6

COLUMN Gek op groot De gelukkige tuinman Edwin Oden is psycholoog en tuinman. Hij schrijft iedere maand een column voor Groei & Bloei. “Hoe groot is die van jou?” Dat is vaak een van de eerste vragen die tuiniers elkaar stellen als ze kennismaken. Een grote tuin wekt ontzag onder ons, groenvolk. Het eerste wat we dan stiekem denken, is: jeej, wat een onderhoud. Meteen daarna voelen we een vleugje jaloezie: alles is hier zo spic en span, geen uitgebloeide roos te bekennen, en die tuineigenaar loopt er zo ontspannen bij, verdorie hoe doet-ie dat toch? Daarna geven we ons over aan puur genot. Misschien zijn we wel zo gebiologeerd door grote tuinen omdat het onze diepste fantasie is door een eindeloze tuin te struinen, van vurige border naar romantische vijver, van beschutte berceau naar eeuwenoude eik, van idyllisch zitje naar dat schattige bruggetje in de verte: de natuur als vriendelijk landschap waar we ons honderd procent veilig en op onze plek wanen. Misschien doen grote tuinen ons ook zoveel omdat we statusgevoelig zijn. Want hoe groter en mooier de tuin, hoe rijker en machtiger de eigenaar. Zo is tuinieren ooit begonnen, lang voordat we allemaal de middelen kregen ons eigen lapje grond te kunnen bezitten: als uitgestrekte paleistuinen die dienden als uitstalkast van de rich and famous - tuinen waar je je als bezoeker vanzelf klein ging voelen. Eigenaren van hedendaagse grote tuinen zijn vaak enorme doeners. Ze weten niet van ophouden, meegesleurd als ze zijn door het tuinvirus. Laatst was ik te gast bij een aardig echtpaar in Brabant. Ze hadden een loeier van een tuin om hun huis, duizelingwekkend veel vierkante meters, waar veel moois en liefde in zat. Spontaan liep ik er te ‘oh’-en en ‘ah’-en, en ik voelde weer die bekende vleugjes ontzag en jaloezie. De vrouw van het stel onthulde dat zij en haar man elke dag in de tuin werken en nooit op vakantie gaan, want dat zou tuinlief niet trekken. Als collegatuinder begreep ik dat subiet. Maar wie schetste mijn verbazing: de vrouw vertelde trots dat ze er een gigantisch stuk van het naastgelegen weiland bij hadden gekocht. Daarmee gingen ze hun tuin nu nóg groter maken. Ze excuseerde zich voor het feit dat het aangeplakte perceel er nog een beetje kaal uitzag, maar de structuur was al te zien, de eerste jonge boompjes waren zojuist aangeplant. Ze hield van groots uitpakken, deze dame, dat hoorde ik aan het enthousiasme waarmee ze sprak over tuinieren. Maar ik merkte ook aan haar dat ze niet stil kan zitten: dat hoefde ze met haar nu extra grote tuin echt nooit meer. Ik kan me voorstellen dat grote tuinen in allerlei belangrijke behoeften voorzien, maar toch wil ik hier een lans breken voor de kleine tuin. Die verdient een even hoog voetstuk. Klein is namelijk ook heel fijn. Een kleine tuin kost bijvoorbeeld stukken minder, in velerlei opzicht. En je kent er elke centimeter, je raakt intiem bevriend met de details. Hij dwingt je ook tot keuzes, en, niet onbelangrijk: tot ophouden, in een gemakkelijke stoel gaan zitten en je openstellen voor alles wat is. Niet doen, maar zijn - dat levert ook heel veel moois op.

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication