omtrent broeder Apollos nu, ik riep hem veel op om met de broeders naar jullie toe te komen, maar hij wilde bepaald niet nu komen, maar zodra het hem gelegen komt. Kennelijk hadden de Korintiërs Paulus gevraagd dat hij bij Apollos (die evenals Paulus in Efeze was) er op zou aandringen, dat deze naar hen toe zou komen. De naam van Apollos was al zes keer eerder in de brief genoemd. Ooit was Apollos ná Paulus in Korinthe gekomen en had daar ook gearbeid. Paulus had de ekklesia “geplant” en Apollos “begoten”, 1Kor.3:6 maar er waren tot Paulus’ verdriet partijschappen in Korinthe ontstaan. De één schaarde zich achter Paulus en de ander achter Apollos. 1Kor.3:4 In voetbaltermen heet dat: op de man spelen in plaats van op de bal. Een triest fenomeen dat getuigt van vleselijk denken. Dan gaat het niet meer om de boodschap, maar om de boodschapper. Paulus stond op prima voet met Apollos en had hem al vaak aangemoedigd om naar Korinthe te gaan. Maar Paulus dicteerde zijn wil niet en Apollos op zijn beurt behield zich ook het recht voor om te gaan wanneer het hem gelegen kwam. Dit zijn gezonde onderlinge verhoudingen in vrijheid en blijheid! 438

1 Korinthe 16:13 – vaststaand, mannelijk en ferm Waakt, staat vast in het geloof, weest mannelijk, weest sterk. Vier instructies waarbij telkens de volgende instructie voortvloeit uit de voorgaande. Het begint met ‘waakt’, waakzaam zijn. Te midden van gevaren kan men zich niet veroorloven in te dutten. Die waarschuwing konden de Korintiërs zich aantrekken. Zij verdroegen het dat de waarheid van de opstanding in hun midden in twijfel werd getrokken, 1Kor.15:12 zodat het Evangelie dreigde te worden ondermijnd. De Korintiërs stonden weliswaar in het Evangelie, 1Kor.15:1 maar omdat ze niet alert waren, was men evenmin “standvastig in het geloof” zoals Paulus dit had gepredikt. 1Kor.15:58 Waar men “vast staat in het geloof” is men ook “mannelijk”. Mannelijk betekent niet ‘macho’; dat is slechts schijnmannelijk: mannelijk willen overkomen. “Mannelijk” wil zeggen: niet afgaan op gevoel en emoties. Niet omdat er iets mis zou zijn met emoties, integendeel, maar emoties zouden niet leidend zijn. Bij de vrouw treedt gevoel veel meer naar voren dan bij de man. Dat is ook haar charme! Maar gevoel is mis-leidend en vandaar dat Paulus elders ook schrijft dat vrouwen zich zouden onderschikken. 1Kor.14:34 Met excuus aan de tijdgeest. Alert-zijn, staan op wat “er staat geschreven”, zich niet laten leiden door gevoelens. Dat is mannelijk en vandaar: sterk en ferm! 439

1 Korinthe 16:14 – échte liefde Laat alles bij jullie in liefde toegaan. Liefde is een belangrijk thema in deze brief. Bekend is vooral de lofzang op de liefde in hoofdstuk 13. Tegenover de voorbijgaande uitingen zoals profetieën en spreken in talen, waar de Korintiërs al te graag mee pronkten, plaatste Paulus “de liefde” die nimmer voorbijgaat. Dat is de liefde, zoals God liefheeft. De meeste uitingen van liefde die wij onder mensen opmerken, vallen niet onder agapé, onvoorwaardelijke liefde. Want wanneer liefde afhankelijk is van mijn gevoelens voor de ander, dan is dat geen agapé. Of wanneer liefde afhankelijk is van hoe de ander op mij reageert, dan is dat evenmin agapé. Op zulke ‘liefde’ valt niet te bouwen, omdat de bodem wankel is. Ze is afhankelijk van de gevoelens van mijzelf of die van de ander. Van agapé daarentegen schrijft Paulus in hoofdstuk 8:1: “de liefde (agapé) bouwt op”. Ze bouwt op, omdat ze een fundament heeft. Deze liefde is niet te verdienen en onafhankelijk van omstandigheden, gevoelens en gedragingen. Dat is wat de liefde Gods kenmerkt. Ze is een feit, onvoorwaardelijk, onveranderlijk, grenzeloos en voor iedereen! 440

1 Korinthe 16:15,16 – eersteling van Achaje En ik moedig jullie aan broeders: jullie weten van het huis van Stefanus, dat het een eersteling van Achaje is en dat zij zichzelf inzetten tot bediening van de heiligen, opdat ook jullie je zouden onderschikken aan zulke mensen en aan ieder die meewerkt en zwoegt. Deze twee verzen horen bij elkaar. De inhoud van de aanmoediging volgt in vers 16 en het motief wordt genoemd in vers 15. “Het huis van Stefanus” doelt op Stefanus’ huisgezin maar ook eventuele andere familieleden en/of personeel. Wellicht behoorden ook Fortunatus en Achaïkus daarbij. 1Kor.16:17 Stefanus’ huis was in Achaje (het Griekse zuidelijke schiereiland met Korinthe als belangrijkste stad) de eerste vrucht van Paulus’ Evangelieprediking. Bij hen vond hij als eerste erkenning van het Goede Bericht dat hij bracht. Paulus heeft hen als enigen in Korinthe ook gedoopt, 1Kor.1:16 hoewel hij besefte dat dopen niet tot zijn missie behoorde. Hoe dan ook, Stefanus en zijn huisbewoners waren niet slechts early adaptors van het Goede Bericht, maar zij vervulden in de regio ook een voortrekkersrol. Zij hebben zich erop toegelegd om de jonge gemeenschap van dienst te zijn. Uiteraard voor het uitdragen van het Evangelie. Want Evangelie betekent “Goed Bericht” en dat is wat het is. Daarom vertellen we het ook! 441

1 Korinthe 16:15,16 – eerstelingen & oudsten En ik moedig jullie aan broeders: jullie weten van het huis van Stefanus, dat het een eersteling van Achaje is en dat zij zichzelf inzetten tot bediening van de heiligen, opdat ook jullie je zouden onderschikken aan zulke mensen en aan ieder die meewerkt en zwoegt. We vinden hier een mooi voorbeeld van hoe onderschikking werkt. In de Schrift is vaak sprake van “oudsten” (letterlijk: ouderen) die geacht worden opzieners te zijn en toezicht te houden. Bij ‘oudsten’ wordt niet gedacht aan hoge leeftijd of bejaard-zijn maar het is een relatief gegeven. Men is ouder dan, in de zin van: eerder. Ons oudste kind heet oudste, omdat ze als eerste is geboren. Oudste was ze al toen ze nog klein was. En omdat ze de oudste was, werd haar vaak zorg en toezicht toevertrouwd en moest ze dingen doen voor haar jongere broertjes. Zo gaat dat met eerstelingen. Vergelijk het met ons woord ‘vorst’ dat is afgeleid van ‘voorste’ en ook verwant is met het Engelse ‘first’. Zo was het huis van Stefanus een eersteling in Achaje. Eerstelingen hebben in de Schrift altijd een hoge status. Maar voor hen is dan ook een bijzondere taak weggelegd. De weg banen en voorop gaan! 442

1 Korinthe 16:17,18 – zich verheugen in de ontmoeting En ik verheug me op de aanwezigheid van Stefanas en Fortunatus en Achaïkus, omdat zij het gemis van jullie aanvullen, want zij verkwikken mijn geest en die van jullie. Erken dan zulke mensen! Paulus verheugt zich op de aanstaande komst van de drie mannen. De naam van Stefanas noemde hij al eerder in vers 15, en uit het feit dat hij ook de andere twee mannen met ere vermeldt, mogen we wellicht afleiden dat zij tot Stefanas’ huisgenoten behoorden. Paulus miste de Korintiërs, maar de komst van het drietal uit Korinthe maakt voor Paulus veel goed. Als eersteling representeren zij voor Paulus de ekklesia te Korinthe. 1Kor.16:15 Met hun komst verkwikken zij zijn geest. We zien hier gedemonstreerd dat een eenheid vormen, zich onwillekeurig uit in de drang om elkaar te ontmoeten. Briefcontact is mooi maar het vervangt bij lange na niet de ontmoeting face-to-face. Ook vandaag geldt dat nog steeds, ondanks dat ons tegenwoordig zoveel opties ter beschikking staan om elkaar te zien en te spreken via internet en allerlei andere media. Het vervangt nooit het elkaar in de armen sluiten en samen eten en drinken. Want dat is waardoor we echt worden aangeraakt en wat de geest verkwikt! 443

1 Korinthe 16:19,20 – de hartelijke groeten! De ekklesia’s van Asia groeten jullie. Vele groeten in de Heer van Aquila en Prisca, samen met de ekklesia bij hen aan huis. Al de broeders groeten jullie. Groet elkaar in een heilige kus. Paulus schrijft deze brief vanuit Efeze, waar hij drie jaar actief is geweest. Hand.20:31 Aquila en Prisca (Lucas noemt haar altijd Priscilla) waren daar eveneens nauw betrokken bij Paulus’ arbeid, zoals eerder het geval in Korinthe. Hand.18:2 Van dit uit Rome afkomstige Joodse echtpaar weten we dat ze later weer naar Rome zijn teruggekeerd en daar wederom een ekklesia aan huis hadden. Rom.16:5 Beiden waren ooit via Paulus’ woord gelovig geworden en sindsdien zeer actief geweest in het verspreiden van het Goede Bericht. Ook de zojuist door Paulus’ vermelde Apollos, 1Kor.16:12 was via hun onderwijs intensief betrokken geraakt in het Evangelie. Hand.18:26 We krijgen in de afsluiting van zo’n brief en de groeten die erin worden overgebracht, een mooi kijkje in hoe de onderlinge verhoudingen waren. Lidmaatschap kende men niet, een instituut en dure kerkgebouwen evenmin. Men kwam eenvoudig samen in huizen. Rond een Goed bericht dat zich als een lopend vuurtje verspreidde. Dat was de kracht en daarin was men hartelijk met elkaar verbonden. 444

1 Korinthe 16:21 – een eigenhandige groet De groet met mijn hand: van Paulus. Uit deze opmerking kunnen we opmaken dat Paulus deze brief niet zelf heeft geschreven maar dicteerde. Aan wie hij het dicteerde wordt niet vermeld, maar mogelijk dat het Sosthenes was, 1Kor.1:1 die immers met Paulus de afzender is van deze brief. Ook van de Romeinen-brief weten we dat deze door Paulus werd gedicteerd en dat het ene Tertius was die de brief op schrift stelde. Rom.16:22 hij met zulke grote letters schreef. Gal.6:11 en dat zou tevens kunnen verklaren waarom De persoonlijke brief Waarom Paulus dicteerde en niet zelf schreef, is niet met zekerheid te zeggen. In de Galaten-brief krijgen we de indruk dat er iets mankeerde aan zijn ogen, Gal.4:15 aan Filemon schreef hij (in ieder geval voor een deel) eigenhandig. Filem.19 Uit 2 Tessalonika 3:17 weten we dat Paulus elke brief eigenhandig ondertekende. Zodat iedereen kon weten dat de brief daadwerkelijk van hem afkomstig was. Elders wordt deze eigenhandige afsluiting van de brief uitdrukkelijk genoemd. Kol.4:18 Het eigenhandige schrift diende als waarmerk van de afzender. Want ook in die dagen gingen brieven rond die zogenaamd van Paulus waren, 2Tes.2:2 maar vervalsingen waren (> pseudepigrafen). Fake, namaak en imitatie, het is van alle tijden. Blijf wakker! 445

1 Korinthe 16:22,23 – anathema, maranatha Indien iemand niet houdt van de Heer, laat het zijn anathema, maranatha. De genade van de Heer Jezus zij met jullie. Maranatha (Hebreeuws) is, net als anathema (Grieks), een banvloek (mara = vloek, ata = jij bent; vergelijk Maleachi 3:9). Paulus is niet kwistig met het uitspreken van zulke termen. De meeste vertalingen zeggen zoiets als “laat hem zijn anathema …”. Maar omdat het Grieks hier geen geslacht heeft mag het ook onzijdig (“het”) worden opgevat. Het anathema slaat dan niet op iemand, maar op het niet houden van de Heer. In Galaten 1:8,9 spreekt Paulus zijn anathema uit over een ‘evangelie’ dat afwijkt van wat hijzelf had verkondigd. Daarvan zegt hij: dat is geen ‘evangelie’ omdat het van de genade van Christus afbrengt. In de naam van het Evangelie, wordt de genade teniet gedaan. Bedenk daarbij dat in de kerkgeschiedenis dit type prediking, de officiële kerkleer is geworden. Maar Paulus aarzelt niet zo’n boodschap een vloek te noemen! Als de genade in het geding is, is elke concessie uit den boze. Ook in ons vers staat het anathema tegenover de genade. Genade is de remedie. Wie deze genade (= om niet!) erkent, gaat van harte van de Heer houden! 446

1 Korinthe 16:23,24 – genade als sluitstuk De genade van de Heer Jezus is met jullie. Mijn liefde is met jullie allen, in Christus Jezus. Dit zijn de laatste woorden van de brief. Het is heel karakteristiek voor Paulus om zo af te sluiten. In al zijn brieven, niet één uitgezonderd, eindigt hij met de genade van de Heer die met zijn lezers is. Niet eens aanvoegende wijs (“zij met jullie allen”) – maar als een vaststelling. Paulus is er zeker van dat de genade waarmee hij hen had bekend gemaakt, met hen zou zijn. Genade is de clou van het Evangelie dat hij predikte onder de natiën. Het is de reddende genade GODS die aan alle mensen is verschenen! Maar genade, vreugde om niet, is ook de solide grond waarop we kunnen staan en wandelen en dat ons voortdurend uitzicht geeft, zó groots! Om dat te beleven is het van vitaal belang om bij die GENADE te blijven. Niet voor niets hamert Paulus daar telkens weer op. Paulus uit zijn liefde voor de Korintiërs, maar die werd niet gevormd door menselijke sympathieën. Want zulke gevoelens sluiten sommigen in en anderen weer uit. Nee, Paulus’ liefde is “in Christus Jezus” en dus met hen allen! 447

goedbericht.nl GoedBericht wijst op de ene GOD, Die alles beschikt en bij Wie nooit iets mis gaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen. Omdat GOD nooit laat varen de werken van Zijn handen! Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus dit als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf. Eerder uitgebracht door Stichting GoedBericht: Ongekende Hoogte De Efeze-brief, vers voor vers besproken Auteur: André Piet 220 Pagina’s Eerste druk: Mei 2021 ISBN 978 94 6266 486 9 449

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150
  151. 151
  152. 152
  153. 153
  154. 154
  155. 155
  156. 156
  157. 157
  158. 158
  159. 159
  160. 160
  161. 161
  162. 162
  163. 163
  164. 164
  165. 165
  166. 166
  167. 167
  168. 168
  169. 169
  170. 170
  171. 171
  172. 172
  173. 173
  174. 174
  175. 175
  176. 176
  177. 177
  178. 178
  179. 179
  180. 180
  181. 181
  182. 182
  183. 183
  184. 184
  185. 185
  186. 186
  187. 187
  188. 188
  189. 189
  190. 190
  191. 191
  192. 192
  193. 193
  194. 194
  195. 195
  196. 196
  197. 197
  198. 198
  199. 199
  200. 200
  201. 201
  202. 202
  203. 203
  204. 204
  205. 205
  206. 206
  207. 207
  208. 208
  209. 209
  210. 210
  211. 211
  212. 212
  213. 213
  214. 214
  215. 215
  216. 216
  217. 217
  218. 218
  219. 219
  220. 220
  221. 221
  222. 222
  223. 223
  224. 224
  225. 225
  226. 226
  227. 227
  228. 228
  229. 229
  230. 230
  231. 231
  232. 232
  233. 233
  234. 234
  235. 235
  236. 236
  237. 237
  238. 238
  239. 239
  240. 240
  241. 241
  242. 242
  243. 243
  244. 244
  245. 245
  246. 246
  247. 247
  248. 248
  249. 249
  250. 250
  251. 251
  252. 252
  253. 253
  254. 254
  255. 255
  256. 256
  257. 257
  258. 258
  259. 259
  260. 260
  261. 261
  262. 262
  263. 263
  264. 264
  265. 265
  266. 266
  267. 267
  268. 268
  269. 269
  270. 270
  271. 271
  272. 272
  273. 273
  274. 274
  275. 275
  276. 276
  277. 277
  278. 278
  279. 279
  280. 280
  281. 281
  282. 282
  283. 283
  284. 284
  285. 285
  286. 286
  287. 287
  288. 288
  289. 289
  290. 290
  291. 291
  292. 292
  293. 293
  294. 294
  295. 295
  296. 296
  297. 297
  298. 298
  299. 299
  300. 300
  301. 301
  302. 302
  303. 303
  304. 304
  305. 305
  306. 306
  307. 307
  308. 308
  309. 309
  310. 310
  311. 311
  312. 312
  313. 313
  314. 314
  315. 315
  316. 316
  317. 317
  318. 318
  319. 319
  320. 320
  321. 321
  322. 322
  323. 323
  324. 324
  325. 325
  326. 326
  327. 327
  328. 328
  329. 329
  330. 330
  331. 331
  332. 332
  333. 333
  334. 334
  335. 335
  336. 336
  337. 337
  338. 338
  339. 339
  340. 340
  341. 341
  342. 342
  343. 343
  344. 344
  345. 345
  346. 346
  347. 347
  348. 348
  349. 349
  350. 350
  351. 351
  352. 352
  353. 353
  354. 354
  355. 355
  356. 356
  357. 357
  358. 358
  359. 359
  360. 360
  361. 361
  362. 362
  363. 363
  364. 364
  365. 365
  366. 366
  367. 367
  368. 368
  369. 369
  370. 370
  371. 371
  372. 372
  373. 373
  374. 374
  375. 375
  376. 376
  377. 377
  378. 378
  379. 379
  380. 380
  381. 381
  382. 382
  383. 383
  384. 384
  385. 385
  386. 386
  387. 387
  388. 388
  389. 389
  390. 390
  391. 391
  392. 392
  393. 393
  394. 394
  395. 395
  396. 396
  397. 397
  398. 398
  399. 399
  400. 400
  401. 401
  402. 402
  403. 403
  404. 404
  405. 405
  406. 406
  407. 407
  408. 408
  409. 409
  410. 410
  411. 411
  412. 412
  413. 413
  414. 414
  415. 415
  416. 416
  417. 417
  418. 418
  419. 419
  420. 420
  421. 421
  422. 422
  423. 423
  424. 424
Home


You need flash player to view this online publication