1041

Hoofdstuk 34. Nietzsche en het Nooitgemaakte Nietzsche stelt dat het bewustzijn van het volk veel te oppervlakkig is, ook de innerlijke wereld, dat het allemaal slechts uiterlijkheden zijn. De mens kent de dieptes niet. Alles is georganiseerd, geschematiseerd en versimpeld. Nietzsche stelt dat plezier en geluk een bepaalde pijn is. Daarbij kunnen we ook stellen dat het een bepaalde vorm van slavernij tot iets is. De mens moet het leren herkennen als symbolen ergens van, zoals beweging ook een symbool is voor het oog, dat iets gedacht was en gewild werd, iets gevoeld werd. Hij stelt dat het belangrijk is om niet het object direct zelf vragen te stellen over het object, want dan zouden dingen juist verkeerd geinterpreteerd kunnen worden. De mens moet het hogerop zoeken, door met hogere zintuigen te werken. Hegel stelde dat mensen die alles onmiddellijk willen en door het onmiddelijke leven automatisch ook door het onverschillige leven. Het is te direct, men ziet de diepte niet, de tussenstappen niet, en zo wordt de mens dan onverschillig. De mens raakte zo vervreemd van het geestelijke en van zichzelf. Het hogere ras van Nietzsche is een ras van bruten, bruut naar de eenzijdigheid, strijders op het pad van Areta, de hardende oefening, wat ook de godin van de stoïcijnen is. Ze begaan niet de weg van Kakia, wat de weg van de minste weerstand is. Areta gaat door totdat de man het zaad van de eeuwige verdoemenis geeft, wat het verbond is tussen de man en Areta, de checed in het OT. Daarom is het woord 'wreed' ook van Wreta, Areta, afgeleid. Het Nietzscheaanse beeld van de eeuwige verdoemenis is het nihilisme wat uiteindelijk tot leven leidt. De mens heeft zijn bestaan en ideeën zwaar overschat. Daarom moet de mens de eeuwige verdoemenis in op het pad van Areta om los te komen van dit betweterige ego. De eeuwige verdoemenis is in de Nietzscheaanse filosofie niet negatief en vooral niet christelijk. Christenen hebben de eeuwige verdoemenis een hele slechte naam gegeven. Het visioen van Nietzsche over het hogere ras ging over een Dionysische wereld waarin het zelf zichzelf eeuwig herschiep en eeuwig vernietigde, een dualistische wereld met oneindige mogelijkheden voor de middernachts eenlingen op het pad van Areta, de brute planeet, de rode traan. Alleen als de mens de Nietzcheaanse filosofie leert begrijpen kan de mens de nazi overstijgen. Areta staat daar niet als een aaier, maar ze staat daar met een gesel. De mens moet het archetype van Areta leren begrijpen. Het is de gesel van de eeuwige verdoemenis waardoor het zelf zichzelf kan overstijgen. Het is de gesel van het nihilisme. Dit is de weg tot het hogere ras. De man van het hogere ras is aan de voeten van Areta gevallen. De man misbruikt de godin niet. Ze geselt hem totdat hij het zaad van de eeuwige verdoemenis heeft gegeven. Dat is het verbond tussen Areta en de man. Hier moet de ijskoude rede tegenover staan opdat het niet verdraaid wordt, zoals bij de christenen en de nazi's. Het hele Areta verhaal is niets zonder de logos, de rede. Velen hebben hun eigen hedonistische invulling gegeven aan dit verhaal. Areta is in gevecht met de man, en moet de man onderwerpen, anders zal hij haar verdraaien. Het is de strijd van Jakob op Pniël. Zij geselt hem totdat hij gevoelig is voor haar. Deze gesel is beheerst door de rede. Het is een filosofische gesel. Het is de gesel van demonologisch onderwijs. De man is geen persoon, maar een principe, een archetype, wat zich in ieder mens bevindt. Hetzelfde geld voor de vrouw en de godin. Man en vrouw zijn onderdelen van de mens. Haar voeten zijn een beeld van de oorsprong. Als mannen een beeld willen schetsen van een vrouw

1042 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication